Jan Schrauwen

Opgetekend door Jan schrauwen, introductie en nawoord Petra Bontje
Jan is het derde kind in het gezin van Kees en Nelleke Schrauwen. Hun vier kinderen worden geboren in: 1938 (Frans), 1939 (Net), 1941 (Jan) en 1943 (Kees). Het jonge gezin woonde op een boerderij met koeien en varkens aan de Biggelaarstraat nummer A496 (tegenwoordig is dit nummer 7) in Zundert, samen met de ouders van Kees en zijn twee, jongere, ongetrouwde broers, Janus en Jan.
De doodlopende Biggelaarstraat eindigde op het akkerland met daarachter de meanderende Kleine Beek. De boerderij was niet aangesloten op gas, elektriciteit en water. Om de koeien water te geven moest er twintig minuten gepompt worden. Een geriefhoutbosje (houtwal) was op de akker aangeplant voor het verkrijgen van o.a. brandhout.
Jan vertelt dat ze met zijn vieren in de opkamer sliepen. Oom Janus was Jan’s slapie, zijn oudste broer Frans sliep naast zijn jongste broer, Kees. Hun oom Jan lag in de bedstee en zijn moeder deelde de kamer met zijn zus Net.
Na de dood van zijn oudste broer Frans, heeft Jan zijn oorlogsherinneringen op papier gezet. Hij had dit eigenlijk eerder willen doen, maar het emotioneerde zijn oudste broer teveel. Hieronder volgt Jan’s aangrijpende verslag.
Zundert, 23 maart 1944.
Op 23 maart 1944 raakte een Amerikaanse B17-bommenwerper, ook wel een vliegend fort genoemd, op de terugweg van een bombardementsmissie in Munster, in brand. De bemanning moest het toestel in allerijl verlaten. Ten zuiden van Breda sprongen er vier uit het toestel, en kort daarna de rest van de tienkoppige bemanning. Een van hen was Sergeant Ernest H. Jones. Hij was 'waistgunner', een van de twee zijschutters die in de buik van de B-17 het toestel moesten beschermen.
Het was deze Ernest H. Jones die na twee nachten lopen ’s nachts in de Biggelaarstraat A496 te Zundert aanklopte op het slaapkamerraam van de boerderij van mijn familie, de familie Schrauwen. Onze familie bestond uit tien personen, opa en oma Schrauwen, twee ongetrouwde zonen, zoon Kees en diens echtgenote met hun vier nog heel jonge kinderen. Een daarvan ben ik.
Mijn vader en mijn twee ooms ontfermden zich over Jones en verstopten hem snel in de dubbele paardenstal in het hooi. Mijn familie kende enkele leden van de ondergrondse en maakten meteen melding van de ontstane situatie.
In de vroege avond ging mijn vader Kees de paarden voeren en liep met emmers water en haver over het boerenerf. Onderin de emmer met haver lag het eten voor Jones. Deze gang van zaken bracht best wat risico's met zich mee. De Duitsers waren namelijk nog
op zoek naar inzittenden van het vliegtuig en het was tegen spertijd. Met de uitleg van het paarden voeren namen de Duitsers echter genoegen.
Na een tweetal dagen kwam Cas van Erck, lid van de ondergrondse beweging, Jones ophalen. Beiden, gestoken in gepaste onopvallende kleding, fietsten 's middags via het dorp Wernhout naar de boerderij van Jan Jochems, net over de Belgische grens. Deze boerderij maakte deel uit van de vluchtroute richting Frankrijk en Spanje.
Na de oorlog ontving mijn familie een brief met dankbetuiging van de Amerikaanse
overheid. Helaas hebben we deze brief niet meer.
Nadien werd bekend dat de vluchtroute door verraad was opgerold waarbij boer Jan Jochems gevangen werd genomen. Hij kwam terecht in concentratiekamp Buchenwald waar hij op 6 november 1944 om het leven werd gebracht. Ook Ernest Jones werd opgepakt en als krijgsgevangene afgevoerd naar kamp Stalag XVII-B in Krems in Oostenrijk. Op 2 mei 1945 werd hij daar door zijn landgenoten bevrijd. Cas van Erck werd na de oorlog voor zijn hulp aan de neergestorte Amerikaanse vliegeniers beloond met het Certificate Grade 5 (nr.22340).
Zundert, najaar 1944
Tegen de herfst van 1944 naderden de geallieerde troepen vanuit het zuiden de Nederlandse grens. Er werd op diverse fronten strijd geleverd. Het ene front bewoog zich richting Oost-Brabant, het andere maakte een omtrekkende beweging westwaarts naar
West-Brabant en Zeeland. Dit laatste met de bedoeling om het gebied rondom de Westerschelde te veroveren. Hiermee kwam de zeer belangrijke aanvoerroute naar de grote haven van Antwerpen vrij, zodat de geallieerden massaal goederen en manschappen konden aanvoeren die van cruciaal belang zijn voor de strijd.
Op 20 oktober bereikte de strijd ‘Operatie Suitcase’ vanuit het zuidwesten de grens van West-Brabant. Beginnend ten zuiden van het Belgische Wuustwezel moest met een omtrekkende beweging West-Brabant en Zeeland worden bevrijd. De Duitse bezetters probeerden uiteraard de opmars van de geallieerden te stoppen en legden op strategische plekken verdedigingslinies aan. Zo gebeurde dat ook op de akkerlanden van mijn familie.
Achter de boerderij lagen de hoge akkerlanden en daarachter de lage weilanden tot aan de Kleine Beek. Op de hoge rand van de akkers bevond zich een houtwal* over een lengte van 250 meter en een breedte van 10 tot 12 meter. Vlak voor deze houtwal legden de Duitsers 285 schuttersputten aan als verdedigingslinie, strategisch gezien een sterke zet. De Biggelaarstraat was weliswaar een doodlopende straat, maar van daaruit zouden de geallieerden over de Kleine Beek na enkele honderden meters kunnen doorstoten naar de Rucphenseweg en zo richting Roosendaal en Bergen op Zoom trekken. De Duitsers eisten bij mijn familie een schuur op om materiaal, munitie en dergelijke op te slaan. Daar kwamen bewakers bij te staan. Het leken wel schildwachten op ons boerenerf.
Bij mijn familie zag men dit alles aan en mijn vader Kees, die in zijn jonge jaren de militaire dienstplicht had vervuld, besloot achter de boerderij een schuilkelder te bouwen. Samen met zijn broers damde hij een diepe sloot achter de boerderij af.
Het dak bestond uit zware dikke balken, met bovenop veel plaggen en aarde. In totaal ruim een halve meter dik.
Bij Wuustwezel werd de Engelse eenheid Polar Bears die toe was aan rust en hergroepering vervangen door de Amerikaanse Timberwolves Divisie. Deze eenheid trok richting Achtmaal en Zundert. Vooruitgeschoven waarnemers van de Timberwolves ontdekten de stelling bij de boerderij. Kort daarna vielen al enkele granaten richting de Kleine Beek.
Bij mijn familie vond men de schuilplaats niet veilig genoeg meer en we vluchtten naar de betonnen kelder in de woning van buurman Jac Godrie. Daarin lagen matrassen en was er voldoende eten voorhanden.
(Tijdens het interview vertelt Jan dat hij zich heel nog goed het gierende geluid van de vallende granaten kan herinneren. ‘Dan was het even stil en dan …boem! Daar komt er weer een, zie mijn vader dan. In de betonnen schuilkelder van de buurman, onder de grond, hoorden we dat geluid bijna niet meer.’)
Na enkele dagen met veel beschietingen werd het rustig. Het schieten was gestopt. Toen werd de kelderdeur opengetrokken en kwam een van de zonen van Jac Godrie binnen. Hij riep:, "Zundert is bevrijd, kom er maar uit." Groot was de vreugde, iedereen was dolblij en riep ‘hoera!’ op deze 27e oktober. Helaas was de vreugde van korte duur.
Zundert, 8 november 1944.
Die achtste november, een woensdag, was het een rustige herfstdag. In de omgeving gaat het er echter allesbehalve rustig aan toe. Na de bevrijding van Zundert met de omliggende kerkdorpen Klein Zundert, Achtmaal en Wernhout, rukten de geallieerde troepen verder op richting West Brabant en Zeeland. Daar werd de Slag om de Schelde geleverd. Op 8 november werd Walcheren bevrijd.
De Duitsers bezetten echter nog de rest van ons land, het hele gebied boven de grote rivieren. Van daaruit lanceerden ze massaal hun nieuwste vernietigingswapen: de VI. Een ongeleid projectiel dat volgepropt met schroot en springstof werd gelanceerd richting het havengebied van Antwerpen met de bedoeling om de aanvoerlijnen van de geallieerden zoveel mogelijk te beschadigen en te ontwrichten. Veel van die projectielen bereikten echter niet hun einddoel en stortten her en der neer. Enerzijds omdat de brandstof op was en anderzijds doordat ze door Engelse jachtvliegers uit de lucht
werden geschoten.
's Middags op die achtste november was mijn vader Kees, 30 jaar oud, met paard en ploeg een perceel akkerland gelegen op zo'n kleine driehonderd meter van de ouderlijke
boerderij aan het bewerken. De grond werd zo gereed gemaakt voor het inzaaien van graan. Hij had mij, drie en een half jaar oud, meegenomen. Ik speelde aan de rand van de akker, bij de heg. Iets voor 4 uur stuurde hij mij naar huis met de boodschap dat de familie kon gaan eten en daarna de koeien melken. Hij moest het ploegen nog even afmaken.
Toen de familie aan tafel zat, klonk en voelden ze plotseling een zware ontploffing.
Ruiten sprongen stuk en pannen schoven van het dak. Iedereen vluchtte naar buiten behalve kleine Kees, elf maanden oud. Buiten zagen we, richting het geploegde land rook en vuur. Precies op dat stuk land was een VI neergestort.
Mijn familie liep in allerijl naar de plek des onheils. Ik werd tegengehouden door opa of oma. Ter plaatse bleek dat mijn vader Kees door een brokstuk metaal zwaargewond aan het hoofd was geraakt. Hij werd op een brede ladder met planken naar de boerderij gebracht en op bed gelegd. Enige tijd later werd hij per auto overgebracht naar het nonnenklooster St. Elisabeth in Zundert. Daar is hij in de loop van de avond overleden.
Mijn vader Kees werd slechts 30 jaar oud en liet zijn vrouw Nel na (ook 30 jaar) en vier heel jonge kinderen, waaronder ik, Jan van bijna drie-en-een-half.
Na de oorlog
Naast moeder Nelleke met haar vier jonge kinderen bleven ook de ooms Jan en Janus op de boerderij aan de Biggelaarstraat wonen. Zijn ooms hebben de jonge kinderen Schrauwen mede grootgebracht. Geëmotioneerd vertelt Jan dat zijn moeder na het omkomen van zijn vader een zwaar leven heeft gehad. Ze werkte dag en nacht, had geen inkomen en was afhankelijk van haar schoonouders en zwagers. (Pas in 1959 werd de Algemene Weduwen- en Wezenwet ingevoerd.).
Jan herinnert zich dat zijn moeder regelmatig op de fiets naar haar ouders in Rijsbergen fietste. ‘Ik weet het nog goed, Kees voorop, ik achterop de fiets en Frans en Net op hun eigen fietsjes. Mijn opa en oma hebben wel eens tegen mijn moeder gezegd : Nelleke als je het niet meer vol kunt houden, je kan altijd bij ons terecht, er is altijd plaats.’
Ook vertelt hij dat zijn moeder in haar slaapkamer zowel ‘s zomers als ’s winters bloemen bij de foto van zijn vader had staan. ‘In de zomer haalde ze bloemen uit de moestuin of plukte ze een veldboeket. Ook droogde ze strobloemen. Die werden in schoenendozen gelegd en bewaard tot de winter zodat ze dan ook bloemen had .‘
Voor het dichten van de Duitse schuttersputjes en het gat veroorzaakt door de ingeslagen V1, waardoor zijn vader omkwam, stuurde de Nederlandse Heidemaatschappij Jan’s moeder Nelleke in februari 1946 een begroting van 275 gulden. ‘Voor zover ik weet, heeft mijn moeder daar nooit een vergoeding voor ontvangen,’ vertelt hij.
Elk jaar wordt Kees Schrauwen op 4 mei tijdens Dodenherdenking in Zundert, samen met de andere plaatselijke oorlogsslachtoffers herdacht en komt de familie bijeen aan zijn graf.
Foto 1 Boerderij met paardenstal fam. Schrauwen
Foto 2 Ernes Jones
Foto 3 Cas van Erck
Foto 4 Jan Jochems
Foto 5 Begroting Nederlandse Heidemaatschappij
Foto 6 Bidprentje Kees Schrauwen
Foto 7 Grafsteen Kees en Nelleke Schrauwen