Mieke Koevoets - van Dijk

Vandaag, 7 juni 2023, haalden we in Son bij, de in Eindhoven op 24 augustus 1929 geboren, mevrouw Mieke Koevoets-van Dijk herinneringen aan de oorlogsjaren op.

Zij was met haar 10 jaar het tweede van vier kinderen in het gezin, toen de Duitsers ons land overvielen. De andere drie waren de broers, Gerke, Tom, en Willem.

 

Mijn moeder stond flessen leeg te gooien, waarop vader vroeg: “Wat ben je aan het doen?” Nou, moeder deed even snel de wijnvoorraad weg, want die gunde ze toch zeker die Duitsers niet.

 

Toen op zondag 6 december 1942  het zogenaamde “Sinterklaasbombardement” het centrum van de stad verwoestte, was ik daar in de buurt, bij een vriendinnetje om te gaan kijken wat ze gekregen had van Sinterklaas. Ik ben toen maar onder  een afdakje achter een garage gaan staan.

(De Engelse Royal Air Force wilde met de Operatie “Oyster” de productie van onder andere radio-onderdelen voor de Duitse bezetter bij de Philipsfabrieken lamleggen. Maar de 93 bommenwerpers misten het doel. Gevolg: 140 burgers en 7 Duitse soldaten verloren het leven. J.S.).  

 

Mijn moeder was best bij de pinken. Ze had bedacht dat we vanuit de kelder een stofzuigerslang naar buiten moesten leggen om – als het huis zou instorten - daar doorheen te kunnen communiceren. Daarom had ze bij het kelderraam een tafel gezet, waar die slang op uit kwam en die verder uitgerold tot aan het einde van de tuin. Op een gegeven moment misten we ons mam. Maar vader wist dat ze naar boven was gegaan om de gordijnen voor de ramen weg te halen. Ze was bang dat die bij een inslag vlam zouden vatten, waardoor het huis kon afbranden.

Mijn broer, Gerke, was tijdens een bombardement niet thuis. Toen hij terugkwam maakte hij als eerste gebruik van de slang om te melden dat alles goed was met hem.

 

O, ja, destijds moest alle zilver, koper en tin worden ingeleverd bij de Duitsers. Dus wat deed mijn moeder: die pakte alles wat we daarvan in huis hadden in een doos. In een andere doos had ze oude schoenen van ons allemaal gedaan voor de familie in Amsterdam. Want die hadden helemaal niks meer. Op een gegeven moment werd er aangebeld. Het meisje deed open en er stond een meneer van Van Gend & Loos, die een doos kwam halen. Nou je snapt wat er gebeurde. De meneer nam de doos met het zilverwerk en tin mee. Dus die verkeerde doos werd afgeleverd in Amsterdam. Bij ons stond intussen een goede vriend klaar om juist die doos met waardevolle spullen thuis in Waalre te begraven. Bijna had hij de doos met schoenen meegekregen.

 

Mijn broer, Tom, liep op een gegeven moment quasi te hinken op de stoep, want een van de bezetters of een NSB-er, die liep ook zo. Vader vond dat maar gevaarlijk.

 

Op 19 september 1944, ‘s daags na de officiële bevrijding van Eindhoven, was ik op straat toen het bombardement losbarstte. Ik rende naar huis. Onderweg schuilde ik in een klein portiek bij een huis, waar ook een Amerikaanse militair lag. Thuis gekomen ging ik naar de kelder, waar moeder van alles had klaar gezet om mee te nemen als we zouden moeten vluchten. Ook kleding om mee te nemen als we weg moesten. Vader had namelijk gezegd:  “We zijn nu bevrijd en willen nooit meer onder de Duitsers leven”. Als het had gemoeten, dan waren we bij wijze van spreken “naar België” gelopen.

 

Mijn vader genoot er van na de bevrijding als Amerikaanse of Engelse vliegtuigen overvlogen, wat bijna avond aan avond gebeurde. Ik ging met hem mee naar de zolder en dan keken we naar al die vliegtuigen die lekker naar Duitsland gingen. Keihard gedacht, maar toen, in onze beleving, verdiend.

 

Na de bevrijding konden we ‘s morgens weer naar school, ik zat op het Catharina Lyceum, maar ’s middags zaten daar militairen in.

 

Ik ben toen nog ooit met een groepje vrienden, waarmee we bij een van de ouders ook wel “feestjes” vierden, voor wat je je daarbij toen als tieners kon voorstellen, met een bolderkar “helemaal” naar de buurgemeente Geldrop gelopen om te zien of we daar eten konden halen. Of we dat gevonden hebben, weet ik niet eens meer. Ik weet ook niet meer hoe de boeren daar er uit zagen en zelfs niet of we er echt geweest zijn. Maar toen de moeders ons in de verte zagen aankomen, stonden ze te juichen dat we weer veilig terug waren. We kwamen trots, voor ons gevoel van heel ver.

 

Interview: J. (Sjef) Smeets