Martien Bressers

Opgetekend door J (Sjef) Smeets

Vandaag, 5 november 2024, noteerden we in Best (N.Br.) de oorlogsherinneringen van de, aldaar op 18.7.1933 geboren, heer Martien Bressers:

De eerste herinneringen gaan terug naar de dagen dat de Duitse colonnes ons dorp binnentrokken. Ze gingen de kerk in en haalden er alle jonge mannen uit om schuttersputjes te graven. Toen wij er ook buiten kwamen, waren onze fietsen weg. Wij waren met zes kinderen thuis, Adriaan, geboren in 1926, Gerda van 1927 en verder Jan, Mies, Harry en ik.

Van oorlogsgeweld merkten we niet veel, behalve dan de Duitse militairen overal om ons heen waren. Mijn ouders hadden een halve hectare grond, waar ze van alles op verbouwden. En we hadden ook een varken, geiten voor de melk en kippen voor de eieren. We waren dus behoorlijk zelfvoorzienend. Ik kan me in elk geval niet herinneren dat we honger hebben geleden in die tijd.

Op het laatst van de oorlog zaten we ’n keer in de kerkdienst, die in de Batafabriek werd gehouden, Toen een Duitse trein werd beschoten, op het spoor dat daar vlak langs liep.

We lagen ook ’n keer bij mooi weer in de hei. En toen  zagen we twee blinkende puntjes hoog in de lucht, die steeds dichterbij kwamen. Het bleken twee geallieerde jagers te zijn. We zagen ze in een duikvlucht recht naar beneden vallen. Op dat moment waren de Duitsers ook met vier toestellen hier oefenvluchten aan het uitvoeren. Die werden in de kortste tijd door de jagers uit de lucht geschoten. De vliegers sprongen er aan hun parachutes uit.

Twee dagen eerder hadden we al van de Duitsers gehoord dat luchtlandingen verwacht werden. Op zondag 17 september 1944 landden de Amerikanen inderdaad op de “Sonse Heide”, niet ver bij ons vandaan, waar de Duitsers dagelijks oefeningen hielden. Die Amerikaanse dropzone lag net buiten Best, in de gemeente Son en Breugel. De Duitsers, die er toen nog waren en aanstalten maakten om te vertrekken, waren allemaal oudere mensen. Gewoon goeie mensen, die zeiden: “Wij hebben de oorlog niet gewild”.

Wij zaten in onze manshoge kelder. Uit het kelderraam konden wij de grote massa parachutes van de Amerikanen naar beneden zien komen. We zagen dat  ze onder vuur lagen en dat er heftig over en weer werd geschoten, wat een enorm kabaal gaf. Vlak bij ons huis stond afweergeschut, dat beschoten werd vanuit de lucht. Dat was een fantastisch gezicht. Een van de Duitse soldaten vluchtte onze kelder in. Uiteindelijk joegen ze ons het huis uit. We pakten zoveel als kon in een dekenkist op een kruiwagen. Wij zijn zo eerst naar Aarle gelopen, aan de andere kant van Best. Daar boerde, op Kapelweg 26, Bernard Brox. De boerderij ziet er in 2024 nog vrijwel het zelfde uit als in 1944:  

De boerderij van Bernard Brox, waar we in 1944 eerst verbleven

 

Maar toen het ons er na 14 dagen ook daar te gevaarlijk werd, ging we naar Haaren (tegenwoordig gemeente Oisterwijk). Onderweg liepen we in het vuurgevecht tussen een Duits kanon en geallieerden. Dat gaf een enorm kabaal. Maar het was vooral beangstigend. Wij moesten in een sloot schuilen.

In Haaren zijn we vier weken gebleven, tot de bevrijding van Best op 24 oktober 1944. De bevolking van Haaren was er van op de hoogte gesteld dat er vluchtelingen zouden komen. Wij kwamen er terecht bij de familie Schuurmans. Dat gezin telde ook al vier kinderen, maar mijn vader kon er met zijn vijf jongens toch terecht. De vrouw van Schuurmans vond het maar niks dat wij er op stro moesten liggen. Maar dat hadden wij al 14 dagen gedaan. Wij wisten hoe dat voelde en waren er al lang blij mee. Achter hun huisje (links vooraan op de foto) stond de molen en daarbij het molenaarshuis van de familie Roozen, waar mijn moeder en mijn zusje mochten logeren. Voor hun was er een logeerbed.

Molen “De Hoop/Zelden Rust” in Haaren. Duidelijk is de oorlogsschade te zien aan de stelling en aan de woning.

 

zitten. De naar beneden lopende gang er naar toe was met een haakse bocht gegraven, zodat eventueel binnenvallende projectielscherven niet bij ons konden komen. Er werden bij het kasteel in Haaren boomstammen gehaald voor het dak, afgedekt met musterd (sprokkelhout), stro en grasplaggen. We konden er met veertien mensen in zitten. We baden er vaak het Rozenhoedje. Uiteindelijk werden onze gebeden verhoord en konden we veilig terug naar Best.

Bij de bevrijdingsstrijd om Best zijn 171 Britse soldaten, meest Schotse militairen (van de 15de Schotse Infanteriedivisie en de 51ste Schotse Highlanddivisie J.S.) omgekomen. Zus Gerda had nog even kennis met een van de Engelsen.

 

Thuis troffen we het huis zwaar beschadigd aan. Meerdere granaten waren door het dak gekomen. Het plafond van de kamers boven lag er helemaal uit. In de keuken hadden de Engelsen de vloer, waar de kachel had gestaan, als stookplaats gebruikt. Ons vee was verdwenen. En het slachtafval lag in de put waar we drinkwater uit moesten halen. Het was geen feestelijke thuiskomst.