Marianne Spanjer-Groothuis

Opgetekend door Ed van Leuteren

Op 4 augustus 2025 sprak ik met mevrouw Marianne Spanjer-Groothuis, 89 jaar oud.

Zij maakte de oorlog mee in Goor en Hengelo.

 

Het zal je maar overkomen,

Gisteren woonde je nog in een mooi huis

Je had nog alles en je wordt in een trein gezet

Waar je drie dagen in zit.

Kun je je dat voorstellen?

Kun je je dat voorstellen?

Wat ik mij herinner zijn hoogoplopende ruzies om de ruil van een kinderbed, de achterklap, de kwaadsprekerij, de zoektochten naar voedsel. Toen de oorlog eindigde was ik negen jaar. Het regende en opeens waren ze daar. Mijn moeder ging naar de Engelsen, onze bevrijders toe en zei: ‘my house, your house’  en vanaf dat moment sliepen wij op de zolder en het huis was voor de soldaten. Die bleven een tijdje en daarna gingen zij naar Duitsland. Bij ons thuis woonde  de kok en die bracht lekkernijen mee, echte thee.

 

We hebben vreselijke bombardementen meegemaakt in Hengelo, dat was aan het begin van de oorlog. Stork, Hazemeijer, we gingen kijken met mijn ouders, ik zat achter op de fiets, ik deed mijn ogen dicht tot we er uit waren. Ik was toen vier jaar oud. Aan het eind van de oorlog bombardeerden de geallieerden. ’s Nachts hingen we uit het raam om te zien wat er gebeurde. Wij woonden aan de Uitslagsweg. Ik kende iedereen. Er waren ook mensen met een bult, één been, een waterhoofd en mijn moeder zei dan ‘neem Annetje even mee’. Dat deden we gewoon, we hadden gemeenschapszin.

 

Na de oorlog heeft mijn moeder vluchtelingen te eten gegeven in ons huis. Ik herinner me de razzia’s. Er werd een man meegenomen, waarvan mijn moeder zei: ‘wat kan die nou voor kwaad doen’? Ook hij moest mee. Allemaal mee.

Mijn moeder had mijn vader opgeborgen in een grote kast, om te voorkomen dat hij mee genomen werd bij zo’n razzia in 1944. Mijn jongste broer die pas geboren was, lag in de wieg. Mijn moeder had de wieg voor de kast gezet. Alle mannen werden opgepakt, op het laatst moesten zij allen werken voor de Duitsers. Ik weet dat er een jongetje aan kwam, die net zo groot als ik was, met een mitrailleur, slecht gewassen en hij zei dat als hij mijn vader zou vinden, dat hij dan dwars door de wieg zou schieten. Mijn moeder zei dat mijn vader al lang weg was en dat zij niet wist waar hij was. Zij zei dat ze mijn vader al lang niet had gezien.  Als kinderen hielden wij onze mond.

Iedereen werd op vrachtwagens meegenomen, dat ging niet zachtzinnig.

 

Wat maakt een mens zó dat hij aardig gevonden wordt door zijn familie maar toch oorlogsmisdaden begaat.

Hoe kan iemand, iemand zo iets aandoen?

Daar word ik stil van.

Mensen, die uit de oorlog komen,

Hoe kunnen die nog functioneren in de periode ná de oorlog?

Hier in het oosten hadden we minder honger.

Ik weet nog dat mijn vader een varkentje achter op de fiets gezet, die door mijn moeder werd geslacht.

 

Na de oorlog ging mijn moeder op de fiets van Hengelo naar Rijssen om melk te halen bij een boer. Ik moest het hele huishouden waarnemen, ik was toen acht jaar oud. Zij ging weg op de fiets, die houten banden had. Het fornuis moest ik aanhouden. Toen zij terug kwam, bleek dat ze in de sloot gevallen was en dat de melk in de sloot was terecht gekomen. Je wordt zó snel volwassen door de oorlog.

Aan de overkant woonde een jongetje, die op hoge hakken liep, een jurk aanhad, hij kleedde zich als vrouw om zo niet meegenomen te worden door de Duitsers.

Er was in die tijd ook jalousie, omdat er joden waren, die zich goed konden redden. Er waren omstanders die het goed vonden als mensen meegenomen werden. Ik heb niet gezien dat Joden uit hun huis werden gezet. Ik vermoed dat ik nog te klein was.

In Delden en Borne was een levendig Joods leven, daar is niets meer van over.

Er is ook een naamgenoot van mij weggevoerd. De voorouders van mijn man komen eigenlijk uit Portugal, zij zijn Portugese Joden

Het was extreem koud in de oorlog, we konden les krijgen waar een kachel was. Dat kon ook een café zijn.