Mieke Krul- Grootenboer

Opgetekend door Els Tendeloo

Mieke vertelt.

Ik ben geboren in 1937, in Haarlem. Toen de oorlog uitbrak was ik nog te klein om me daar iets van te herinneren. Als kind ervaar je de wereld zoals die is. Mijn ouders waren wel bang, om die reden kwam er ook geen broertje of zusje. Zij vonden het niet verantwoord om meer kinderen op de wereld te zetten in die tijd. Ze waren ook niet meer zo heel jong, mijn moeder was 36 toen ze mij kreeg. Ik was en bleef dus enig kind. 

Mijn vader werkte bij de NZH, de Noord- en Zuid Hollandse stoomtram maatschappij. Hij werkte als trambestuurder, als conducteur en als buschauffeur. Voordat hij bij de NZH kwam werkte hij bij Joh. Enschede, daar waar het geld en andere officiële papieren werden gedrukt. 

 

Ik kan mij herinneren dat mijn vader eigenlijk naar Duitsland moest vanwege, wat ik later begreep, de Arbeitseinsatz.

Dat wilde hij niet en dat betekende dat hij onder moest duiken. Hij paste net in de kruipruimte onder ons huis en daar bracht hij geruime tijd door. We kregen huisbezoek van Duitsers en op zulke momenten werd ik naar boven gestuurd, naar mijn kamertje omdat mijn moeder natuurlijk doodsbang was dat ik zou vertellen waar papa was. Het gerucht ging dat je ziek werd als je een ui in je oksel deed. Of dat waar is weet ik niet, maar mijn vader deed het wel. Toen hij werd opgeroepen is mijn moeder daarheen gegaan om te vertellen dat haar man ernstig ziek was. Ze kwamen er mee weg. Ik heb beelden van Duitsers in huifkarren, maar kan die niet zo goed plaatsen. 

Van bombardementen weet ik ook niet meer heel veel, alleen dat er gloeiend hete bomscherven in de buurt belandden en dat er vaak luchtalarm was. 

Wij woonden aan –toen- de rand van Haarlem, achter ons huis begonnen de boerderijen. Dat gaf enige vluchtmogelijkheid. Als de Duitsers aan de deur kwamen kon je altijd nog via de weilanden vluchten. Het heeft ons ook voor de ergste honger behoed. Mijn tante stond op goede voet met een paar boeren en die hebben ons door de Hongerwinter geholpen. Wij hielpen de boeren ook weer door bijvoorbeeld bollen te rapen, die hebben we trouwens niet hoeven eten. Via de boeren kregen we ook brood. Ik kan me herinneren dat we met een sleetje door de sneeuw ploegden om melk te halen bij de boeren.

Verder kan ik me herinneren dat ik bij een soort van gaarkeuken uit pannen eten uit heb staan schrapen, toch heb ik geen echte hongerherinneringen. 

Van de bevrijding herinner ik me de Canadezen die chocolade uitdeelden. En dat het feest was! En dat ik achter op een fiets zat. 

Er werd na de bevrijding eigenlijk zelden over de oorlogsjaren gesproken. Toch moet de impact enorm zijn geweest. Familieleden hadden Joodse onderduikers en dat maakte dat men voortdurend op eieren moest lopen. Ik werd er, denk ik nu, zoveel mogelijk buiten gehouden. Wat ik niet wist kon ik ook niet vertellen. 

Een boodschap voor de wereld van nu: Luister naar elkaar! Heb niet direct je oordeel klaar over een ander! En wees heel blij dat je in Nederland leeft! Niet alles is ideaal, maar je hebt zoveel om dankbaar voor te zijn als je hier woont! 

Ik heb geen foto’s uit die jaren. Ik vermoed dat het voor mijn ouders te duur was om foto’s te (laten) maken. 

Foto 2 : Uit Haarlemsch dagblad