Leentje van Lieshout – Maas

Opgetekend door J. (Sjef) Smeets

Vandaag, 5 april 2024, noteren we in Geldrop de oorlogsherinneringen van, de in Lieshout op 18.9.1931 geboren, mevrouw Leentje van Lieshout – Maas:

Het vroegste dat terug in beeld komt zijn de Nederlandse militairen, die voor de mobilisatie in ons dorp opdoken. Wij woonden vlak bij de Bavariabrouwerij. Er werden per huis 2 à 3 soldaten ingekwartierd, dus ook in ons kleine huis. Ze sliepen in ons voorkamertje. Ik weet niet hoe ze heetten, want mijn moeder vond dat ik als jong meisje een beetje afstand moest houden. In de oorlog waren er al vijf van de zes kinderen, waarvan ik het vierde was. In 1945 kwam er nog een broertje bij.

 

Toen de Moffen kwamen, moesten de Nederlandse militairen weg. Ze namen van alles mee, zoals eten en drinken. Sommige gooiden hun geweren en fietsen en van alles en nog wat in het Wilhelminakanaal.

De Duitsers waren brutaal. Op ’n gegeven moment hadden die een dam gemaakt in het Kanaal. Toen het daardoor aan onze kant droog viel, zagen we de fietsen en de geweren in  de modder liggen. De Duitsers zijn in ons dorp gebleven tot het eind van de oorlog.

Er werden ook mensen opgepakt, die bij het Ondergronds Verzet waren. De zoon van onze latere buren, Pieter Swinkels, is doodgeschoten tegelijk met nog iemand, wiens naam ik kwijt ben. Ook smokkelaars waren hun leven niet zeker. Sommigen werden naar Vught gebracht en daarvandaan naar Westerbork.
Op ’n gegeven moment hadden we allemaal schurft. Verschrikkelijk, dan kon je ’s  nachts niet slapen van de jeuk. Daarvoor moesten we  op de fiets naar de GGD in Helmond, waar we helemaal ingesmeerd werden.

 

Het was een hele rare tijd. We zagen regelmatig de vliegtuigen over komen. Een enkele keer kwamen bommen bij ons in de buurt neer. En twee keer kwam zo’n akelige V1 in een boomgaard terecht.
Als die er aan kwamen, moesten wij in de schuilkelder, die we met vier buren samen gegraven hadden. Maar ik durfde er niet in. Dus als er alarm was, dan bleef ik met Papa in huis. We gingen dan in de gang tegen de muur aan staan.

Engelse bommenwerpers kwamen elke nacht over, op weg naar Duitse steden. Verschrikkelijk was dat, want dan konden we niet slapen. En de Duitsers kwamen hiernaar toe om de Philipsfabrieken in Eindhoven te bombarderen. Ook in de buurt van de Bavaria, waar wij vlakbij woonden, is twee keer een bom gevallen. Dat was heel beangstigend. Dat blijft ook helder in mijn gedachten. Wat is er in de vier jaar toch ontzettend veel leed gebracht.

 

We moesten evacueren toen de brug opgeblazen werd. Ik vind het nog jammer, want de oude betonnen brug had prachtige bogen. We zijn toen naar Mariahout gegaan, naar een zusje van mijn vader. We zijn er bijna een maand gebleven. (Op 11 mei 1940 werd de oorspronkelijke  brug door Nederlandse militairen opgeblazen, teneinde de Duitse troepen tegen te houden. Er kwam later een noodbrug, die echter in september 1944 door de Duitse bezetter werd opgeblazen, teneinde de Engelse opmars in het kader van Operatie Market Garden te stuiten. J.S). Als we toen naar Aarle-Rixtel of Helmond moesten, dan kon dat met een pontje.
Wij konden niet altijd naar school omdat die bezet was. Toen gingen we naar het nonnenklooster.

 

Vader had drie broers, boeren in Mariahout, waar hij rogge haalde en die maalde met een zelf gefabriceerd molentje. Dat deed hij op zondagmorgen als moeder naar de kerk was. Ik mocht hem dan helpen. Het stoof heel erg. Dus moesten we alles poetsen voordat moeder uit de kerk kwam.

Hij kocht ook wel ooit een klein biggetje, dat hij zelf slachtte in de bijkeuken.

Hij smokkelde melk bij de boer vandaan. Daar moest hij ’s avonds tegen dat het donker werd stiekem binnendoor naar toe. Van de Duitsers mocht je zo laat niet meer buiten zijn. Hij kocht er ook kaas en boter. Dat ruilde hij in Helmond bij rijke Joodse mensen met kleding en schoenen voor ons.

De melk, die we voordien kregen noemden ze hier “piels”. Dat  was meer water dan melk (koemelk waarvan het merendeel van het melkvet verwijderd was. J.S.) en daar ging dan havermout in. Dat vond ik niet lekker.

Het zal in 1942 of 1943 zijn geweest, dat ik ’n keer met hem mee mocht, toen hij nog met paard en wagen bier uitreed. Ik viel toen van de  kar af, waarbij een wiel mijn buik open reed. Ik ging acht  weken het ziekenhuis in, waar ik wel zes weken met een zandzak op mijn buik moest liggen. Als mijn vader in die weken weer in Helmond moest bezorgen, dan kwam hij naar me toe en dan bracht hij “lektoeten” voor me mee. (Stroopsoldaatjes, waar de kinderen aan likten. Een ouderwets snoepje wat heel eenvoudig thuis te maken was)

Toen ik mijn plechtige communie deed had ik een jurkje aan van parachutestof en een jasje er over heen, gemaakt van een deken, die moeder van de Engelsen had gekregen. Mijn oudste zusje, Sisca, was coupeuse Die kon dat voor me maken.

 

Lieshout is op 18 september 1944, toen wij nog in Mariahout waren, door de Engelsen bevrijd. Mijn ouders wilden wel naar huis, maar dat mocht eerst niet. Vader had wel wat spullen op de kar geladen, maar alles wat we nodig had kon niet meegenomen worden.

De Duitsers vluchtten toen weg en namen de paarden mee en de oude auto’s van Bavaria,

die op hout liepen.

De Duitsers probeerden nog terug te komen, waarbij gevochten is in onze omgeving. 

 

De Engelsen bivakkeerden op het Bavariafabrieksterrein. Daar hadden ze tenten opgeslagen en ook een grote keuken. Wij kregen warm eten en ook brood van ze. Toen hadden we dus geen honger meer zoals in de oorlogsjaren.

 

In die bevrijdingstijd was ik dertien. Ik hoste samen met mijn 1,5 jaar oudere zusje Toos achter de harmonie aan, helemaal tot in Mariahout. Maar we moesten ook weer terug naar huis. Mijn vader kwam ons tegemoet. De volgende dag zou hij ons meenemen naar Son. Daar werd de heilige Cornelius vereerd, die tegen stuipen “hielp”, was het idee.

Maar dat ging niet door. Moeder was kwaad omdat we zo lang weggebleven waren en zei: “Morgen komen jullie niet buiten”. Ze joeg ons met de bezem de trap op, waarbij de steel brak. Dus het uitstapje naar Son ging die zondag niet door. Ik moet er nog om lachen, nu ik er weer aan denk.

 

Mijn vader bracht voor Bavaria, waar hij 43 jaar heeft gewerkt, bier bij café’ s tot in Helmond.