Herman Selier

                                                                                                                                                                                                           De ouders Andries Selier, *Amsterdam 1.10.1917
                                                                                                                                                                                                            en Wietske Selier – Dijkstra, *Makkum (Fr.) 24.5.1918

Opgetekend door (J) Sjef Smeets 

 

Vandaag, 8 mei 2025 vertelde in Acht (gemeente Eindhoven) de, op 21.1.1943 in Zaandam geboren, heer Herman Selier ons het uitvoerig gedocumenteerd oorlogsverhaal van zijn ouders.

De impact van het leven, dat mijn ouders gedurende de oorlogsjaren leidden samen met de vele onderduikers, die zij herbergden, is uiteindelijk een permanente geestelijke belasting voor me geworden. beter gezegd, op het hele leven van mijn zusjes Joke (1941), Marianne (1948) en van mij heeft hoe onze ouders uit de oorlog waren gekomen een niet weg te denken invloed gehad. Mijn vader heeft aan de oorlog een oorlogstrauma,  PTSS, aan overgehouden, waar ik veel later pas achter kwam. Zij hebben ons niet verteld wat ze hadden meegemaakt. Helaas pas na hun overlijden realiseerde ik me dat er heel veel aan de hand moest zijn geweest, waar wij niets van wisten. Daar ben ik door intensieve naspeuringen en heel veel behulpzame contacten achter gekomen. Maar ik kon mijn ouders toen helaas niet meer vragen om ons hun verhaal zelf te willen vertellen.

 

Mijn zeer gelovige ouders, leden van het Leger des Heils, waren bij hun trouwen van Amsterdam verhuisd naar Zaandam. Teksten als: “Herberg de verdrevenen, enz.” waren hun drijfveer. Er werd een beroep op hun hulp gedaan door Piet Bosboom, (oorlogsalias: Piet Bakker) die in de omgeving veel onderduikers aan betrouwbare onderkomens hielp. Piet was een grote communistische verzetsstrijder in de omgeving van Zaandam. Hij bracht in 1942 “voor tijdelijk” de eerste Joodse onderduiker bij mijn ouders. Uiteindelijk vonden er negentien een schuilplaats bij mijn ouders. Waarschijnlijk soms drie of vier tegelijk. Geen idee waar ze allemaal sliepen. Een van hun is zelfs gedurende de hele oorlog gebleven, in de kleine arbeiderswoning in de Pieter Latensteinstraat. Ze zaten b.v. onder de trap. Waar toch moeilijk iets verborgen kon blijven, gehorig als het huis was. Het is een godswonder dat ze toch nooit door buurtgenoten zijn verraden. Een paar jaar geleden heb ik er aangebeld en mocht ik er binnen rondkijken. Toen herinnerde ik me weer dat we als kinderen aan tafel zaten en spelletjes deden, gewoon gezellig. Ik herinner me niet dat ik toen ooit iets van spanning heb gevoeld. We hoorden onzer ouders wel namen noemen van mensen. Maar wat ze zeiden ging aan ons begrip voorbij.

 

Bij de bevrijding hingen mijn ouders een beddenlaken buiten, waarop ze banen rood en blauw  hadden geverfd.

Tot op de dag van vandaag hebben we onder andere nog innige contacten met de ene nog levende onderduiker, Lou Polak, die als kleine jongen in de oorlog bij ons is gekomen. En met kinderen en kleinkinderen van andere mensen, die in de oorlog korter of langere tijd bij ons verbleven. Zoals met de familie van Lou Polak, die ons een paar jaar geleden bijvoorbeeld uitnodigde toen in Amsterdam een bruiloft gevierd werd. De Rabbi was voor die plechtigheid uit Engeland gekomen. Hij vertelde aan de aanwezigen, dat deze bruiloft überhaupt kon plaatsvinden “dankzij de gastvrije familie Selier van toen”. De Polaks zijn een hele groter familie geworden, die nu deels in Amstelveen en deels in Jerusalem woont.

De vrouw van Lou Polak, de Joodse Carry heeft Bergen Belsen overleefd.  

De waardering voor mijn ouders vanuit Joodse kringen is zeer bijzonder. Er is bijvoorbeeld  de familie Crost. “Ome” Willy, zoals wij hem noemen, is bij ons het langst van allemaal ondergedoken geweest, n.l. gedurende de gehele oorlog. Zijn dochter Loes beschouw ik als een halfzusje. Zij woont nu in Peize (Groningen), waar we haar regelmatig bezoeken. Op hun uitnodiging zijn mijn zus Marianne en ik ook nog eens 14 dagen naar Israël geweest. Zij wonen daar  zelf vlak bij de Knesset (het Parlement van de staat Israël. J.S.). Daar is bij het Holocaustmuseum ook “De laan er rechtvaardigen” Alle mensen, die de onderscheiding Jad Vashem hebben ontvangen, worden hier geëerd met hun naambordje. Het bordje van mijn ouders staat er naast dat van Schindler (bekend van de film “Schindler’s List”. Oscaer Schindler was een Duitse industrieel die meer dan duizend, meest Poolse Joden, behoedde voor de holocaust door hen voor de duur van de oorlog werk te geven in zijn fabrieken. J.S.)

Ik ben eens op bezoek geweest in het huis van de bekende verzetsvrouw Corrie Ten Boom in Haarlem in de  Barteljorisstraat, waar op de bovenverdieping onderduikers verbleven. Wat Anne Frank is voor Amsterdam, is Corrie Ten Boom voor Haarlem. Wij waren daar een jaar of tien geleden. De gids vertelde dat de hele familie plus onderduikers is verraden, maar dat een paar mensen, waaronder ene Meyer Mossel, (bijgenaamd Eusie) het hadden overleefd, een paar dagen staand in een smalle kast. Nou wil het toeval dat bij ons aan tafel in die kinderjaren ook over ene Eusie werd gesproken. Hij was Chazan (voorzanger) in de Synagoge van Amsterdam De onderduikers zijn uiteindelijk bevrijd door de knokploeg van  Piet Bosboom. Die Eusie is toen ondergebracht bij Andries en Wieske Selier.

In 1974 werden mijn ouders verrast door een reüniebezoek van alle Joodse nog levende onderduikers, die bij mijn ouders waren geweest. Die boden toen mijn ouders een reis aan naar Israël. Daar werden zij groots ontvangen en kregen ze allebei de onderscheiding Jad Vashem (voor niet-Joden die tijdens de Holocaust hun leven waagden om Joden te redden J.S.).

 

Boven in het midden, links van de man met het kind op schoot: Andries en Wietske

 

Mjn vader had dus aan de oorlog PTSS overgehouden. (een psychische aandoening die kan ontstaan na het meemaken van schokkende, traumatische ervaringen. J.S.) Hij was daarvoor onder behandeling bij de bekende Prof. Jan Bastiaans. (zenuwarts en hoogleraar psychiatrie, die in 1957 promoveerde op een proefschrift getiteld: Psychosomatische gevolgen  van onderdrukking en verzet. En “heilig’ verklaard door vele oorlogsslachtoffers.J.S.).

Mijn ouders hebben ook een soort pensioentje gekregen van de “Stichting 1940-1945”, een Stichting ter behartiging van belangen voor burger-oorlogsgetroffenen:

 

Herman besluit zijn verhaal met de uitspraak: “Ik haal deze herinneringen op uit puur respect voor mijn ouders, die zich totaal onbaatzuchtig hebben ingezet voor medemensen in gevaar”. Niet alleen mijn vader, maar ook mijn moeder heeft het allemaal als een rots in de branding doorstaan. Ik ben trots op allebei”.