Hans Heijs

Opgetekend door Petra Bontje
Voor ik Hans Heijs ga interviewen, bezoek ik de R.K. begraafplaats in Boxmeer. De zon schijnt op de zevenhoekige, bakstenen zuil met de tekst ”10 mei 1940. Strijdend aan de Maaslinie waren zij het vaderland getrouw tot in de dood”. Ik loop de zuil rond en lees de namen van de militairen die hier op de eerste dag van de Tweede Wereldoorlog omkwamen. Ze waren jong toen ze hier in Boxmeer overleden: 20 en 21 jaar oud. Vijf van hen kwamen uit Rotterdam.
Al meer dan 25 jaar legt Hans Heijs op 10 mei een krans bij dit oorlogsmonument. Een uur later spreken we in zijn ruime appartement over die kranslegging en over zijn oorlogsherinneringen. Naast Hans is ook zijn zoon Tjeerd aanwezig bij het gesprek. Ze geven mij een exemplaar van het mooie herinneringsboek “Meebewegen en genieten”, waarin foto’s en tekst het lange leven van Hans Heijs verbeelden. Dit boek zal bij de uitwerking van dit interview een handig brondocument blijken (zie ook Bronnen onderaan deze tekst).



Kranslegging bij oorlogsmonument_1, RK begraafplaats Boxtel, 10 mei 2025 (Facebook-site, veteranen Boxmeer)
Bakkerij-kruidenier in Steenstraat 27
Hans blijkt in dezelfde straat te wonen als waar hij in 1926 werd geboren, als nummer vier van in totaal zeven kinderen. Zijn ouders hadden een winkel in de Steenstraat, nummer 27. Hans en zijn zoon Tjeerd laten me een zwart-wit foto zien uit die tijd. “Brood, koek en banketbakkerij, koloniale waren en veevoer”, staat er op de luifel van de winkel. Niet alleen de inwoners uit Boxmeer, ook Nederlandse militairen die in 1940 in een fabriekshal ertegenover gelegerd waren, bezochten de winkel en de bakkerij.

Winkel ouders Hans Heijs in Steenstraat 27 (uit Herinneringsboek Hans Heijs, “Meebewegen en meegenieten.”)
10 mei 1940, omgekomen soldaten uit Rotterdam
Als de oorlog op 10 mei 1940 uitbreekt, is Hans 14 jaar oud. Bij de hevige gevechten in die eerste dagen kwamen duizenden Nederlandse militairen om, waaronder zeven soldaten afkomstig uit Rotterdam, Zutphen en Nijmegen. Hun namen heb ik eerder die middag op de herdenkingszuil op de R.K. begraafplaats gelezen. Hans blijkt de soldaten allemaal gekend te hebben.
‘Ze kwamen regelmatig bij mijn vader in de winkel om snoep en dergelijke te kopen,’ vertelt hij. Hans’ zoon Tjeerd vertelt wat meer over de achtergrond van de gevechten rond Boxmeer.
‘Op 10 mei 1940 probeerden de Duitsers meerdere keren de Maas over te steken, maar ze werden telkens teruggedreven. Ze voerden vier of vijf aanvallen uit, maar deze mislukten allemaal. Een echtpaar in een bootje voer rustig tussen de schietende Duitsers en Nederlanders door. Zij werden de eerste burgerslachtoffers in Boxmeer en mogelijk zelfs van heel Nederland. In de loop van de gevechten slaagden de Duitsers er uiteindelijk in om de Maas over te steken, maar ze werden van dichtbij aangevallen. Alle zeven soldaten die op het oorlogsmonument staan, kwamen bij dit gevecht om. Ze werden begraven en in de eerste jaren na de oorlog herdacht. Er werd een zuil geplaatst ter nagedachtenis aan hen. In 1995 werd er echter in Boxmeer een nieuw oorlogsmonument, ook wel het Joodse monument genoemd, geplaatst, waar alle Boxmeerse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog worden herdacht. Sindsdien vindt daar ook de Dodenherdenking plaats. De zeven soldaten werden in de loop van de tijd vergeten. ‘Omdat mijn vader dit niet eerlijk vond en hij de jonge soldaten ook gekend heeft, legt hij al 25 jaar op 10 mei een krans ter nagedachtenis,’ vertelt Tjeerd.
De begrafenis van de Rotterdammers blijkt nog een verhaal apart te zijn. De militairen waren protestant en mochten van ‘mijnheer pastoor’ niet in de gewijde grond van de rooms-katholieke begraafplaats begraven worden. De burgers vonden dit niet eerlijk, ‘die jongens hadden immers toch hier in Boxmeer gevochten en hun leven gegeven voor het vaderland.’ Er werd een creatieve oplossing bedacht. Een stuk van de muur om het kerkhof werd opengebroken. ‘De soldaten liggen dus net buiten de gewijde grond begraven, maar liggen wel op het kerkhof,’ vertelt Hans.
Sinds de Boxmeerse Dodenherdenking niet meer bij het oorlogsmonument op de R.K. begraafplaats wordt gehouden, legt Hans daar al meer dan 25 jaar op 10 mei een krans voor de Rotterdamse soldaten. Jarenlang heeft hij dit op eigen kosten gedaan tot Frank, de voorzitter van Veteranen Boxmeer, dit hoorde. Vanaf dat moment wordt de krans door de veteranen betaald. Ook begeleiden een of twee veteranen Hans bij de kranslegging. ‘De vlag wordt dan halfstok gehesen, we salueren en blijven dan een paar minuten zo staan.’ vertelt Hans. Ook op 10 mei 2025 heeft hij een krans bij het monument gelegd. ‘Tot mijn dood toe wil ik dat blijven doen voor die jongens.’ zegt hij geëmotioneerd.
We praten verder over de rest van zijn oorlogsherinneringen.
Bakken in oorlogstijd
Omdat Hans’ vader een bakkerij had, die van belang was voor de voedselvoorziening, en bovendien 54 jaar oud was, werd hij niet opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Niet alleen de dorpsgenoten, ook veel Duitsers kochten hun brood bij hen. De broden werden gebakken in de bakkerij van Jan Schrijen (een knecht van Hans vader) in de Spoorstraat. Omdat kolen schaars waren, werd de bakkerij door drie bakkers samen gebruikt. De ene bakker bakte dan bijvoorbeeld op dinsdag, de andere op woensdag, enz. Het brood werd vervolgens in de eigen winkel verkocht. Ook inwoners van het dorp brachten meel naar de bakkerij. De broer van Hans, Toon, mocht reizen omdat hij bakker van beroep was. In Duitsland haalde hij gist. Het meel werd per familie afgewogen en met de gist en andere ingrediënten in een kom gegooid. Na het bakken van de broden werd het naar rato verdeeld onder de families. Voor degenen die te arm waren om brood te kopen, werden een paar extra broden gebakken.
Schuilkelder
Achter de winkel was een opslag van de bakkerij met een ruime kelder, wel zo’n meter of twintig groot. Daar sliep het gezin tijdens gevechten elke nacht. Er zaten wel eens zo’n 40 man in de schuilkelder, vertelt Hans. Ook militairen scholen er. Die zaten dan het dichtst bij de deur om er het eerste weer uit te kunnen.
Onderduiken
Als de jongens Heijs ergens naartoe gingen, fietste hun jongere broer vooruit. Als hij snel terugkwam fietsen, was het niet pluis, dan kwamen de Duitsers eraan en moesten ze de bossen in vluchten. Om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen, dook Hans, samen met zijn broers Herman en Toon, een keer onder in de koepel van het theehuisje van de freule van Sasse van, in het bos bij de Maasheggen. Gerard en Piet, zijn jongere broers kwamen hen dan eten brengen.
Daarvandaan doken de jongens onder bij een adres in Vortum-Mullem, waar ze maar kort gezeten hebben. ‘Als er ’s nachts vliegtuigen overkwamen stond het hele dorp te kijken welk vliegtuig er neergeschoten werd,’ vertelt Hans. Ook de gebroeders Heijs stonden buiten te turen naar de lucht. Omdat de mevrouw waar ze ondergedoken zaten bang was dat ze ontdekt zouden worden en dit hen zou verraden, moesten de jongens daar weg. Vader Heijs moest bij het echtpaar langskomen. Ze spraken af dat de jongens daar nog zouden blijven tot Hans’ vader een ander adres gevonden had.
Uiteindelijk konden ze terecht bij de familie Kruze in Stevensbeek en later bij de familie Koopmans. Stevensbeek ligt midden in de bossen. ‘We hebben daar veel plezier gehad,’ vertelt Hans, ‘maar we moesten altijd binnen blijven. Als er gevaar dreigde, kregen we een seintje, trokken een dikke jas aan, en gingen de bossen in, want de Duitsers waagden zich daar niet. Zodra het gevaar geweken was, kwam de onderduikfamilie ons weer halen, want ze wisten ongeveer waar we dan zaten. Als we op zondag in de kerk zaten en er kwam een seintje voor gevaar, dan stroomde de kerk leeg, want er zaten zeker zo’n honderd onderduikers die dan de bossen invluchtten.’
Evacuatie
In september 1944 werd Boxmeer bevrijd. De blijdschap was echter van korte duur. De Duitsers lagen aan de overkant van de Maas en beschoten Boxmeer voortdurend. Ook in de Steenstraat werd geschoten. Op de website van het Brabants Historisch Informatiecentrum staat een foto van een woning op Steenstraat nummer 28 die in puin geschoten is. Deze woning lag tegenover het ouderlijk huis van Hans. Ook de toren van de parochiekerk Sint Petrus lag na beschietingen door de Duitsers in puin.
Toen het dorp frontgebied werd, moesten de bewoners evacueren. Ook Hans en zijn familie. Eerst gaan ze naar de schuilkelder van de familie Martens, tegenover het klooster, tot Hans’ vader in de gaten kreeg dat de kelder alleen uit houten planken bestond. De familie gaat dan naar Mill en kort daarna naar Dongen waar zijn oom Gijsbert een leerlooierij heeft. Ze krijgen goed te eten en drinken, maar tante Marie en oom Gijsbert voelden zich wel wat beter dan het gezin Heijs. Dat lieten ze hen ook merken.
Het gezin bleef bij hen in huis tot begin 1945 Boxmeer geen frontgebied meer was. Toen de familie HeijseijsHeijs thuiskwam, waren veel huizen in het dorp kapotgeschoten en leeggeroofd. Hun huis zat vol met Engelsen. Het gezin sliep in de kelder, maar de militairen bleven ook. De winkel werd weer opgestart, de bakkerij bleef echter van de Engelsen. Samen met Hans’ vader bakten zij het brood voor de geallieerde militairen.

In puin geschoten woning, Steenstraat nummer 28 (Brabants Historisch Informatie Centrum, www.BHIC.nl)
Indië
Toen de oorlog voorbij was, werd Hans opgeroepen voor zijn dienstplicht. In Breda deed hij zijn basisopleiding, daarna werd hij overgeplaatst naar vliegveld Twente voor de opleiding tot chauffeur. Eind ’45 vertrok Hans met het m.s. Sloterdijk naar Nederlands-Indië waar hij bij de luchtmacht diende bij het Spitfire 322 Squadron. Hij reed als chauffeur op grote zware vrachtwagens. Op het vliegveld hadden de militairen geen wapens nodig want dat was rondom afgezet en de LuA (Luchtdoelartilleriegroep Militaire Luchtvaart) beschermde het. ‘Dat schreef ik allemaal in brieven naar huis, maar dat geloofden ze natuurlijk niet.’ vertelt Hans. ‘Ik denk dat ze thuis meer in angst hebben geleefd dan ik.’
Als ze de basis af gingen, had Hans altijd gewapende bewaking op de auto zitten. Als hij van de vliegbasis in Semarang naar Bandung reed was dit driekwart dag rijden, meestal in colonnes. Met 30 wagens vertrokken ze dan bijvoorbeeld om 8 uur ’ s ochtends. Voor de veiligheid zat er steeds 20 meter tussen de wagens. Als er gestopt werd, was het veiliger om dit op afstand van elkaar te doen, dan kon de vijand nooit de hele colonne neerschieten. De militairen waren zo geïnstrueerd dat als ze een dode soldaat op het pad zagen liggen, ze dan over diens benen heen moesten rijden. Er was namelijk een grote kans dat het een boobytrap betrof die onder de buik van de soldaat lag.
Hans vertelt dat hijzelf nooit een schot heeft hoeven lossen, maar dat er velen zijn die wel heftige dingen hebben meegemaakt, met name bij de infanterie. Op een dag waren twee à drie militairen van de infanterie vermist. Op de terugweg zagen ze dat die door de vijand aan de bomen waren opgehangen.
Zelf vindt Hans zijn tijd in Indië eigenlijk verloren tijd. Als chauffeur hoefde hij niet op appel te komen. Hij kon regelmatig uitslapen en er waren soms dagen dat hij niets te doen had. Daar had hij dan gruwelijk de pest over in. Hij hing rond met kameraden in het dorp, dronk bier en kletste met de lokale bevolking, die hij soms ook hielp. Zo maakt hij zijn leven daar toch nog een beetje zinvol. Hij wist bijvoorbeeld samen met een maat een lading rijst te vervoeren voor dorpelingen zonder dat de militaire politie hen betrapten. Ze moesten toch allerlei vracht vervoeren, dus zo’n extra transportje viel niet op.
Vier jaar later, in december 1949, na de soevereiniteitsoverdracht, werden de ruim 2000 Nederlandse militairen op de m.s. Sloterdijk terug naar Nederland gebracht. ‘Op de boot voelde je veel kameraadschap,’ vertelt Hans. WCs en douches moesten ze delen. Hij laat me een foto zien waarop zes soldaten gebroederlijk naast elkaar op de WC zitten. Er waren geen stoelen op het schip, de soldaten zaten de hele dag op de grond. De mannen sliepen gestapeld tot vijfhoog, dat waren ze gewend. ‘Toen ik aan boord kwam was ik een van de laatste en moest bovenaan liggen. Daar had ik dan wel de pest over in’, vertelt Hans.
Daags voor kerst kwamen ze aan in Nederland en mochten direct naar huis reizen. Hans vertelt dat hij met veertig militairen in een bus zat richting Boxmeer. Hij ziet nog helemaal voor zich hoe ze een jonge soldaat afzetten op een boerderij en dat diens ouders op klompen aan kwamen rennen, een stuk of wat kinderen erachteraan.
Toen Hans thuiskwam was de eerste die hem kuste Doortje Schoofs, een vriendin van zijn vriendin Ger, waarmee hij in 1953 zou trouwen. Ger zelf stond achteraan want die mocht niet vooraan staan van Hans’ moeder. ‘Daar had ik toen wel de pest over in,’ vertelt hij, ‘want ik wilde naar binnen, naar haar en mijn ouders en broers en zussen.’


Militair rijbewijs van Hans in Indië (Herinneringsboek Hans Heijs) Militairen op WC op boot Indië (Herinneringsboek Hans Heijs)
Herdenken
Lang wilde Hans niet naar bijeenkomsten van militaire veteranen. Hij had immers niet gevochten en had voor zijn gevoel niets meegemaakt. Tot een veteraan een jaar of negen, tien geleden tegen hem zei: “Jij hebt wel degelijk iets meegemaakt. Als jij in Indië op een vrachtwagen reed, weet je niet welke vrachtwagens er voor de jouwe waren beschoten. Als jij ‘s ochtends tien militairen in je vrachtwagen wegbracht en er werden er later die dag vier van neergeschoten, dan merk je dat niet aan de overgebleven zes. Maar je hebt wel degelijk wat meegemaakt.”
Toen Hans tenslotte wel het veteranencafé in Boxmeer bezocht, merkte hij dat ze geen verhalen uit Indië ophaalden, er werd niet over gesproken. Dat hoefde ook niet, ze wisten allemaal wat er gebeurd was. Het herdenken van de oorlog is nu belangrijk voor Hans. Hij gaat naar verschillende herdenkingen vooral naar bijeenkomsten van het 322 squadron van de luchtmacht in Indië, waar hij bij gediend heeft.
Met de familie van de Rotterdame soldaten heeft Hans nooit contact gehad. Zijn zoon Tjeerd heeft een keer de gemeente Rotterdam gemaild met de vraag of zij wisten dat er op 10 mei 1940 zeven van hun inwoners doodgeschoten zijn en dat er een herdenkingszuil voor hen in Boxmeer staat. Daar wisten ze niets van. De gemeente Rotterdam zou nog een keer contact met hem opnemen, maar dat is tot nu toe nog niet gebeurd. Hans en Tjeerd weten niet of de families van deze soldaten beseffen dat er een mooi oorlogsmonument voor hun familieleden in Boxmeer staat.
Hans te midden van veteranen (Facebook-site, veteranen Boxmeer)
Hans in militaire ziekenauto (Herinneringsboek Hans Heijs
Ms. Sloterdijk (Herinneringsboek Hans Heijs)
Gezin familie Heijs (Herinneringsboek Hans Heijs
Bronnen:
- Meebewegen en genieten. Herinneringsboek van Hans Heijs, geschreven door Veronica Scheffers gebaseerd op gesprekken die zij in de eerste helft van 2024 met hem had. Oktober 2024.
- Tot frontgebied verklaard. Guido Siebers, Geurt Franzen. Bevrijd maar niet vrij: Boxmeer in de frontlinie in de winter van 1944/1945. November 2019. ISBN: 9789492797056.
- Website BHIC (www.bhic.nl), het geheugen van Brabant; Steenstraat onder vuur.