Henk Klerkx

Het is al weer enige tijd geleden dat onze vrijwilliger Sjef Smeets de herinneringen aan de oorlogsjaren ophaalde bij de heer Henk Klerkx, geboren in Eindhoven op 3 juni 1935 en daar nog steeds woonachtig is.

Het gezin Klerkx telde indertijd zeven kinderen en ook nog twee kostgangers, vrijgezellenbroers van mijn moeder. Dus we waren met z’n elven thuis.

Ik herinner me dat ik als klein kind soldaten zag komen aanmarcheren, met ijzers onder hun laarzen, die voortdurend hard op de stenen klapten. Ze zongen daarbij luid van: “Wir fahren gegen Engeland” en dat vond ik prachtig. Dus zong en marcheerde ik een stukje mee. 

Serieuze herinneringen beginnen op 6 december 1942, toen het zogenaamde “Sinterklaasbombardement” het centrum van Eindhoven trof, zo’n vijfhonderd meter bij ons vandaan. Dat zit vast in mijn geheugen. 

Ik weet nog precies wat ik aan het doen was: Ik had van Sinterklaas een houten blokkendoos gekregen, waarmee ik voor de tafel op de grond zat te spelen. Mijn oudere broers riepen opeens: “vliegtuigen” en stoven naar buiten. Toen ze zagen dat er bommen vielen, doken ze onder de heg van de buurman. Een andere broer van me was in de stad. 

Dus de bange vraag was die verdere dag voor mijn moeder: “Zou hij het overleefd hebben?”. Zeker toen een van de kostgangers, die na het bombardement naar de stad was gewandeld, terug kwam en vertelde hoeveel doden daar waren gevallen. Deze huisgenoot werd overigens zelf die avond getroffen door een hersenbloeding en is in de nacht nog overleden. We zullen nooit weten of dat aan de spanning van die dag heeft gelegen. Maar hij werd nog eerder begraven dan de vele slachtoffers van het bombardement. 

In onze buurt was een grote diepe kuil als schuilplaats gegraven met een halve meter zand er boven op. Daar konden wel tien mensen in. Ik heb er nooit ingezeten. Maar ik heb regelmatig enorm veel angst gehad. Ook door de rode gloed die we boven de stad zagen. Maar vader zei bij de zoveelste nachtelijke aanval: “Blijven jullie maar in bed”. In die tijd, herinner ik me, zochten we scherven van bommen en die verzamelden we in een trommeltje of een sigarenkistje.

Ik herinner me ook een bombardement op een zomeravond, deze keer door de Engelsen uitgevoerd, waarschijnlijk in 1944. Wij speelden in de tuin en groeven er kuilen. Er was die keer geen luchtalarm geweest. Maar ik zag een vliegtuig heel laag over komen, toen opeens mijn vader verscheen, me bij de hand nam en met me naar binnen stoof. Een klein hondje liep opeens zo maar in paniek met ons mee naar binnen en ging heel bang in onze keuken achter het fornuis zitten. 

Op 17 september 1944 was het prachtig weer. Mensen stonden vanaf het korenveld naar de parachutisten te kijken. Er cirkelden twee vliegtuigen voortdurend om elkaar heen, een Duits en een Engels toestel. We zagen iemand aan een parachute uit het Duitse toestel komen, dat even later te pletter sloeg. Daar stonden we om te juichen.  

De dag erna werd Eindhoven bevrijd. We zagen de soldaten aan komen lopen. En wat opviel daarbij, soms ook een neger met hagelwitte tanden. Dat was natuurlijk iets nieuws voor ons. Een van de soldaten had een scheur in zijn broek, waardoor ik zo tegen zijn billen aankeek. Dat vond ik toch wel zo bijzonder. 

Weer een dag later, op 19 september, ging het nieuws rond dat de Duitsers teruggekomen waren en de brug bij Son bezetten. De Engelse soldaten gingen er op af. Ik heb het nog als een foto in mijn hoofd. We stonden met onze ome Lowie naar ze te kijken. Toen het donker begon te worden kwamen opeens vliegtuigen over, die oranje lichtkogels uitstrooiden. Wij juichen natuurlijk, want ze waren immers oranje. Maar toen begonnen de bommen te vallen. Die floten zo heel schel. Wij renden naar het huis van ome Lowie. Dat was gelukkig dichtbij. Maar hij kon van zenuwachtigheid eerst zijn sleutel niet vinden. Wij waren met z’n zessen, Ikke, ome Lowie, tant’An, hun zoon Theo en mijn zusters. Binnen gekomen doken we onder de keukentafel. De bommen bleven vallen en ik dacht alleen maar: ‘Nu gaat Henkie dood”. Bij elke bominslag vloog door de luchtdruk telkens de keukendeur weer open. Ome Lowie lag daar vlak bij op de grond en schopte die dan telkens weer dicht. In mijn herinnering duurde het wel ’n uur. Misschien was het maar tien minuten. 

Dan heb ik nog de herinnering aan de V1, de “vliegende bom”, die 100 meter bij ons huis vandaan gevallen is. Dat moet na de bevrijding geweest zijn, misschien oktober of november 1944. Ik was niet thuis, want ik zat bij een kinderfilm in de City Bioscoop. In eens hoorde ik een doffe klap, alle lichten gingen uit, film afgelopen. Pikkedonker, dus paniek. Je moest er allemaal uit, een enorm gedrang met gejank en geklaag bij die zijdeur. Uiteindelijk kwamen we dan toch buiten. Ik moest naar huis, want daar stond de eerste keer weer eens een pan spek op tafel. Maar op de terugtocht kon ik niet langs de plek waar de bom gevallen was. Ik dacht onderweg weer eens: “Henkie gaat dood” en liep hardop te bidden. Ik ben heelhuids thuis gekomen, maar de pan met spek bleek helaas van het fornuis af onder de tafel te zijn gevlogen. Ook waren alle ruiten er uit. Die moesten dus dicht getimmerd worden, want nieuw glas was er niet. En de keukendeur lag in de keuken. 

Henk praat graag nog eens over die oorlogstijd, zoals veel van zijn leeftijdsgenoten, wanneer ze daartoe uitgenodigd worden. Zijn herinneringen, lijken van bombardement naar bombardement te gaan. Die toestanden moeten dus enorm veel indruk hebben gemaakt op het jonge kind. 

Ik had voor dit interview een fijne ontmoeting met Henk Klerkx, 87 jaar oud, die o.a. levenskracht blijft vinden door nog steeds saxofoon te spelen in een Eindhovense ouderenkapel.

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.