Annie van Rijnsoever

Vandaag, 27 oktober 2023, halen we in Leende herinneringen op bij, de op 13.6.1937 in Eindhoven geboren, mevrouw Annie van Rijnsoever.

 

Mijn eerste herinnering aan de oorlogsjaren?

Dat was toen ik, 7 jaar oud,  mijn 1e Communie ging doen. In de Rooms-Katholieke Kerk is dat een feestelijke gelegenheid. Dus moeder moest zien aan stof te komen om voor mij een mooi jurkje te naaien. Daarvoor moest ze bonnen inleveren bij iemand die voor stof zou zorgen.

 

Wat ik ook nog weet is dat midden in Eindhoven een heel groot tankstation werd gebombardeerd. Alles was er door de brand weggevaagd. Als ik er nu langs kom, moet ik daar nog altijd aan denken.

Op diezelfde dag is daar vlakbij ook het Binnenziekenhuis gebombardeerd. (Op 6 december 1942 misten – in wat het Sinterklaasbombardement genoemd wordt -  een aantal Britse bommen hun doel, de Philipsfabrieken. Zij kwamen terecht in het hart van Eindhoven. In totaal vielen daarbij 150 doden en waren er honderden gewonden. J.S.). Mijn vader was bij de EHBO en moest in het ziekenhuis gaan helpen. Daar heeft hij een hoop ellende gezien. Mijn moeder zat met drie kleine kinderen thuis, wat het allemaal extra spannend maakte. Ze vroeg zich af: “Waar  blijf ik dadelijk met de kinderen als hem iets overkomt?”

 

Mijn vader had samen met de buurman voor onze twee gezinnen een schuilkelder gebouwd. Ik denk zo’n tien minuten lopen bij ons vandaan, in het open veld, richting Geldrop. Vlak bij de Rielsedijk. Toen wij daar een keer naartoe renden heb ik de bommen op Geldrop zien vallen. (Op zondag 17 december 1944, drie maanden ná de bevrijding van Geldrop, was er nog een bombardement in de wijk Hoog Geldrop. Boven Geldrop moest een Duits vliegtuig waarschijnlijk zijn lading kwijt. Er kwamen enkele bommen neer bij de kruising Hoog Geldrop en de Genoenhuizerweg, met verschrikkelijke gevolgen voor enkele gezinnen. Er vielen drie doden. De tienjarige Piet van de Ven overleed, net als zijn opa; zusje Riet raakte zwaargewond. J.S.). Mijn jongste zusje, Marietje, was toen een baby. Mijn moeder pakte het kind uit de kinderwagen toen we bij de schuilkelder aankwamen en gooide haar daar snel naar binnen, in het stro dat er op de vloer lag. Ik vond dat zó raar en heb nooit kunnen begrijpen wat ik zag gebeuren.

 

Vader had in de crisistijd – in 1935 - werk kunnen vinden bij Philips.

Mijn ouders kwamen uit Utrecht, waar hij voordien werkte als koperslager-ciseleur bij de firma Brom, gespecialiseerd in edel- en siersmeedkunst voor de Rooms-Katholieke Kerk. Hij maakte o.a. de koperen versiering voor de communiebank in de kerk van Strijp (Eindhoven), een groot aantal kruiswegstaties en nog veel meer. Toen de communiebank werd afgebroken, hebben zijn zes kinderen ieder een deel van de koperen versieringen gekregen, die vader daarvoor gemaakt had.

 

Ik weet nog dat vader in het bos hout ging halen voor de kachel.

Hij maakte ook ijzeren klemmetjes, schuifspeldjes, waarmee bij meisjes strikken in de haren werden vastgezet. Die houdertjes ruilde hij bij de boeren voor melk.

Ik herinner me ook nog dat er zilverpapier uit vliegtuigen werd geworpen. (actie van de geallieerden om de Duitse radar te misleiden. J.S.). Wij verzamelden dat voor een goed doel.

 

’s Zondags gingen mijn ouders naar de kerk. En dan zeiden ze tegen mij: “Als er luchtalarm is, dan gaan jullie met z’n tweeën onder in de aanrechtkastjes zitten”. Ons pap zei dan: “Die aanrecht houdt wel wat tegen”.

 

Moeder kreeg van de oma’s ook lange onderbroeken, die de opa’s toen droegen en van die hele lange hemden. Daar maakte ze kleren voor ons van. Mijn vader tekende dan iets op die stof en daaroverheen deed moeder weer iets borduren. Dan hadden wij heel aparte kleding aan. En daarmee gingen wij heel netjes naar opa en oma in Utrecht om te laten zien wat ze ervan gemaakt hadden.

 

Er was geen eten te krijgen. Maar we hadden na de bevrijding toch evacués voor een paar maanden, drie dames uit Tiel. Wij kregen daar eten voor uit de gaarkeuken.

Mijn moeder zette eerst dat eten uit de gaarkeuken op tafel om samen te delen en daarna deelden we ook weer met z’n allen wat ze voor ons zelf gekookt had.

De drie dames gingen op een gegeven moment uit met Engelsen, die ook bij ons thuis kwamen. Dat was heel gezellig. In een laadje onder onze tafel lagen woordenboekjes om ons verstaanbaar te maken. Met Kerst werden mijn broer en ik, de twee oudsten, voor een Engels kerstdiner uitgenodigd, dat gehouden werd in onze meisjesschool. Dat was een verwennerij.

 

Ik moest eens op de twee kleintjes passen, terwijl mijn ouders een keer een straat verderop gingen kijken waar vrouwen kaal geschoren werden. Ik moest thuis blijven en mocht niet uit bed komen, was me gezegd. Maar ik ben toch stiekem met mijn zusje en mijn broertje naar beneden gegaan en naar buiten gelopen. Toen zagen wij ook wat er gebeurde.

Bij de bevrijding verfde ons mam al onze schortjes en strikken oranje.

Toen wij in 1947 binnen Eindhoven verhuisden naar het stadsdeel Strijp, was daar ook nog een schuilkelder achter ons huis.

 

Interview: J. (Sjef) Smeets          

Bij de eerste communie