Jan Janssen
Silvo interview met de heer Jan Janssen (1933)
Interviewer Marc Jeucken
De heer Jan Janssen woonde in het begin van de oorlog met zijn ouders en broers en zussen in Mierlo-Hout. In 1941 verhuisde de familie naar Deurne (Zeilberg) omdat vader daar werk kreeg. In eerste instantie kwamen ze bij oom Harrie en tante Dien in de kippenstal te wonen omdat ze nog geen huis hadden. Ze gingen samen met de kinderen van oom en tante naar school.
Een tijdje later kwamen er in een ander kippenhok van oom Harrie gordijnen te hangen. Als kinderen waren ze heel benieuwd wat daar ging gebeuren. Daar werd geheimzinnig over gedaan maar toch wisten ze het al snel. Er kwam daar een Joods gezin wonen. Een man (Albert), een vrouw (Irene) en een klein kind (Max). Omdat Max een Joodse naam is, werd hij Fransje genoemd. Max kreeg in de kippenkooi les. De dochter van een bevriende politieagent gaf Max les. Er kwamen nog een man (Heinz) en vrouw (Elli), hun wat oudere zoon Michael zou later komen. Onderweg is Michael door de mensen die hem zouden begeleiden, vermoord (ze wilden plotseling van de onderduikers af). Hij ligt in Deurne op het kerkhof begraven. De ouders van Michael hadden daar veel verdriet van.
Michaels moeder heeft zich na de oorlog hierdoor van het leven beroofd.
Als er Duitse controles waren, kwam oom Harrie waarschuwen. Die signalen kwamen via de bevriende politieman Gerrit. De spullen van de Joodse mensen kwamen dan in het kippenhok van de familie Janssen te staan en oom Harrie nam de Joodse mensen mee de Peel in. Dat is steeds goed afgelopen. Tante Dien was dan altijd bang en kwam huilend bij haar schoonzuster in het kippenhok.
Heel veel jaren na de oorlog heeft na het overlijden van oom Harrie, tante Dien uit Israël een belangrijke onderscheiding gekregen voor oom Harrie voor zijn hulp aan Joodse mensen in de tweede wereldoorlog.
Na verloop van tijd kregen vader en moeder Janssen een woning in Deurne. Dat was fijn. Op school werden door de Duitse bezetter in leesboekjes waar bladzijden waren over koningin Wilhelmina dichtgeplakt. De bezetter wilde niet dat over het koningshuis gelezen werd.
In de loop van de oorlog was niet zomaar alles te koop. Voor eten waren bonnen nodig. Deze werden door het distributiekantoor beschikbaar gesteld. Er kwam geen bakker en melkboer meer langs de deur. Toen Jan op een dag melk gehaald had bij een boer werd hem op de terugweg onder bedreiging van een geweer, de fiets afgenomen door de Duitsers. Ze bleken deze nodig te hebben voor de vlucht naar huis. Bij de terugtocht van de Duitsers hadden ze van alles bij zich wat kon rijden.
Op een dag werd er in de buurt een huis gebombardeerd, de familie Janssen zat in de schuilkelder. Tegenover en in de landbouwschool zat een Engelse rode kruis colonne. Aan het einde van de oorlog weden er nog lukraak granaten afgevuurd. Vader en moeder waren zo bang dat ze weer besloten te voet naar oom Harrie te gaan. Daar was het rustiger. Onderweg kwamen ze langs een boerderij. Daar was bij toeval een treffen tussen een Engelse tank en een Duitse gevechtswagen. Met allerijl werd de familie Jansen ondergebracht in de kelder bij de boerderij. Een gevluchte Duitser die door zijn arm was geschoten tijdens het gevecht kwam ook in de kelder. Doordat het gevecht nog aanhield werden allen in de schuilkelder ondergebracht. De kelder werd te gevaarlijk. Er werd flink geschoten. Na nog enkele uren in de schuilkelder te hebben doorgebracht werd de reis vervolgd.
De familie Janssen moest langs de plek waar gevochten was. Dat was in de nabijheid van een munitieopslagplaats. Er lagen vier doodgeschoten Duitsers langs de weg. Dit vergeet Jan nooit meer. Deze Duitsers lagen de eerste tijd na het voorval, op de plek van de confrontatie, begraven.
Na een nacht bij oom Harrie en tante Dien is de familie Janssen weer naar huis gegaan. De rust was wedergekeerd.
Kort na de bevrijding was het feest, in een optocht werden de Engelse bevrijders bedankt. De straten stonden vol met mensen. In de optocht waren ook meisjes die kaalgeschoren waren. Zij hadden het tijdens de oorlog aangelegd met de Duitsers. Zij werden uitgejoeld. Dit was een stuk leedvermaak.
De tijd dat de Engelsen nog in Deurne waren was erg vriendschappelijk. Ze kwamen regelmatig koffie drinken en de was doen.