Märtha van der Werf

Opgemaakt door J. (Sjef)Smeets

Vandaag, 9 januari 2023, haalden we in Veldhoven herinneringen op bij mevrouw Märtha van der Werf, geboren op 4 september 1935, als tweede kind in het gezin. Er was toen al een zoontje en na haar kwamen nog drie dochtertjes, waarover straks meer.

 

Moeder heeft ooit alles zorgvuldig opgeschreven voor Märtha. Maar die hoeft het vandaag niet bij citeren te laten. Veel herinnert ze zich zelf ook nog.

Zij vertelt een indrukwekkend verhaal, met heel andere belevenissen dan wat we doorgaans te horen krijgen en vastleggen.

 

Toen de oorlog uitbrak woonde moeder met vijf kinderen in een bovenwoning bij het Amsterdamse Vondelpark. Vader was vertrokken.

Moeder was koningsgezind, maar vader was door zijn nieuwe relatie lid geworden van de NSB. Hij is daar actief lid van gebleven tot aan zijn arrestatie in 1945. Zijn keuzes hebben moeder en de kinderen onnoemelijk veel ellende berokkend. Deels zelfs met fatale afloop.

 

Vader hing thuis een pamflet van zijn voorman, NSB-leider Mussert, voor het raam, tegen de uitgesproken wil van moeder in. Dat affiche heeft haar samen met de kinderen na de bevrijding in de zwaarste omstandigheden doen belanden.

 

Het zoontje van negen werd, zoals veel kinderen van NSB-ers, door hem in 1943, ook weer tegen moeders’ wil in, gedwongen bij de Nationale Jeugdstorm te gaan. Voor velen het beoogde voorland van de Nederlandse Arbeidsdienst of de Waffen SS. Maar zover is het bij Märtha’s broertje niet gekomen.

 

Moeder verschafte sinds het begin van de oorlog onderdak aan twee dames, die later Joods bleken te zijn. Op 1 november 1943, de dag van het bombardement, dat bedoeld was voor het Duits lazaret, werd door een misser deels ook het Wilhelmina Gasthuis verwoest. Die dag kwam mijn vader terug. Samen met mensen van de Wehrmacht, die drie kamers vorderden voor hoge Duitse officieren.

 

Ik werd eens voor boodschappen naar de kruidenier gestuurd. Het regende en ik had geen jas aan. Gevolg: dubbele longontsteking. Toen mijn moeder de dames vroeg waarom ze niet zelf die boodschappen waren gaan doen, bekenden ze dat ze Joods waren. Toen werd het levensgevaarlijk voor hen, maar ook voor ons. Mede omdat mijn vader af en toe ook nog eens binnen wipte en die officieren er waren. Dus moeder besloot de dames te helpen vluchten. Dat kon door de situatie in toenmalige Amsterdamse woonblokken. Die hadden allemaal een triplex deurtje op zolder. Dat kon je kapot drukken en dan kon je daarboven het hele huizenblok door lopen. Een vluchtroute, bedoeld om te gebruiken bij brand. Ze had de dames uitgelegd: “Als jullie nu gaan, kun je op dat adres er uit”. Zo hebben de vrouwen ook overleefd.

 

Begin september 1944 kwam vader weer eens thuis, deze keer met in zijn kielzog de SS. Moeder werd gedwongen op 5 september, Dolle Dinsdag, naar Duitsland te vluchten. Dat wilde ze niet, want ze had niets op haar geweten. Maar ze werd onder dwang van de SS naar het Centraal Station gebracht, waar ze met haar vijf kinderen opging in de massa van duizenden op een vluchttrein wachtende mensen. Moeder stond toen al op een wachtlijst voor een zware operatie. Eerst ging het naar Ritterhude in de Duitse deelstaat Nedersaksen, waar ze overvallen werden door groot alarm. Vervolgens reisden ze door naar Walsrode, gelegen tussen Hannover en Bremen, waar ze in de gymzaal van een Hochbauschule bij elkaar werden gedreven. Moeder verdween er vrijwel direct naar het ziekenhuis voor de operatie, waar ze in Nederland al op wachtte. In die tijd nam een vrouw van de Arbeitseinsatz de zorg voor de kinderen op zich. Moeder bleek op een gegeven moment zelfs stervende. Haar chirurg zocht toen adoptiemogelijkheden voor de vijf kinderen. Märtha weigerde zich bij een ouder echtpaar te laten onderbrengen, omdat  ze bij haar moeder wilde blijven. Haar broertje, toen 10 jaar oud, meldde zich bij een bakker waarvoor hij brood moest rondbrengen met  een kruiwagen. Bij een boer groef hij een gat in een hooimijt om zijn zusjes in te verstoppen. ‘s Avonds nam hij ze weer mee terug naar de drukke gymzaal voor het eten: vieze koolsoep met wurmen er in.

 

Moeder herstelde. Ze had van alles meegenomen op de vlucht, maar geen winterjas. Daarom kreeg ze een bontjas aangeboden van een SS-echtgenote. “Diens man had in Arnhem zelfs twee van die jassen buit gemaakt, dus ze kon er wel een missen”. Maar dat weigerde moeder.” Ik vroor nog liever dood”.  

 

Op een gegeven moment zocht de Waffen SS bij de vluchtelingen naar jongetjes vanaf 13 jaar voor een opleiding bij de Hitlerjugend. Märtha’s  broertje was gelukkig pas 11.

 

Dan komen we bij de bevrijding van Nederland. In februari of maart 1945 komt moeder met de kinderen in een overvolle Rode Kruistrein terug in ons land. Op Amsterdam-Centraal worden ze met rot fruit bekogeld en vervolgens overgebracht naar Groningen. Ze komen daar voorlopig allemaal goed terecht, totdat de politie aan de deur verschijnt en ze weer worden meegenomen. Nu gaat het naar een boerenschuur, De Kroon geheten, in Oude Pekela, waar ze hun ruimte zelf moeten afbakenen met hooibalen. Moeder ontfermt zich er nog over een oorlogswees van 12 jaar. Er is tekort aan water. Dus krijgt ze daar maar één diep bord van om de vier kinderen mee te wassen.

 

Van Oude Pekela worden ze terug gebracht naar Amsterdam, waar vandaan moeder op 1 juni 1945 wordt ondergebracht in haar eerste interneringskamp, het KNSM-gebouw aan de Levantkade. Daarna volgen nog twee kampen, in Hoorn en in Castricum.  De kinderen zitten in Heideheuvel, een oude tbs-kliniek te Hilversum, samen met 350 lotgenootjes.

 

Het ergste moet dan nog komen. Märtha is er voor naar het Nationaal Archief in Den Haag gegaan en heeft daar de dossiers van haar vader en ook van haar moeder doorgenomen.

Daarbij blijkt dat van met de bezetter in enig verband gebrachte landgenoten, als hun terecht een veroordeling wachtte, naar de Rechtbank gingen. Dus ook hun vader.

Moeder kwam voor het Tribunaal, waar men vasthield aan een beschuldiging, omdat het affiche van Mussert voor haar raam hing, toen vader daar al niet meer verbleef. Hij had zijn toenmalige echtgenote, op straffe van haar nek te zullen breken, verplicht het portret te laten hangen. Moeder ging, veroordeeld tot 16 maanden naar een oude gevangenis, toen een vrouwenkamp te Vught. Als ze op de appelplaats een keer haar lange haar uit de ogen wrijft, wordt dat uitgelegd als ’’een signaal afgeven’’. Daar volgde een straf bij wijze van voorbeeldstelling op: enkele dames moeten samen met moeder zogenaamd haar graf graven, waarbij een bewaker over haar heen schoot. Moeder raakte in de consternatie bewusteloos en viel in het gat. Ze werd toen naar het lijkenhuisje gebracht, waar ze weer bij kwam.

 

Ze wist toen niet waar haar kinderen waren. Die werden opgespoord door een dominee. Hij gaf bovendien geld om de kinderen te bevrijden uit Heideheuvel. Moeder werd vervroegd vrij gelaten. Wel is haar het kiesrecht ontnomen. Bij thuiskomst blijkt hun oude woning aan het Vondelpark leeggeroofd en verhuurd.

 

Bij het begin van dit verhaal schreven we over deels fatale afloop.

De kinderen, met uitzondering van Märtha, verbleven namelijk variërend van 1,5,  14 en 30 jaar in psychiatrische instellingen. Twee van hun maakten zelf een einde aan hun leven. Moeder is toch nog 77 jaar geworden.

 

Märtha  heeft  de andere kant van het leven in psychiatrische instellingen gekend. Ze werkte gedurende 33 jaar als vrijwilliger. Op basis van moeders’ gedetailleerde aantekeningen heeft zij een script voor een TV-serie geschreven. Omdat  haar eigen kinderen er niet in geïnteresseerd bleken heeft ze alle, zo zorgvuldig in het Nationaal Archief geverifieerd, materiaal recentelijk toch maar opgeruimd.

 

Bij de geboorte werd zij vernoemd naar de Noorse Prinses Märtha. Ze kreeg echter allesbehalve een prinsessenleven. Maar zij besluit ons gesprek, ondanks ernstige gezondheidsklachten, met: “Ik heb mijn moeders’ ruggengraat”. Dat lijkt geenszins een overdreven vaststelling.