Irmgard de Haan - de Levie

"Dit heeft mijn vader het leven gered, want elke week als de transportlijsten klaar waren en mijn vaders naam kwam er op voor zei kampcommandant Gemmeke: ”Nee, De Levie niet, die heb ik hier nodig!” 

Door: Bas Ravenshorst

Op zaterdag 21 juli is Bas Ravenshorst bij mevrouw Irmgard de Haan - de Levie langs geweest. Irmgard is op 23 februari 1935 geboren in het Duitse Wilhelmshaven. Haar vader was Jood, dit is van grote invloed geweest op hoe zij als kind de oorlogsjaren heeft beleefd. Terwijl Irmgard begint te vertellen haalt ze een bruine envelop tevoorschijn met daarin het uittreksel van het persoonsbewijs van haar vader toen hij in kamp Westerbork vast werd gezet.

“Toen de dreiging voor Joden in Duitsland ernstige vormen begon aan te nemen ben ik samen met mijn ouders naar Nederland vertrokken. Mijn opa was van oorsprong Nederlands en was naar Duitsland verhuisd, maar had zijn Nederlandse nationaliteit nooit opgegeven. Hierdoor waren zijn zonen ook automatisch Nederlander. 

Wij zijn in Groningen aan de Van Speijckstraat 25a gaan wonen. In Duitsland was mijn vader veehandelaar, maar vanwege zijn Joodse achtergrond kon hij helaas later in Nederland niet meer aan het werk. Daarom is hij op een gegeven moment illegaal bij een visafslag aan werk gekomen. Hier heeft hij veel geleerd over het schoon maken en bereiden van vis. Mijn vader was altijd erg ambitieus en al snel kocht hij een grote handkar. Via zijn contacten bij de visafslag kocht hij vis in die hij vervolgens weer verkocht op de markt in Groningen. Later is de vergunning om te handelen op naam van mijn moeder gezet, zij was geen Jodin. 

Het moment dat de Duitse dreiging voor Joden ook merkbaar werd in Nederland kan ik me nog goed herinneren. Ik was samen met mijn moeder op een ochtend naar een kiosk geweest om een krant en sigaretten te halen. Toen we weer terug kwamen was mijn vader bezig om het naambordje bij de deur weg te halen met een schroevendraaier. Waarom doe je dat pappa? Vroeg ik, “het is oorlog kind” zei hij. Dit is toch wel een gebeurtenis die mij altijd is bij gebleven. 

In 1942 werd mijn vader te werk gesteld in Havelte waar de Duitsers een vliegveld wilden aanleggen. In de weekenden was hij vrijgesteld van werk en verbleef hij bij een boer waar hij ook bezoek mocht ontvangen. Ik ben daar één keer met mijn moeder per trein heen gereisd. Het zou bij die ene keer blijven want tijdens de eerste reis werd de trein bij Beilen beschoten door vliegtuigen. Na een tijd is hij helemaal vrijgesteld van werk en kwam hij weer terug in Groningen bij ons gezin. Iedereen was blij dat hij terug wijs. Hij was een graag geziene man in de buurt en iedereen maakte altijd wel een praatje met hem. 

Op een avond in 1943, enkele weken nadat hij van Havelte thuis was gekomen en mijn ouders op het punt stond om naar bed te gaan, werd er aangebeld. De SD stond voor de deur en kwamen naar boven om mijn vader mee te nemen. Hij mocht geen veters in zijn schoenen en zelfs geen riem om zijn broek omdat ze bang waren voor ontsnapping. Hij werd overgebracht naar het Scholtenhuis. Mijn moeder is direct de volgende ochtend naar het Scholtenhuis gegaan met een set schone kleren, maar mijn vader was al overgebracht naar Westerbork. De volgende dag is ze daarom op de fiets van Groningen naar Kamp Westerbork gefietst om alsnog de kleren af te geven voor mijn vader. 

Omdat mijn vader in Duitsland veehandelaar was, wist hij hoe hij een paard moest mennen. In het kamp werd gebruik gemaakt van een paard, genaamd Polly. Hiermee moest hij ook buiten het kamp dingen voor de commandant ophalen. Er was niemand anders die dit kon. Dit heeft mijn vader het leven gered, want elke week als de transportlijsten klaar waren en mijn vaders naam kwam er op voor zei kampcommandant Gemmeke: ”Nee, De Levie niet, die heb ik hier nodig!”. 

Later bleek dat via Westerbork twee van zijn broers met hun echtgenotes en een zoontje van 5, alsmede zijn moeder naar Sobibor in Polen te zijn getransporteerd. Ze zijn bij aankomst meteen vergast. 

Op het moment dat mijn vader in Westerbork zat heeft mijn moeder de vishandel overgenomen. Hier was het op een gegeven moment zo druk dat mijn moeder bijna verdrukt werd door de mensen die vis wilden hebben. Ik was zo bang dat ze haar wat aan zouden doen dat ik, een klein meisje, naar het dichtstbijzijnde politiebureau ben gerent en de dienstdoende agent smeekte om mijn moeder te helpen! Deze agent is gelijk op zijn motor gesprongen en heeft er voor gezorgd dat de mensen netjes in de rij stonden zodat mijn moeder op een normale manier de kar kon leeg verkopen. 

Op 12 april 1945 werd kamp Westerbork bevrijd door de Canadezen en was mijn vader weer een vrij man. Voordat hij terug naar huis ging had hij nog een paar leren laarzen van een Duitse soldaat en een radio meegenomen. De laarzen heeft hij geruild voor een groot blok roomboter en de radio voor een gevilt konijn. Hij is vervolgens lopend van Westerbork naar Groningen gegaan. 

Op een gegeven moment werd ik door mijn moeder groepen: “Irmgard! Je vader komt er aan!” Toen ik uit het raam keek kwam mijn vader om de hoek lopen met allemaal mensen om hem heen die wilde weten hoe het met hem was. We hebben heerlijk gegeten van de boter en mijn ouders van het konijn. Ik had zo’n medelijden met het beest dat ik er niets van wilde hebben.” 

Wij willen Irmgard bedanken voor haar openhartigheid en de donatie van het bijzondere papierwerk uit Kamp Westerbork.


Kijk hier voor informatie over "Gemmeker - Commandant van Kamp Westerbork" van de hand van Ad van Liempt.