Familie Starkenburg

Opgetekend door Mem
Het volgende verhaal speelt zich af in Haaksbergen, waar mijn moeder en vader zich hadden gevestigd net voor de oorlog.
Mem schrijft het volgende over deze periode:
Onze verloving viel samen met de Duitse inval. Een jaar later trouwden we. Teun kon een huis krijgen en wilde niet meer in een pension.
Twee jaar later kregen we onverwachts vier onderduikers. Een vader en moeder en twee kinderen, een meisje van zes en een jongen van negen. Anderhalf jaar lang verbleven ze bij ons en daarover wil ik iets schrijven.
Ik kan me niet alles herinneren, maar ik zal er in stukjes en beetjes over schrijven.
Hoe ze die avond verschenen en ons smeekten om bij ons te blijven. De dame (waar ze onderdoken) kon het niet meer aanzien, ze moesten weg en zich verbergen. Ze zaten twee deuren verderop verborgen, dat wist ik, want als ik buiten stond te kloppen, had ik altijd het gevoel dat ze me in de gaten hielden. Later vertelden ze me dat dat klopte. Ze vonden het altijd zo vreemd dat ik op sokken naar buiten liep.
Maar om terug te komen op die nacht. We schrokken ons rot. Vreemde mensen, we hadden ze nog nooit eerder gezien, ik zie ze nog steeds voor ons staan. Ze zagen er zo bleek en zielig uit. Ik weet niet meer precies wat we zeiden. Een paar uur later kwamen ze aan, helemaal ingepakt.
De kinderen op matrassen en de ouders op het logeer bed.
Er is in die tijd veel gebeurd. Onze Lu kon nog maar net lopen en gelukkig nog niet praten. We leerden hem meteen mama en papa zeggen. Helene (de moeder) kwam vaak naar me toe in de keuken en als ze wegging naar een andere kamer moest ze op handen en voeten door de voorste woonkamer kruipen, met als gevolg dat Lu op handen en voeten volgde! Boven en in de keuken hadden we de vitrages helemaal dicht, zodat ze veilig ongezien daar konden lopen. In de keuken hadden we de deurkruk aan de buitenkant verwijderd, zodat er niemand onverwachts naar binnen kon komen. Maar het ging één keer mis. Een keer waren Helene en ik koekjes aan het bakken.
Heit was boven ziek van geelzucht. Er kwam een bezoeker voor Heit langs en ik bracht hem naar boven. Tegelijkertijd kwam er iemand anders via de achterdeur naar binnen. Helene zag dat en vluchtte de kelder in. Lu loopt naar de keukendeur waar de buurvrouw op de deur rammelt. Lu doet de deur open en loopt meteen naar de kelder om mama, mama te roepen. Gelukkig liep het goed af, want ik kwam naar beneden.
Diezelfde buurvrouw vroeg me ooit waarom ik altijd zulke grote porties kookte. Ik vertelde haar toen dat ik voor twee dagen had gekookt. We hadden wel voedselbonnen voor de onderduikers en we kregen ook geld van het verzet. Hoeveel weet ik niet meer, maar zonder hulp hadden we onze onderduikers natuurlijk niet kunnen helpen. Met zo'n klein gezin en net getrouwd heb je geen overschot.
Ik kreeg melk van de boer, Van Heek, en als het sneeuwde, moest ik lopen, een half uur heen en een half uur terug, voor een liter melk. Soms, als ik de melk aan het koken was en ik even naar boven ging voor een praatje, vergat ik de melk en kookte alles over. Daar had ik heel uur voor gelopen! Uiteindelijk zeiden ze dan van boven: heb je geen melk op het vuur staan?
We stolen de elektriciteit, dus ik kon nog steeds op het fornuis koken. 's Avonds kwamen ze alle vier naar beneden. We moesten toch al donker maken vanwege de avondklok voor de bommenwerpers die overvlogen om Duitsland te bombarderen. En de avondklok was vanaf acht uur.
Een keer per week stond ik om vijf uur 's ochtends op om de was te doen voor zeven mensen. Viktor en Helene hielpen me daarbij. Ik denk er nog steeds aan, hoe het sop eruit zag, geen centimeter zeep, want er was bijna geen zeep te krijgen.
Rond de tijd dat we een inval verwachtten, hielden we om de beurt de wacht. We gingen zelfs op vakantie en de onderduikers werden aan hun lot overgelaten. Heits zus kwam ook een paar dagen op bezoek. Ze heeft nooit geweten dat we vier onderduikers hadden. Als we ooit iets extra te eten hadden, zou ik zeggen: laten we het snel opeten voordat er een bom op gaat vallen.
's Avonds, als ze beneden kwamen, speelden we spelletjes en hebben we veel gelachen.
Het is alweer twee jaar geleden dat ik dit schreef, het was uiteindelijk niet zo moeilijk.
Wij moesten ook ons huis uit, het was gevorderd door de Duitsers. Op een middag kwamen een Duitser en een NSB'er ons huis bekijken. Gelukkig wisten we er wel iets van. Viktor stond op de uitkijk en zag ze aankomen en waarschuwde me. Ze gingen zich verstoppen op zolder. Gelukkig hebben ze daar niet gezocht. De Joodse Bijbels lagen nog op hun kamer en de kachel stond nog warm in het midden van de kamer. We moesten diezelfde dag het huis uit. De hele buurt leefde met ons mee (niemand wist dat we ook onderduikers hadden) en ze hielpen ons met het weghalen van onze spullen. We moesten ons logeerbed en nog veel meer achterlaten. Als ze nou eens wisten dat dat bed door Joden was gebruikt!
Maar, wat moest er nu met ons onderduikgezin gebeuren? De buren onder hetzelfde dak wisten ervan en we hebben hen daar even ondergebracht. Dat was ook niet makkelijk voor hen, want ze hadden drie kinderen. Het huis waarin we woonden was van Overbeek en hij had een schuilplaats onder de vloer gemaakt. Zij brachten daar een nacht door met de buurman die ook ondergedoken zat.
Er was een razzia. Heit werd op een vroege ochtend op weg naar zijn werk aangehouden terwijl ik in het ziekenhuis lag met een miskraam. Velen van hen werden toen lopend naar Duitsland gestuurd. Gelukkig ontkwam Heit aan de razzia, geheel per ongeluk Ze werden in tweeën gesplitst, de ene die kant op en de andere de andere kant op. Heit stond toevallig aan de goede kant.
Overbeek zorgde toen voor ons door ons in een klein boerderijtje dat net was ontruimd, onderkomen te geven. Ook daar maakte hij een schuilplaats vrij. Dat was ook in de Arienstraat.
Ik weet niet meer precies hoe het gezin daarheen is verhuisd. Overbeek deed dit allemaal voor niets.
Het is alweer lang geleden dat ik dit schrijf en dan komt er zoveel naar boven. Wie weet vind je het nog steeds leuk om dit allemaal te lezen.
Toen we vanwege de Duitsers het huis uit moesten, bezochten we ook de familie Lottering, die een paar huizen verderop woonde. Hij zat bij de ondergrondse. Ze hadden zes kleine kinderen. Als zijn vrouw bij ons thuis kwam, zei ze: "Wilt u dat mijn man de deurknop repareert?" Ze wist toen nog niet dat we mensen verborgen hielden. Toen we uit ons huis werden gezet, ging Heit echter naar hem toe en vroeg hem of hij een oplossing wist. "Kom mee naar boven," zei meneer Lottering. Heit schrok zich rot, want ze hielden twee piloten verborgen. Toen Heit terugkwam, zei hij: ‘Ik sprak Engels’, en vertelde wat hij had gezien.
De familie Franken had ook familie (een broer van Victor) die zich bij een boer in de Hoeve verstopte. Ze hadden ook twee meisjes die zich bij anderen verstopten. Ik ging er met Lu heen, Lu voorop mijn fiets, en kon ze vertellen hoe het met hun familie ging. Ze zaten tussen balen stro in de schuur en als ik bij ze op bezoek ging, moest ik ze via een laddertje bereiken.
Misschien kunt u zich dat niet helemaal voorstellen, maar ik kan het niet anders uitleggen.
Toen ik terugfietste naar huis had de boerin me van alles voorzien: boter, eieren, groenten, en ik kon onze onderduikfamilie vertellen hoe het met hun familie ging. Bertha, de schoonzus, was altijd pessimistisch en Simon (broer van Victor) altijd vol goede moed. Maar het gezin bij ons had het veel beter. Een van de meisjes, Herma, van Simon en Bertha, kwam naar ons toe, dat wilde ze zo graag. 's Avonds haalde Heit haar op met zijn fiets, maar ze kreeg zo'n heimwee dat Heit met haar mee terug moest. En dat was niet zo makkelijk, want niemand mocht haar zien en je kon ook geen licht maken, wat achteraf gezien wel fijn was. Alles was immers verduisterd door de vliegtuigen.
Toen we op het kleine landgoed verbleven, hadden we ook wel eens spannende momenten.
Een keer kwam er een medewerker van de Belastingdienst totaal onverwachts binnen lopen, hij stapte van buiten zo de keuken in. Ik schrok me rot. Hij wilde alles zien, dus dat heb ik gedaan, ik heb hem alles laten zien. Maar er was niet veel. Een grote keuken, twee slaapkamers en de dors vloer in het schuurgedeelte. Hij moest ook de tweede slaapkamer zien en keek echt verbaasd toen ik zei: ‘ik denk dat je deze beter kunt overslaan’. Het kostte hem veel overredingskracht, maar hij ging toch. Later zei zijn vrouw dat hij er spijt van had dat hij er zo op had gestaan die kamer te zien.
Vlak voor de bevrijding kwamen ze (de NSB) bij ons, de kinderen van school hadden verteld dat we onderduikers bij ons hadden. Ze kwamen ook bij Bertha en Simon op de boerderij.
Daar waren we tijdens de bevrijding, het was net Pasen. Dat was weer eens wat anders voor de onderduikers, die konden naar buiten! Wij vonden de bevrijdingsdag eigenlijk niet zo leuk, want meneer Lottering werd die dag door de Duitsers doodgeschoten. Zijn vrouw bleef achter met zes kleine kinderen. Ze heeft altijd contact gehouden met de piloten, een Amerikaan en een Engelsman.
Helene en Victor keerden terug naar hun eigen huis, maar ze moesten helemaal opnieuw beginnen. We zijn altijd bevriend met hen gebleven.
Heit en ik zijn in Israël geweest. Ineke, hun dochter, woont daar. Nu ik op mezelf woon, zijn Karel en Hettie heel goed voor mij, zij zijn de zoon en schoondochter van Victor en Helene.
Op het plakkaat staat:’ Quiconque sauve une vie sauve l’univers tout entier’ Familie Franken