Max Vuylsteke
“90% van Rotterdam is door vuur vernietigd”.

Het verhaal van Max Vuylsteke (5-9-1933) . Max groeide op in Rotterdam en heeft bijzondere herinneringen aan zijn ouders die beide actief betrokken waren bij het verzet.


Door: Eric Denneman

 

Linschoten nabij Woerden. Woonplaats van Max Vuylsteke en zijn echtgenote. Met een hartelijke ontvangst en met een indringende oorlogsherinnering.

‘Ik werd geboren op 5 september 1933 op de Nieuwe Binnenweg 426. Mijn vader was huisarts en zijn praktijk was aan huis, het grootste deel van zijn patiënten woonde in Delfshaven en een gedeelte in het westen. Ons huis stond op de hoek van Nieuwe Binnenweg en Duysstraat. Ik heb daar gewoond tot 1942, daarna verhuisden wij naar de Mathenesserlaan. Mijn school was aan de Mauritsstraat. Eind augustus 1939 ging ik voor het eerst naar school. Het begin van de oorlog was 10 mei; op 14 mei 1940 in de middag was het bombardement van Rotterdam. Op dat moment was ik met mijn moeder boodschappen aan het doen op de Binnenweg. Ter hoogte van de Lage Erfbrug was een Jamin die een schuilplaats had gemaakt onder het pand. Daar zijn we naar toe gegaan. Van het bombardement zelf hebben we niet zoveel gehoord; het gebouw trilde wat. Vier uur later konden we eruit en mijn eerste indruk was een gloeiende en brandende stad aan de horizon en de stank van hout. Dat was als kind een hele sensatie. Ik was toen nog maar 6 jaar.

Gouda
De contacten in mijn jeugd waren vooral met de ouders van mijn moeder. Mijn oma van die kant was Duitse. Mijn opa exploiteerde in Gouda de Stadsschouwburg Kunstmin en de sociëteit Ons Genoegen pachtte een huis dat hierbij hoorde en beschikbaar was voor de beheerder, de functie van mijn opa. Toen de oorlog begon heeft mijn moeder, haar vader (en dus mijn opa) gevraagd mij uit Rotterdam op te halen gezien de situatie daar. Maar de Duitsers waren ook al in Gouda en het eerste wat ze deden was beslag leggen op de Stadsschouwburg en de sociëteit. Die waren nodig voor het leger. Maar het huis van mijn opa werd ook gevorderd. Er moesten Duitse officieren in. Maar toen men erachter kwam dat mijn oma een Duitse was ging de inkwartiering van de Duitse officieren niet door en konden zij daar blijven wonen. Overigens was mijn opa een grote hater van de politiek die Duitsland voerde. Hij is in 1942 overleden en mijn oma had daar wel kunnen blijven wonen maar is uiteindelijk, dankzij mijn vader die toentertijd in Asten gelegerd was, en daar contacten had met een verzorgingshuis, daar terecht gekomen.

Schooltijd en jeugd 
In mei, juni, juli en augustus verbleef ik in Gouda en na terugkomst in Rotterdam ging ik weer naar mijn school. Dat was de Sint Willibrordus in de Mauritsstraat.Die grensde aan het gebied waar de brand was geweest van het bombardement van Rotterdam. Ik kwam weliswaar in een omgeving die ik kende, maar dat was allemaal weg. Onze school was behoudens de kapotte ramen gelukkig niet beschadigd. Voor mij was een en ander een bijzondere ervaring. Ik kwam automatisch in de 2e klas maar ik voelde wel het gemis van 4 maanden les in de 1e klas. Niettemin ben ik tot de 6e klas gekomen. Onder schooltijd werd er eigenlijk weinig over de toestand en politieke zaken gesproken. Dat werd meer aan de kinderen zelf over gelaten. De Mauritsstraat waarop ik op school zat was een heel eind verwijderd van de Binnenweg waar wij toen woonden. Meestal ging ik al zelfstandig met de tram en dat als 7-jarige. Maar soms bleef ik als ik wat uurtjes vrij was bij kennissen in de buurt van mijn school. Daar kon ik ook mijn boterhammen opeten. In 1942 kwam ik naar buiten toe en toen waren er allemaal soldaten op straat waaronder SS’ers. Alle mensen en ook ik als kleine jongen, moesten gedwongen naar het Hofplein toe. Daar stonden grote borden met als tekst ‘collaborateurs en moordenaars’. Daar zag ik allemaal mannen die onder bewaking op het plein werden gezet en ineens werden neergeknald. Voor een jongen van 7 jaar dat zo’n geweld nooit had gezien was dit overweldigend. Thuis werd er niet over gesproken en merkte ik wel dat er zich vreemde dingen afspeelden. Wat precies? Maar mijn moeder gaf me toen een beeldje ‘Niet horen, niet zien maar zwijgen’. En ik begreep wat ze bedoelde.

Vader 
Mijn vader was huisarts en werd kort voor de oorlog als reserve-officier van gezondheid in augustus 1939 gemobiliseerd. Hij werd bij het Rode Kruis van het leger in Asten ingekwartierd. Daar lag ook een onderdeel van de Peeldivisie. Toen de oorlog uitbrak zat hij daar. Het laatste wat mijn moeder wist was dat hij daar zat en mee moest met de eenheden. Deze belandden in Zeeland en toen Zeeland een maand later ook capituleerde trokken ook de Fransen zich terug. Zij hadden echter een hospitaal nodig en zo werd mijn vader verplicht ingelijfd bij het Franse leger en is hij toen Frankrijk ingetrokken. Daar is hij aan het front gebleven. Na de capitulatie van de Fransen kwam het hospitaal vrij maar toen de Duitsers een noodhospitaal nodig hadden werd mijn vader gedwongen voor hen actief te worden. Dat heeft uiteindelijk een half jaar geduurd. Mijn moeder heeft al die tijd niets gehoord. Ook het Rode Kruis wist niet waar hij was. Zijn afwezigheid is van grote invloed op ons als gezin geweest. En toen hij terugkwam konden we het grote huis niet aanhouden omdat na zijn terugkomst er minder patiënten waren omdat ze door andere artsen waren overgenomen. Mijn vader had overigens vrij veel particuliere patiënten waaronder joden. Daar waren veel contacten door ontstaan. Ik herinner me de familie Aron die in de buurt van het station woonde. Een hele leuke familie. Allemaal zijn ze afgevoerd. Ik herinner me ook een joodse familie die tegenover ons woonde die ook met kinderen door de SS zijn weggehaald. Ook op de Henegouwerlaan zaten veel joden. Van alle joodse patiënten die mijn vader had is er 1 teruggekomen. Die heeft het zilver van zijn familie dat bij ons was opgeslagen teruggehaald.

Moeder
Mijn moeder had me dus voor mijn eigen veiligheid naar Gouda gestuurd. Zij was destijds niet alleen de assistente van mijn vader als huisarts maar ook verpleegster bij het Rode Kruis. Toen het bombardement was geweest was er op korte termijn een tekort aan plaatsen voor gewonden. Mijn moeder heeft toen samen met het Rode Kruis het initiatief genomen een groot rood kruis op het dak aan te brengen en de benedenverdieping van ons huis, het praktijkgedeelte, de wachtkamer en een aanbouw, klaar te maken voor het onderbrengen van gewonden. Deze tijd maakte ik daar niet mee omdat ik in die periode in Gouda bij mijn opa en oma woonde. Het probleem was steeds dat mijn vader niet thuis was en er 3 maanden na de capitulatie nog steeds geen teken van leven van hem was. Mijn moeder kwam uiteraard daardoor in financiële problemen omdat men toen geen gemeenschappelijke rekening kon hebben. Zij kon niet bij haar financiën komen maar gelukkig was de familie van apotheker Vuylsteke op de Schiedamseweg, nicht van mijn vader, zo fijn om haar financieel bij te staan.

Duitse familie
Wat ik nog meer meemaakte toen ik net in Rotterdam terug was, was dat binnen een week een Duitse Wehrmachtofficier in de kamer stond. En daar kwam ik tot de ontdekking dat mijn moeder, met immers een Duitse moeder, dus mijn oma, erg veel nichten en neven in Duitsland had. En zij kwamen naar Rotterdam om te zien wat er zoal gebeurd was. Zo herinner ik me dat ik met 2 neven met de tram door Rotterdam moest om hen de verwoestingen te laten zien. En omdat ik bij mijn oma in Gouda wat Duits had geleerd kon ik me een beetje verstaanbaar maken. Mijn moeder had daar geen tijd voor en mijn vader, die inmiddels na 4 maanden weer terug was, deed dit ook niet. Het bijzondere was dat we geen geld hoefden te betalen wat kwam omdat er voor Duitsers niet behoefde te worden betaald. Mijn ouders waren overigens niet blij met 2 van de neven omdat ze verkeerde sympathieën hadden. Zij waren allebei vliegenier, hadden weliswaar niet mee gedaan met de bombardementen. En ze zeiden dat er wat fout was gegaan met het bombardement en men te laat in de gaten had dat Rotterdam zich al had overgegeven.  Van de genoemde 3 neven is er een vermist en 1 gesneuveld.

 

Verzet 
Het verzet is ontstaan uit een grote groep die zich splitste in aparte cellen die zoveel mogelijk zelfstandig opereerden. Deze cellen waren o.a. verdeeld in:
A) groepen die verzet plegen tegen de bezetter.
B) Knokploegen die saboteerden.
C) Groepen die de bevolking en onderduikers hielpen.
Mijn moeder zat in de ondergrondse. Ze verzorgde alle transporten van identiteitsbewijzen en etensbonnen die bij ons in grote kasten in de kelder lagen opgeslagen. Zelfs met de kinderwagen, waarin mijn zusje lag die in 1943 was geboren, werd het nodige vervoerd. En ook mijn vader had zijn eigen rol. Vreemd vond ik het dat hij soms ‘s nachts bezig was en naderhand begreep ik dat hij als arts diende voor vluchtelingen en het verzet. Zij konden dus niet naar het ziekenhuis en kwamen zodoende bij ons aan huis. Deze groep van illegalen werd geleid door Theo Elsinga…… nu kan ik zijn naam noemen. [Redactie: Theo was een schuilnaam van Folkert Elsinga 1925-1945]
Wat ook vreemd was, was, dat bij mijn vader Duitse officieren over de vloer kwamen. Zijn uitleg was dat de Duitse arts óf geen tijd had óf geen goed zicht had in de problemen van de patiënten. Ik vroeg hem waarom bij hem, en niet bij bijvoorbeeld dokter Stricker, die ook in de buurt woonde. Later kwam ik erachter dat mijn ouders op zaterdagavonden naar Bert Rovers op de Mathenesserlaan gingen die hoofd- verkoop was van de zogeheten Kabouterjenever van distilleerderij Jansen uit Schiedam. Op die avonden waren er officieren van het Duitse leger aanwezig en ook veel burgers van het verzet. Dan werd deze jenever geschonken en een oplettend oor kon dan achterhalen wat de Duitsers van plan waren. Zo leerde mijn vader deze officieren kennen maar is nooit in aanraking gekomen met de SS.

 

Bombardement
In 1943 was er een enorm bombardement en werd de Schiedamseweg en omgeving vernietigd. Mijn vader was daarnaartoe gegaan omdat daar patiënten van hem waren. Zonder alarm vooraf is een bom gevallen op een bakkerij op de Hooidrift, hoek Opzomerstraat. Ik was toen in de tuin aan het spelen en voelde dat er iets ging gebeuren en ben toen in een kelder gekropen. Gelukkig vielen er toen geen doden. Ook op de praktijk van dokter Vader aan de Schiedamseweg is een bom gevallen. Ook toen was er geen alarm afgegaan. Daardoor werden zowel de dokter als de patiënten tijdens het spreekuur gedood. En het wrange is dat de dokter in zijn tuin een schuilkelder had laten bouwen, maar dus niet door het alarm was gewaarschuwd. Mijn vader heeft erg veel moeite gehad om dat te verwerken.

Dolle Dinsdag en Hongerwinter
In 1944 op mijn verjaardag, dus 5 september, was het Dolle dinsdag. We gingen toen allemaal de straat op. Ik vond het fantastisch. Rond 12 uur kwamen er wat beschonken soldaten op hun fiets langs die met schieten begonnen. De mensen stoven weg en ik kon gelukkig een huis binnenrennen waarvan ik nog steeds niet weet welk huis dat was. Gelukkig waren er geen gewonden. De hongerwinter was een zeer zware tijd. De patiënten van mijn vader uit Delfshaven verdienden nauwelijks en kenden veel armoede. Samen met apotheker Vuylsteke en ook met behulp van bonnen van de ondergrondse werd geprobeerd zoveel mogelijk mensen levend te houden. Zelf heb ik ook tulpenbollen gegeten. Ik had overigens een vriend die Jan Stelck heette en in de Havenstraat woonde. We wisten dat er in de Coolhaven langs de Albrechtskade drie binnenschepen met kool lagen met Duitse bewaking erbij. Wij hebben toen stiekem kool meegenomen. Thuis aangekomen was mijn vader razend omdat we zo’n groot risico hadden genomen. Waren we ontdekt dan hadden de soldaten meteen geschoten. We werden gedwongen terug te gaan om de kolen terug te brengen met de mededeling dat we deze gevonden hadden en gelukkig geloofde men dat. We zijn overigens in tegenstelling tot veel andere mensen de hongerwinter redelijk doorgekomen.

Bevrijding en daarna
We hoorden de vliegtuigen overkomen en er werd veel geschoten. De Engelsen hebben ons in Rotterdam bevrijd en we hebben na de oorlog nog enkelen gezien en gesproken. En wat waren we blij met de geweldige voedselpakketten. Die kwamen erg op tijd en zeker ook voor de patiënten van mijn vader. Bijzonder was dat er toen bij ons thuis op een gegeven moment Duitse officieren waren, die zich afvroegen wat ze nu moesten doen. Voor alle zekerheid hebben we toen maar hun pistolen uit hun holsters gehaald. Een nare ervaring was de behandeling van vrouwen die met de Duitsers hadden geheuld. Kaalscheren oké maar met pek en veren besmeuren vond ik te ver gaan. Waar ik ook nare herinneringen aan heb was een groot kamp met o.a. NSB-‘ers aan de Albrechtskade waar mijn vader geneesheer was.

Max en vijf jaar oorlog en bezetting 
Ook na de oorlog had ik veel last van mijn gemiste schooljaren. Ook op het gymnasium. Maar niet om die reden heb ik deze school moeten verlaten. Het gymnasium was een katholiek gymnasium en met vrienden had ik in de lege kerk zonder banken gevoetbald. We werden meteen geschorst en mijn vader moest op school komen. Maar hij kreeg toen ruzie met de rector en wel vooral omdat de rector het mij kwalijk nam dat ik bij Sparta voetbalde, een niet-katholieke voetbalclub, terwijl er toch ook een katholieke voetbalvereniging was en wel Leonidas. Mijn vader zei toen dat hij als mens nooit een onderscheid in geloof heeft gemaakt en haalde me daarom boos van school. Ik werd uiteindelijk op een algemene particuliere HBS aangenomen, maar heb daar geen eindexamen gedaan. Ik had daar geen zin meer in.

In de oorlog heb ik veel indrukken opgedaan die mijn functioneren na de oorlog beïnvloed hebben o.a. bombardementen 1940 (Duits) en 1943 (Engels) enz ., komst voedselbonnen en zinkgeld, bezetting, angst, vervolgingen. Doordat we vaak in de nacht moesten schuilen kwamen we veel slaaptekort. Fusilleren van tegenstanders, persoonsbewijzen vanaf 15 jaar. Joden werden gebrandmerkt, Jodenster. In 1943 Arbeidseinsatz; alle mannen boven 18 jaar moesten naar Duitsland. Vervolging en wegvoeren Joden. Verzet tegen de bezetting. Komst spertijden en avondklok enz. enz.

Als ik dan denk aan de 6 tot 12 jaar oude kinderen die op dit moment oorlog moeten meemaken, kan ik geen vergelijking met mijn herinneringen maken. Afschuwelijk!!

Noot: 
Toen mijn vader in augustus 1939 als reserve-officier van gezondheid werd gemobiliseerd moest hij eerst nog bij de Huzaren van Boreel de officierseed afleggen. Op een paard, terwijl hij nog nooit op een paard had gezeten! Maar hij kreeg ondersteuning van twee stalknechten. De officieren kregen na het afleggen van de eed een speciaal sabel overhandigd. Deze ziet U op de foto in mijn hand”.