Toon Mons
De oorlog in Harderwijk

Het verhaal van Toon Mons uit Harderwijk. Toon groeide als jongen op vlakbij de haven van Harderwijk. In oorlogstijd een drukte van belang en een belangrijke plaats voor de Duitsers.

Door Toon Mons

‘Ik ben opgegroeid aan de Scheepsingel, dat zijn die witte huisjes naast het stadhuis. Mijn vader was vrachtwagenchauffeur en ik had nog een broer en zus. De eerste jaren van de oorlog kan ik mij eigenlijk niet herinneren. Ik was te jong om te bevatten wat er precies gaande was. Maar de eerste herinneringen die bij mij opkomen die een verband hebben met de oorlog stammen toch nog uit 1943, ik was toen 5 jaar oud.

 

Voor ons huis was namelijk een houtopslag waar wij vaak speelden. Deze was in gebruik genomen door de Duitsers. Ook in de steenfabriek van Den Herder zaten Duitsers. Deze was gevorderd voor de opslag van aardappelen. Ik was er natuurlijk kind aan huis! Er zaten met name oudere mannen. Ze vonden het niet erg dat wij er rondliepen. Ze gaven zelfs sigaretten weg, en in een tijd waarin iedereen rookte was dat mooi meegenomen natuurlijk.
Die jaren vlogen er al geregeld vliegtuigen over die werden beschoten door het Duitse afweergeschut dat onder andere in de haven stond. Ik kan mij nog herinneren dat een piloot, die zich met zijn parachute uit een neerstortend vliegtuig wilde redden, op de Christelijk Gereformeerde Kerk aan de Hoogstraat terecht kwam. Volgens mij heeft hij het er uiteindelijk niet levend vanaf gebracht.

 

De eerste schoolherinneringen heb ik uit 1944. Ik zat op de school met de bijbel aan het Academieplein. Er was toen nog een gescheiden jongens- en meisjesplein. Een van de dingen die ik mij nog goed kan herinneren was het oefenen voor het luchtalarm. Het eerste jaar zaten we meer onder de banken dan erop! Bij een goed rapport mochten we met de bonkaarten voor een kwartje aan snoep halen. De beschietingen op de haven en de gasfabriek werden dat jaar een stuk heviger. Zodra er beschietingen waren moesten wij meteen evacueren naar mijn opa en oma die aan de Kuipwal woonden.
Over het verzet hoorden we weinig, ondanks dat er veel actief waren. Als er iemand werd weggevoerd ving je wel eens wat op, maar daar waren we eigenlijk te jong voor om dat op te merken of te begrijpen. Op een gegeven moment hadden de Duisters een afweergeschut voor de deur neergezet. Dat lokte natuurlijk reacties uit van geallieerde jagers. We hebben toen vaak onder de trap moeten schuilen bij het luchtalarm.

 

Naarmate de oorlogsjaren vorderden werd de hoeveelheid vliegtuigen die overtrok naar Duitsland steeds groter. Om de bommenwerpers heen vlogen kleine jachtvliegtuigen om ze te beschermen tegen Duitse vliegtuigen, hoewel die in het laatste jaar van de oorlog niet veel meer te zien waren in de lucht. Aan de Kampweg was een bommenwerper neergekomen, daar keken we niet meer van op. Vreemd eigenlijk als je er achteraf bij nadenkt wat de bemanning moet zijn gebeurd.

 

Tijdens de bevrijding is er nog flink gevochten in de haven. Gewonde soldaten werden op platte karren door onze straat naar het ziekenhuis gereden. Hier en daar wilden de Duitsers zich niet over geven. Maar uiteindelijk zagen wij ze met hun handen boven hun hoofd via de Kuipwal de haven verlaten. Ik weet nog dat er afloop van de gevechten een paaltje bij elke blindganger stond. Toen we bevrijd waren was het feest enorm! Overal stonden erehagen van dennentakken. Moeder zette thee voor de Canadezen in ruil tegen brood. Dat was fantastisch om weer eens te eten! We kregen corned beef maar wisten niet of we het konden eten. We hadden het nog nooit gezien. Dus eerst naar huis om te vragen of het in orde was.

 

Wat veel mensen zich niet realiseren is dat je elkaar moeilijk of helemaal niet kon bezoeken in oorlogstijd. Na de bevrijding is mijn vader melk gaan rijden voor een fabriek in Den Haag. Hij had dus de beschikking over een voertuig. Wij zijn toen als verrassing met de hele familie in een lege melktank gaan zitten om naar Beek bij Nijmegen te rijden om daar na een paar jaar onze familie weer te bezoeken. Dat was een hele tocht! Maar een ontmoeting na zoveel jaar blijft je wel je hele leven bij.’