Gerard Geerlings

Opgetekend door Naomi Stern
Interview over de tweede wereldoorlog 1940/45
met heer G.J. Geerlings, geboortedatum 16 november 1930
Als kind woonde ik op de Oosterkolkstraat in Alkmaar, vlakbij de Accijnstoren. Toen de oorlog uitbrak in 1940 was ik amper 10 jaar en wist toen nog niet wat dat allemaal betekende. (Gerard staat links op de foto)

Duitsland had een zwaar bombardement uitgevoerd op Rotterdam om Nederland te dwingen tot tovergave en toen dacht ik: dit is dus oorlog en helemaal toen de rest van Europa Duitsland de oorlog verklaarde. Nederland gaf zich over na de dreigementen om ook Amsterdam en Utrecht te bombarderen. Toch voelde ik nog niet echt wat dat betekende.
Het Duitse leger zwermde uit over Nederland, ook bij ons. De manier zoals de Duitsers door Alkmaar marcheerden, met die ijzers onder hun laarzen, vond ik indrukwekkend als jochie. In die tijd kochten wij als jonge jongens ook van die ijzers bij de ijzerwaren winkel en timmerden die onder onze schoenen. Dat klonk goed. In het begin van de oorlog waren de Duitse soldaten hier nog aardig, want Hitler had gezegd dat wij ook een Germaans volk waren. Later hadden we niets meer te vertellen en toen begreep ik wat de bezetting betekende. Zolang dat mogelijk was, vluchtte menig militair naar Engeland. Ook de vriend van mijn oudste zuster, Jan Drijver. Hij voer op de onderzeeboot de O-13. Hij moest zich halsoverkop melden in Den Helder. Afscheid nemen kon niet meer. Na de oorlog hadden zij elkaar beloofd te zullen trouwen. Dat was dus heel verdrietig! Enige weken daarna ontvingen wij bericht van de Marechaussee dat de O-13 on patrol op de Noordzee werd vermist. Het is nu 80 jaar later en de O-13 is nog steeds niet gevonden. Na de oorlog werd zijn naam niet vermeld zolang de boot niet gevonden was. Het verlies heeft mij al die jaren beziggehouden en ben samen met mijn zuster na de oorlog naar Den Helder geweest toen de vermissing werd herdacht. Toen het definitief was, dat de boot vermist was, hebben ze uit piëteit de namen van de bemanning vermeld. Dat was voor ons zeer emotioneel. Ik heb nog een baret van hem en als het kouder wordt dan draag ik hem graag en ik draag hem met ere.
Mijn vader werkte als schilder bij de gemeente en werd door de Duitsers te werk gesteld bij de gasfabriek aan de Helderseweg om schilderwerk te verrichten. De Duitsers hadden energie nodig. Op een dag was er groot alarm want de gasfabriek werd onder vuur genomen door Engelse vliegtuigen. Iedereen vluchtte in paniek alle kanten op. Ook mijn vader. Na afloop van de aanval was mijn vader nergens te vinden. Grote paniek thuis. Na lang zoeken vonden ze hem weggedoken onder de spoorbrug. Hij was totaal in shock en ontredderd.
De vliegtuigen die steeds overkwamen, of het nu Duitsers of geallieerden waren, vond ik als kind indrukwekkend. Ik wilde boordschutter worden. Dat geluid: ta ta ta ta….vond ik heel spannend. Gelukkig is daar nooit iets van gekomen. Zulke dingen zijn gewoon spannend op die leeftijd, ook omdat ik niet de vreselijke resultaten zag of kende wat deze bommenwerpers deden. Mijn broer werd opgepakt tijdens een razzia en werd in Duitsland te werk gesteld. Hij zal begin twintig geweest zijn. De Duitsers hadden mankracht nodig om in de fabrieken te werken. Hij wist gelukkig na enige weken te vluchten en dook onder.
Bij ons in de buurt werden barakken gebouwd waar de Duitse soldaten werden ondergebracht. Ze waren gek op chocoladerepen. Die kochten wij in een winkel in de Lyceumstraat en verkochten dozen vol aan die soldaten. Later werd het eten schaars. Er kwamen gaarkeukens en daar kon je terecht met bonnetjes die door de gemeente uitgegeven werden. De verschillende soep producten waren niet te vreten. Vooral vissoep, daar dreven de viskoppen nog in, zo smerig. In de gaarkeuken liep een arrogant klein mannetje de boel in de gaten te houden. Stel je voor dat je te veel meenam. Misselijkmakend! Uit nood ging ik met mijn neef `s morgens vroeg, na spertijd, “de boer” op. Ik zal toen ongeveer twaalf jaar oud zijn geweest. Met de fiets met anti-plof banden en voorzien van ruime fietstassen, lieten we ons met een bootje het Noordhollands Kanaal overvaren naar het Zeglis. We hoefden voor het eten niet te betalen. De boeren daar waren erg begripvol. Ook in de Bergermeer hadden wij onze adressen voor voedsel, zoals melk, aardappelen en uien. De melk werd met zo’n lange lepel via een trechter in onze flessen gegoten. Thuis moesten we deze verse melk dan roeren en op en neer halen, dat heette karnen en zo kregen we boter. Ook aan het eind van de Kogendijk was een boerderij waar we eieren en melk kregen. Ik wist na de oorlog nog precies bij welke boerderij we dat hadden gekregen. Later ben ik nog bij zo’n boerderij geweest toen mijn vrouw nog leefde en hebben we daar eieren en melk gekocht. Dan werd ik telkens weer herinnerd aan de oorlogstijd.
Regelmatig werd er een razzia gehouden bij boerderijen op zoek naar onderduikers. Enkele werden opgepakt maar een paar vluchtten het land op, maar werden tijdens hun vlucht neergeschoten door Nederlanders die met hagel schoten. Dat was wel eng.
Het was dicht bij het Bergense vliegveld en af en toe moesten we een schuilplaats zoeken want het vliegveld werd regelmatig onder vuur genomen door de geallieerden.
Het geratel van de boordkanonnen vond ik later beangstigend. Soms vloog plotseling een V-1 of V-2 over onze hoofden op weg naar Engeland. Wat een gevaar was dat. Later heb ik de fundamenten in het Bergense bos gezien van waar de Duitsers V-1 en V-2’s af wilden schieten naar Engeland. Het is er nooit van gekomen.
Als de boeren het graan binnenhaalden, bleef er genoeg achter op het land en dat mochten wij dan meenemen. Thuis werd het kaf van het koren gescheiden met een stok en de wind deed de rest. De korrels werden in de koffiemolen vermalen tot meel. Van het meel werden, op een kacheltje dat buiten stond, "platters" gebakken. Ook de buren mochten veelal mee eten, want wij hadden genoeg en geen gebrek. Bloembollen hoefden wij dus niet te eten, zoals we weleens hoorden.
Bij mijn schoonvader was er altijd te eten. Hij had een heel diepe tuin en zei: ik zal zorgen dat er altijd te eten is. Hij had er kippen lopen en een varken in de kuip. Als dat varken geslacht werd kwam er direct weer een ander varken, want de Duitsers die er vlakbij gelegerd waren, mochten dat niet weten. Zo viel niet op dat er een nieuw varken was. Waar dat varken vandaan kwam was een raadsel. Hij had zo zijn connecties.
Het jaar 1944 was een ijskoude winter en om de kachel brandende te houden gingen wij als kinderen bij het spoor "sintels" zoeken. Toen buren in onze straat bezig waren een boom om te zagen, dachten wij, dat kunnen wij ook wel. We hadden alleen geen verstand van hoe je een boom moest omzagen. Je moet het natuurlijk zo doen dat hij op een gegeven moment de goede kant omvalt. ‘Onze’ boom viel de verkeerde kant op, boven op de uitbouw van een huis. Die lag toen in puin. Wij renden natuurlijk snel weg! We sprokkelden ook hout in het park “De Hout". Het was daar ‘s avonds opmerkelijk druk.
In het NoordHollands Kanaal doken er weleens jagers op de “Rijnaken”. In paniek doken de mensen in het water om aan de overkant een veilig heenkomen te zoeken.
Op een ochtend keek ik uit mijn slaapkamerraam toen er plotseling een G-1 over onze wijk vloog. Dat is een vliegtuig met een dubbele staart. De G-1 Was een Fokker, een historisch Nederlands vliegtuig, ook wel jachtkruiser genoemd. Hij werd in de jaren ‘30 ontworpen.
De meeste vliegtuigen hadden maar één taak maar de G-1 kon gebruikt worden als jachtvliegtuig, bommenwerper en grondaanvalsvliegtuig (met zware bewapening). Door het uitbreken van de oorlog is de inzet ervan beperkt gebleven. Een replica staat in het Nationaal Militair Museum.
`s Nachts was het heel angstig als de bommenwerpers overvlogen op weg naar Duitsland. Ze werden begeleid door jagers. Ze werden beschenen vanaf de grond door zoeklichten en af en toe hoorde je het geratel van de boordkanonnen en natuurlijk het afweergeschut van de Duitsers. Als de wind gunstig was, kon je bominslagen horen. Als de bommenlast was afgeworpen keerden de vliegtuigen terug naar hun basis in Engeland. Dat hoopte je dan maar.
Onderweg werden toch vliegtuigen neergehaald door Duitse jagers. Zo ook in Alkmaar op het land van Boer Leegwater. Verschrikkelijk om te zien al die verbrande en verkoolde lichamen maar ook het weten dat dit ook op onze huizen kon gebeuren.
Een oom van mij werd `s nachts uit zijn bed gelicht. Ze verdachten hem van verraad. Hij werd afgevoerd naar een concentratiekamp in Duitsland wegens verbergen van verzetsmensen. Gelukkig heeft hij de ontberingen overleefd.
Toen was daar de bevrijding. De bevrijding hebben wij in Alkmaar niet zo beleefd. De oorlog werd in het zuiden uitgevochten en daar spande het er om. Wat ik nog wel weet was, dat vlak voor de bevrijding verzetsmensen werden gearresteerd en geëxecuteerd. Bij ons trokken geen colonnes geallieerden met tanks binnen zoals in het zuiden van het land. Dat hebben wij hier nooit mee gemaakt. Het drong wel tot ons door, maar het was niet zo uitbundig en vol spektakel. Geen juichende mensen op straat en muziek. Ook het beeld van wapperende Nederlandse vlaggen kan ik me niet herinneren maar dat zal wel gebeurd zijn. Pas later kwamen ze uit het zuiden onze kant op en toen was het wel een beetje geïmproviseerd feest op de Kennemerstraatweg.
Er zullen vast nog veel herinneringen boven komen, maar voor nu is het goed zo.
Het bezoek aan het oorlogsmuseum in De Hout was indrukwekkend. Mijn zoon had nog een bajonet uit 1938, in zeer goede staat. Hij kreeg dat toentertijd van zijn opa, mijn vader. Deze heeft hij gedoneerd aan het museum.
Dit interview wil ik opdragen aan Jan Drijver, bemanningslid van de onderzeeboot de
O-13, die de oorlog niet heeft overleefd. De onderzeeboot is tot op heden nog niet gevonden.
Tot slot dank ik u dat ik de gelegenheid heb gekregen om aan dit interview te mogen deelnemen.