Annie van Rosmalen

Interview met Annie van Rosmalen (96)

Door: Petra Bontje

 

Op een zonnige zaterdag in mei fiets ik naar Heesch voor een interview met de 96‑jarige Annie van Rosmalen. Even later zit ik op de bank van haar lichte woonkamer. Verzorgende Monique, die mij eerder heeft benaderd voor dit interview (‘mevrouw heeft zulke mooie verhalen’), heeft ons verwend met een groot stuk nougatine taart. Op de televisie zien we Charles III die in een hobbelkoets op weg is om gekroond te worden tot koning van Engeland. Een bijzondere dag voor het luisteren naar bijzondere herinneringen.

 

Het distributiekantoor in Oss en vervalste bonnen

‘Ik ben geboren in 1926. Samen met drie andere meisjes uit Heesch, ging ik in 1942 als zestienjarige werken op het distributiekantoor in Oss. De secretaris van dat kantoor had gevraagd of ze vier dames konden gebruiken, omdat we anders opgehaald werden om op vliegveld Volkel of Nistelrode aardappels te schillen en groente schoon te maken voor de Duitsers.’

Zowel de vader van mevrouw van Rosmalen als de secretaris van het distributiekantoor, mijnheer P. Gerrits, waren actief in het lokale verzet. Via de distributiedienst werden niet alleen bonkaarten voor Oss en omgeving gemaakt en verspreid, maar werd er ook voor gezorgd dat onderduikers distributiebonnen ontvingen.

’In het begin heb ik aan het loket gezeten. De mensen konden bonnen komen halen tegen inlevering van een andere bon. Die werd dan geldig verklaard en dan kon je daarmee bonnen kopen voor bijvoorbeeld brood of boter. Elke maand vervalste ik ook een aantal bonnen voor onderduikers. Ons pap en mijn broer Theo (tien jaar oud) brachten de vervalste bonnen naar de onderduikers. Ze hadden een speciale klop op de deur, zodat de onderduikers wisten wie er aan de deur stond. Een kind, zoals onze Theo, valt natuurlijk ook niet op. Voor mijn vader was het wel spannend om z'n kinderen dit werk te laten doen.’

 

Overval op kist met bonkaarten

‘Later heb ik op de buitendienst gezeten om omliggende plaatsen van bonkaarten te voorzien. Op de fiets gingen we dan naar plaatsen als Lithoijen, Oijen en Geffen. We mochten niet zonder begeleiding fietsen, vier politieagenten fietsten met ons mee.’

‘Op een rit naar Nuland ging het echter helemaal anders. We waren dit keer vanuit Oss vertrokken zonder politie. Normaal reden er twee agenten voor ons en twee achter, maar die waren er die dag niet. De distributiebonnen zouden we uitgeven in het gemeentehuis. Ik zat net de bonnen te tellen, toen er twee mannen met revolvers binnenstormden. Ze namen de kist met bonkaarten mee en reden weg op een tandem. Mijn baas, meneer Kuis, heeft de Sicherheidsdienst gewaarschuwd. In de tussentijd mocht niemand weg. Toen de Sicherheidsdienst kwam, moesten we met onze handen omhoog tegen de muur staan. Mijnheer Kuijs moest opschrijven wat er allemaal gebeurd was. Die avond was ik pas om een uur of zes thuis.’

‘Van ons mam kreeg ik toen nog op mijn donder dat ik zo laat thuis was,’ grinnikt mevrouw. ‘Dat vergeet ik nooit meer.’ (Alle drie lachen we hartelijk.) ‘Ons mam was zo kwaad op mij. Op zaterdagmiddag hielp ik namelijk altijd mee op de boerderij van opoe. Die zaterdag kon dat natuurlijk niet meer, want ik was veel te laat thuis. Later heeft ons mam gehoord wat de reden was dat ik zo laat was.’

‘Naderhand hebben de overvallers de bonnen die ze over hadden teruggegeven. Ze hadden de hele kist met textielbonnen en voedselbonnen meegnomen, maar hadden niet alles nodig. Ze hebben ons pap gewaarschuwd en die heeft de kist toen opgehaald.’

Genietend prikken we nog een stukje nougatine taart aan de vork en concluderen dat het eigenlijk een oprechte diefstal was van de verzetsmensen, een Robin Hood actie. Mevrouw vertelt verder.

 

Driedaagse slag bij Heesch (25, 26, 27 september 1944)

‘Toen de oorlog (voor het zuiden) op zijn einde liep, was het uitkijken als je naar huis ging. Op een dag pakte ik mijn fiets bij het kantoor en fietste ik naar huis. Op ‘Het Kruispunt’ (kruispunt van de wegen Grave-Den Bosch en Oss-Nistelrode) waren Duitsers en Engelsen tegen elkaar aan het vechten. Ik moest daar de weg oversteken en had nergens erg in. Toen riep de groenteboer tegen me: Annie, je moet maken dat je wegkomt, anders schieten ze je dood.’

‘Ik heb mijn fiets midden op straat laten liggen en ben ons huis binnengegaan. Daar was echter niemand meer, ze waren allemaal gevlucht. Bij een boerderij bij de Wijst heb ik ze gevonden. We zijn daar blijven slapen in het hooi. ‘s Ochtends had de boerin de tafel gedekt en voor ons allemaal brood gesmeerd. Daarna zijn we lopend naar Loosbroek gegaan. Daar heeft ons pap met de buurman een schuilkelder gegraven, een gat met een plank erop. De koeien stonden allemaal in de wei te loeien, die waren naturlijk niet gemolken. Mijn vader en een buurman zijn ze gaan melken, zodat onze moeder pap voor ons kon maken. Ook plukten we appels uit de boom om te eten’

‘Na een paar dagen zijn ons pap en ik naar huis gefietst. Overal lagen dode mensen, dat was zo akelig, dat vergeet je nooit meer. Ons huis zat helemaal vol Engelsen, er zaten allemaal gaten in de muur. Ons pap vroeg hen wanneer we terug naar ons huis zouden kunnen. De Engelsen zeiden tegen hem dat ze zo vlug mogelijk een andere plek zouden zoeken Ze hebben toen in het café van Jantje Verhooij, naast Jan de Kuijper, onderdak gekregen. De moffen schoten elk huis in brand toen ze zich terugtrokken, veel boerderijen brandden toen af.’

 

Samenwerken met Joodse collega’s bij farmaceut Organon

‘Mijn vader werkte veel samen met Joden. Hij was ‘uitvinder’ bij Organon. Een keer is hij met de trein naar Westerbork geweest om een pakje voor een Joodse familie uit Oss te bezorgen. Hij was nog nooit met de trein geweest. In Westerbork is hij nooit aangekomen. Toen hij op station Utrecht arriveerde, is hij meteen weer omgekeerd. Misschien waren het zenuwen.’

‘Een keer toen ik thuiskwam was er een vreemde man, een Jood die mijn vader vroeg of hij spullen voor hen wilde bewaren, want ze waren opgeroepen. Mijn vader beloofde dat hij er goed voor zou zorgen. Die mensen zijn helaas nooit meer teruggekomen. Een andere man kwam later hun spullen ophalen. Het was een pakketje met prachtig beddengoed, dat weet ik nog’

 

Mobilisatie

‘Mijn moeder zei tegen mij: ‘Annie, ik ga ons pap zoeken.’ Voor de oorlog begon was hij in militaire dienst. Ze zei tegen me: ik ga ons pap zoeken, zorg jij goed voor de kinderen? Ze is weggefietst, maar wist niet of ze nu rechts- of linksaf moest. Onderweg is ze toen naar een oom van ons gefietst en heeft gevraagd of hij mee wilde gaan. Samen zijn ze toen op een tandem richting Rotterdam gefietst. Halverwege vroegen ze voorbijgangers: ‘Hebben jullie hier soldaten gezien? Uiteindelijk zijn ze in Rotterdam terechtgekomen en daar was ons pap, puin aan het ruimen, want Rotterdam was net gebombardeerd.’

 

Herinneringen delen op basisschool

Aan het eind van het interview, vertelt mevrouw van Rosmalen dat ze onlangs op een basisschool in Oss over de oorlog heeft verteld.

‘Het was muisstil in de klas, zo mooi vonden ze het,’ vertelt ze. ‘Ik zei: als jullie iets te vragen hebben, dan steek je je vinger maar op. Meteen gingen er vele vingers omhoog. Toen ik wegging klapten ze allemaal.’

De medewerkers van de Distributiedienst in Oss

De dames uit Heesch die in 1942 bij het distributiekantoor gaan werken in Oss, Annie van Rosmalen is de eerste van links