Ida Keemink
Naar de boeren

“Het was de zomer 1942, midden in de oorlog en ik was 8 jaar. Ik ben opgegroeid in Utrecht en naarmate de oorlogsjaren vorderde mochten oudere vriendjes en vriendinnetjes uit onze buurt naar de boeren om aan te sterken. Ik was daar jaloers op. Wij hadden het niet breed en gingen nooit met vakantie. En die andere kinderen mochten zó maar 6 weken op vakantie. Dat leek mij ook wel leuk, dus ik vroeg mijn ouders of ik dat ook mocht. Omdat ik erover bleef praten besloten mijn ouders ook mij voor zo’n uitzending aan te melden en enkele weken later bleek er een plaatsje voor mij vrij.

Op de dag van vertrek brachten mijn ouders mij naar het station, waar een grote groep kinderen, die ik geen van allen kende, stond te wachten om onder begeleiding van een paar wijkverpleegsters in de trein te stappen. Toen voelde ik me wel een beetje alleen, maar ik liet geen traan en zwaaide vrolijk naar mijn ouders toen de trein ging rijden. Na een lange rit per trein en bus kwamen we aan in Eibergen; daar stonden boerenwagens met lange houten banken, getrokken door paarden, op ons te wachten. En verder ging de rit, naar het 6 kilometer verder gelegen dorp Rekken.

Aankomst in Rekken

Het eerste ophaalpunt was bij de zogenaamde “Iezeren Brugge”, een aantal kinderen werd daar opgehaald door hun gastgezinnen.

De “Iezeren Brugge” te Rekken

Het volgende ophaalpunt was bij de Rooms Katholieke Kerk, waar opnieuw een aantal kinderen de groep verliet. Verder ging het, tussen boerderijen en landerijen door tot we een pleintje bereikten bij de Nederlands Hervormde Kerk.

Er werd al op veel kinderen gewacht en uiteindelijk bleef ik als enige over. Ik was toen echt bang dat er niemand voor mij zou komen. Maar plotseling kwamen twee meisjes, Riek en Aaltje, op de fiets aangereden en die bleken mij te komen halen. Wat was ik toen blij. Ik mocht achterop de fiets bij een van hen en via een smal zandpad tussen de korenvelden kwamen we na een kilometer aan bij een mooie boerderij. Daar bleken meerdere mensen te wonen, die allemaal een voor mij onverstaanbaar taaltje spraken, al deden ze hun best om tegen mij “Hollands” te gebruiken.

 

Als een stads kind in de polder

Er waren een Opoe en Opa, in Achterhoekse klederdracht, een Oom en Tante, de meisjes Riek en Aaltje en knecht Jan. Ze waren allemaal even lief voor mij en ik voelde me al snel thuis.
Om ’s nachts niet alleen te zijn kwamen Riek en Aaltje beurtelings bij mij slapen. Het wonen op de boerderij vond ik geweldig, er waren stallen met varkens, biggetjes en een paard, koeien en kalfjes in de weiden en een flink aantal kippen.

Al snel mocht ik mee om eieren uit de hokken te halen. Ik ging ook mee naar de wei als er werd gemolken. Melkmachines waren er toen nog niet. Ik plukte bloemen en haalde met Opoe sla en boontjes uit de moestuin. Ging mee naar het land om te hooien en later leerde ik rogge binden en koeien melken. We plukten emmers vol bramen, zo maar langs een weggetje. Soms, als er een beetje tijd was, gingen Riek en Aaltje met mij zwemmen in de Berkel. Maar meestal hadden ze het te druk voor dergelijke dingen. Voor mij als stadskind uit een klein Utrechts huisje was het leven op die mooie grote boerderij een dagelijks weerkerend feest.

Maar…. het was wel oorlog en het ging er om dat ik zou aansterken, dus ik moest dagelijks 6 bekers melk drinken, terwijl ik daar geen liefhebber van was. Ook het bord havermout moest elke dag leeg en dat viel niet mee. Ik mocht er niets van laten staan en Tante was daar streng in.
Soms zette ze me daarom met mijn bord havermout in de opkamer, waar ik moest blijven tot het bord leeg was. Wat ze niet wist was, dat Riek en Aaltje dan langs mijn open raam kwamen en mij stiekem hielpen door het bord leeg te eten ………!

Na zes weken bleek ik 11 pond te zijn gegroeid. Ik kwam als een magere spiering en ging als een dikkerdje terug. Al die zes weken heb ik geen moment heimwee gehad, zelfs niet toen ik tijdens die vakantie 9 jaar werd en de post een grote doos met cadeautjes uit Utrecht bracht. Op de dag van vertrek brachten ze me met de hele familie naar de bus in Eibergen, waar zelfs de strenge Tante een traantje wegpinkte toen de bus met kinderen wegreed. Na die eerste keer ben ik elk jaar in de Kerst- en Zomervakantie opnieuw naar Rekken gegaan. Het was “mijn tweede thuis” geworden.

1945 – Hongerwinter

Inmiddels ben ik elf jaar. Het is koud en we hebben honger. Er zijn distributiebonnen, maar zelfs die leveren niet veel meer op in de winkels. Elke dag stuurt mijn moeder mij met een pannetje naar de gaarkeuken. Bibberend van kou sta ik in de rij tot ik aan de beurt ben en er iets wat soep moet zijn in mijn pannetje wordt geschept.
Soep? Tja, zo noemden ze het, maar het zag eruit een grauwe grijzige brij en een ondefinieerbare vulling. Geen vlees of groenten te bekennen. De nood was hoog en mijn ouders namen contact op met de familie in Rekken met de vraag of ze mijn zesjarige zusje Jetty en mij voor een paar weken mochten brengen. Wij zouden daar wat kunnen aansterken en ondertussen hadden mijn ouders en de vierjarige Joke de beschikking over vijf distributiebonkaarten.

De hongertocht naar Rekken

Begin februari was het zover. Treinen of bussen reden niet, dus mijn moeder en een tante namen Jetty en mij mee achterop fietsen met houten banden(!) voor een zware tocht van zo’n 130 kilometer.
In de buurt van Zeist moesten we al wegduiken in een greppel voor schietpartijen door gevechtsvliegtuigen. Tóch lukte het om die eerste dag Zutphen te bereiken. Daar moest familie van mijn Opa wonen. We hadden geen adressen, maar bij navragen in een aantal winkels kwamen we toch bij die familie terecht. We konden er een nachtje slapen. Niet echt rustig, want in de buurt van Zutphen werden in die tijd de VI’s richting Engeland afgeschoten en dat ging met erg veel lawaai gepaard. Dat lukte niet altijd en dan ontplofte zo’n ding voortijdig. Maar deze nacht verliep zonder ongelukken. De volgende dag kwamen we in de middag in Rekken aan. Blijdschap aan beide kanten. Een dag later kwamen de traantjes toen moeder en tante weer vertrokken, met fietstassen vol rogge, spek en aardappelen. Afgesproken werd dat ze ons na drie weken weer zouden komen ophalen.

Fiets met houten wielen. Bron: www.tweedewereldoorlog.nl

Geen weg terug meer

Dat liep allemaal anders. Moeder en tante werden op de IJsselbrug bij Zutphen aangehouden door een Duitse patrouille, en alle etenswaren in de fietstassen werden in beslag genomen. Er was geen telefoon, maar via een brief hebben ze ons dat toen laten weten. Na drie weken bleek het te gevaarlijk om vanuit Utrecht opnieuw naar Rekken te fietsen; Jetty en ik bleven dus voorlopig in Rekken. Er waren ook altijd onderduikers, verstopt in schuilplaatsen op de landerijen, achter de kippenhokken, in een hooischuur etc. Soms waren er razzia’s; dan werd er snel weer een nieuwe onderduikplek gebouwd en de andere razendsnel afgebroken. De onderduikers moesten ook eten en vaak mocht ik ’s avonds mee, gebukt lopend door de donkere weilanden om met de nodige proviand de verscholen plekken te bereiken.
Toen kwam de bevrijding van Nederland op gang en werden door de Duitsers veel bruggen opgeblazen om de bevrijders tegen te houden.

 

Bevrijding

De contacten met het Westen gingen grotendeels verloren.
De bevrijdingstroepen rukten op en naderden de Achterhoek. We hoorden dagelijks de geluiden van het front. Terugtrekkende Duitse troepen trokken ook door Rekken en op een dag werd de boerderij gevorderd en de deel moest worden ontruimd om onderdak te bieden aan de soldaten. Ik zie nog altijd het beeld voor me van al die jonge Duitse en Poolse soldaten die daar totaal uitgeput op de grond lagen, terwijl de ellende van de oorlogsgevechten uit hun ogen sprak. Ook de schuren moesten leeg, daar moesten de Duitse oorlogsvoertuigen geparkeerd worden. Die mochten vanuit de lucht niet gezien kunnen worden. De hogergeplaatste officieren namen de rest van het woonhuis in beslag. Wij moesten daarlangs lopen om in onze slaapkamers te komen. Ze zaten daar te zuipen en we hoorden hen de hele nacht schreeuwen. Dit ging enkele dagen zo door, steeds kwamen er nieuwe groepen soldaten.
Er werd veel geschoten en gebombardeerd en op een ochtend cirkelden er gevechtsvliegtuigen boven de boerderij. Het werd te gevaarlijk om in de boerderij te blijven.

Kappenwever te Rekken

We vertrokken met de hele familie naar een afgelegen stuk van de landerijen, waar in een eerder stadium een onderkomen voor onderduikers was gebouwd in de oever van de Berkel. Het moest voor ons dienst doen als schuilkelder. We zaten er samen met de onderduikers enkele dagen als haringen in een ton.
Oom en Aaltje gingen een paar keer per dag terug naar de boerderij om de beesten te voeren en proviand te halen. Het was elke dag afwachten of ze terugkwamen, want het kanongebulder kwam wel héél dichtbij. Na drie dagen keerden ze terug met opgeluchte gezichten: de boerderij was door de Duitsers verlaten en de Canadezen waren het dorp binnengetrokken. Het was 1 april 1945 en we waren bevrijd.

 

Het weerzien

In het Westen van het land zou dat nog tot 5 mei duren en door de totale chaos was er zelfs via het Rode Kruis geen enkel contact meer mogelijk met onze Utrechtse familie. Waren ze nog in leven? We wisten het niet. De Rekkense familie deed al het mogelijke voor ons; we waren helemaal ingeburgerd en gingen er ook naar school. Riek en Aaltje naaiden nieuwe kleren voor ons, want op zo’n lange periode was ons kleine koffertje met kleren niet berekend. In geval van nood hadden ze ons met alle liefde voor altijd in hun familie opgenomen. Het werd mei, het werd juni, en toen, zo maar op een doordeweekse schooldag, stonden onze ouders ons plotseling op het schoolplein op te wachten. Wat een weerzien! Wat waren we blij. We bleven nog een paar dagen met z’n allen op de boerderij. Daarna brachten ze ons naar Eibergen en vandaaruit zijn we liftend met vrachtwagens weer naar Utrecht teruggegaan”

Voor twee kleine meisjes van 11 en 6 jaar was dit wel een heel bijzonder oorlogsavontuur. Ik ben nog vaak teruggekeerd naar Rekken. Wat deze mensen voor mij betekend hebben is onbetaalbaar!

Heeft u zelf herinneringen aan de oorlogstijd in de buurt van Utrecht of de Achterhoek? Heeft u een herinnering aan de hongertochten? Of kent u iemand die dat heeft? Heeft u een toevoeging aan deze herinnering? Laat het ons weten! Samen houden we de herinnering levend!