Dora Bach - Wijnen

Vandaag, 18 mei 2023, halen we in Helmond herinneringen op bij, de aldaar ook op

5 december 1931 als jongste van zes kinderen geboren, mevrouw Dora Bach-Wijnen.

 

Mijn herinneringen beginnen al meteen op de eerste oorlogsdag, veel mensen op straat, het was heel mooi weer. Het gerucht ging dat we zouden moeten vluchten. En ik was bang dat ze zouden vergeten mij mee te nemen. Mijn broer troostte me: “Ik zet jou in mijn nek en je mag je pop  ook meenemen”. Die eerste dagen waren wel angstig, want de Duitsers schoten er op los. Maar als ze onderweg van de ene danszaal naar de andere hier in de stad, met muziek voorbij marcheerden, dan stond ik – toen negen jaar oud - aan de trottoirrand en vond ik dat fantastisch. Ik draai trouwens nog steeds graag Duitse marsmuziek.

 

We moeten voor de familiegeschiedenis even iets vast houden van lang geleden, waar ik straks iets meer over vertel:

Mijn vader is tot 1919, na zijn militaire dienstplicht en tijdens de 1e Wereldoorlog, tien jaren “weg” geweest. Waarschijnlijk verbleef hij die tijd in Duitsland. Op een gegeven moment kwam hij in Helmond terug, waar hij trouwde met mijn moeder, Dora Smits. Ze begonnen een kruideniers- en groentewinkeltje, tegenover de melkfabriek. Wij hebben daarom in de Tweede Wereldoorlog geen honger hoeven te lijden.

 

Mijn ouders hadden een goede relatie met de politie. Als dat nodig was kwamen ze zeggen: “Meneer Wijnen , er is vanavond een razzia, dus zorg dat er geen mannen thuis zijn”.

Er waren vier of vijf onderduikers in huis waaronder mijn twee broers, Bert en Wim, en onder andere ook een vriend van mijn zusje.

 

Mijn broers hoefden niet voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland omdat ze in de voedselvoorziening werkten. Maar iemand zorgde er voor dat die twee van ons toch naar Duitsland moesten. Daarvoor was een man verantwoordelijk, (Helmondenaar V.), die namelijk wegens  - niet alleen - door vader Wijnen tegen hem ingebrachte bezwaren geschorst werd als leidinggevende bij de Verdelingscommissie voor Groenten en Fruit te Helmond.

Onze Wim ging toen hij opgeroepen werd wel naar het station. Maar hij stapte aan de ene kant in de trein en aan de andere kant er weer uit. Vervolgens heeft hij zijn papieren bij het politiebureau in de brievenbus gedaan en is verdwenen. Dat wil zeggen hij dook onder in Treebeek, bij een broer van mijn vader. Daar een zoon van was trouwens weer bij ons ondergedoken. Het waren rare tijden.

Onze Albert, een echte avonturier, ging wel naar Duitsland. Hij kwam terecht in Mühlheim aan de Ruhr, waar hij werkte op een munitiefabriek. Hij is daar twee jaar geweest, maar wilde toen terug naar Nederland. Hoe regelde je dat? Broer Wim kwam terug uit Treebeek en kreeg papieren om te gaan werken in Moers (D). Maar hij verloor zogenaamd zijn paspoort. Dat bracht hij naar zijn broer in Mülheim. Zo kwamen ze allebei weer door de douane. Albert dus met het paspoort van Wim, die zelf een nieuw exemplaar had gekregen.

 

De oorlogsjaren waren wel beangstigend vanwege de onderduikers. We hebben ook een paar nachten in de schuilkelder gezeten. Maar we  hebben niet veel van echte oorlogshandelingen mee gekregen.

 

Voor de bevrijding al wilden Albert en Wim naar het Engelse leger, dat uit de richting Deurne onderweg was. Daarvoor staken ze in de binnenstad het kanaal over dat droog lag.  Maar daar zijn ze toch weer van terug gekomen.

 

Na de bevrijding van Eindhoven meldde onze Albert zich daar meteen opnieuw bij de Engelsen. Voor op een tank kwam hij zodoende in september 1944 Helmond binnen.

Hij rukte vervolgens mee op naar Duitsland. Daar is hij niet zo heel lang gebleven, want hij schoot per ongeluk een dienstmaat dood. Ze werkten samen in de keuken. Op een vrije middag gingen ze een stukje lopen. Die vriend nam een geweer mee. Ze zagen een vogeltje zitten, waarop die vriend wilde schieten. Mijn broer zei: “Laat mij dat maar doen”. Hij nam het geweer over, keek in de loop, maar de kogel kwam er niet uit. Dus hij wilde weer richten. En toen vloog de kogel er wel uit en raakte zijn vriend dodelijk. Albert heeft hem op zijn rug genomen en teruggebracht naar de kazerne. Hij is toen uit dienst gemoeten. En hij mocht ook niet mee met het Nederlandse leger naar Indië. Dat had hij graag gewild. Dus belandde hij weer terug in de groentewinkel bij ons thuis.

 

Ik begon dit verhaal met te vertellen over vaders’ tien jarige absentie na zijn militaire dienstplicht en tijdens de 1e Wereldoorlog. Kennelijk heeft hij indertijd een Duitse adelaar op zijn huid laten tatoeëren. In de 2e Wereldoorlog, waar we nu over spreken, had hij hier op een gegeven moment een dispuut met de Duitse Ortskommandant. Ik denk dat hij toen door zijn adelaar te laten zien heeft kunnen voorkomen dat  de zaak escaleerde.  

Wat gebeurde er namelijk:

Vader was voorzitter van  de Vakgroep Groothandel Groente en Fruit, die voor de verdeling van groente moest zorgen. Op een gegeven moment kwam er een Duitser, samen met zijn Helmondse vriendin in de winkel om een bloemkool te halen. Mijn vader gaf hem die niet, omdat de bloemkolen nog verdeeld moesten worden over de groenteboeren. Toen is vader onder bedreiging met een revolver mee moeten gaan naar de Ortskommandant. Ik denk dat hij toen, om wie weet welke gevaarlijke bedreiging te ontlopen, zijn tatoeage heeft laten zien, die er dus echt zat. Daarop is ie met een schop onder zijn kont naar huis gestuurd.

Hoe kom ik daarbij? Mijn moeder was al overleden, toen mijn vader in 1971 ziek werd. Ik was de jongste van de kinderen en ik geneerde me niet zo gauw. Ik moest dus als jongste meisje in huis zijn rug wassen. En toen heb ik de tatoeage gezien, wat niemand van de andere kinderen kan zeggen. Ook niemand anders heeft die tatoeage ooit gezien. Maar ik denk dus dat hij daardoor weggekomen is bij die Ortskommandant.

 

Dora sluit haar verhaal vrolijk af met de mededeling dat ze in 1958 trouwde met …….een Duitser, die ze in Helmond was tegengekomen. Aan hun gelukkig huwelijk kwam na ruim zestig jaar een einde door het overlijden van haar man, 2,5 jaar geleden.

Voor de volledigheid: diens vader was Duitser en zijn moeder een Helmondse.

 

Interview: J. (Sjef) Smeets