Dora Smit-Budde

Opgetekend door Marco Bontje
Dora Smit-Budde is tijdens de Tweede Wereldoorlog geboren. Haar vader was een van de slachtoffers van het drama op de Dam in Amsterdam op 7 mei 1945, toen Duitse soldaten de feestende menigte beschoten die het einde van de oorlog vierde. Ze was toen drie jaar. Haar verhaal gaat vooral over hoe moeilijk het voor haar moeder was om erkend te worden als weduwe van een burger-oorlogsslachtoffer. Ze ontvangt me in haar flat in Amsterdam-Noord en heeft al veel informatie klaar liggen die ze me tijdens het interview laat zien.
Toen mijn vader was overleden heeft eerst mijn oom, die Duits sprak, dus dat was een broer van mijn vader, geprobeerd bij de Duitse regering geld los te krijgen voor mijn moeder. Want mijn moeder bleef achter met drie kleine kinderen. Wat zegt de Duitse regering: dan moet je niet bij ons zijn, dan moet je bij de Nederlandse regering zijn, want wij hebben het afgekocht.
Mijn moeder kreeg overal waar ze informeerde nul op het rekest. Want mijn vader was doodgeschoten op 7 mei 1945 op de Dam in Amsterdam. En dat was twee dagen na het einde van de oorlog. Hoe is het in Godsnaam mogelijk? Dus mijn moeder is jarenlang bezig geweest, maar nee hoor. Op een gegeven ogenblik zei mijn moeder: “Dora, ik stop ermee. Iedere keer moet ik die ellende weer omhoog halen”. En iedere keer was ze natuurlijk weer helemaal ondersteboven. Ik zeg: oké, als u er mee stopt, dan ga ik er mee verder.
Het is zelfs zo erg … Ik heb een keer een brief gekregen van het Rode Kruis in Den Haag, waarin ontkend werd – kan je nagaan, het Rode Kruis – dat het gebeuren op de Dam helemaal niet had plaatsgevonden. Die brief was van 1947, dus dat was twee jaar daarna. Je staat er versteld van.
Maar goed, ik schreef overal naar toe. Ik heb gestaan in de Margriet, in de Libelle, in de Vriendin… Je krijgt dan brieven terug van mensen die ook erbij geweest zijn of iemand kenden die er bij geweest is. Dus op een gegeven ogenblik had ik zo’n stapel brieven! Ik dacht: “Wat moet ik met al die brieven? Ik denk dat ik ze maar weg ga gooien.” Ik weet niet meer precies wanneer dat geweest is. Mijn moeder was al overleden. Maar toen dacht ik: “Ach, zal ik die brieven maar weggooien?” Ik geloof niet in toeval, maar… Ludmilla van Santen, ken je die naam? Ik kom in contact met Ludmilla van Santen. Want dit boek was er natuurlijk eerst [ ze laat het boek ‘De Dam – 7 mei 1945’ zien], maar Ludmilla van Santen wilde graag haar boek voor de herdenking klaar hebben – wat was het, 75 jaar? Dus toen dacht ik: “Oh wat een mazzel dat ik die brieven niet weggegooid heb!” Dus ik zeg tegen Ludmilla: “Wil jij die brieven hebben?” en zij zegt “Dora, wat ben ik daar blij mee!” Dus ik heb het hele zooitje aan haar gegeven en zij heeft zo verschrikkelijk veel werk verzet, daar neem ik mijn petje voor af.
Op de tegel aan het begin van de Kalverstraat, de herdenkingstegel, daar dachten ze dat het 27 mensen waren die gedood waren. Maar volgens Ludmilla van Santen, die heeft het echt heel goed uitgeplozen, blijken het in totaal 32 mensen geweest te zijn. Van al die mensen heeft ze een beschrijving. [ Ze laat het boek Drama op de Dam – 7 mei 1945 zien ]. Bijvoorbeeld: dit was mijn vader. Kijk, van al die mensen, het begint dus met de heer Bakker en zo gaat het op alfabet. Ben je wel eens op de Dam geweest? Je weet van het monument? Dat is dus eigenlijk door Ludmilla van Santen en Norbert-Jan Nuij georganiseerd. Daar ben ik natuurlijk ook bij geweest, en afgelopen mei ben ik er ook bij geweest. Ja, ik ben altijd overal bij, want ik wil het gewoon niet verloren laten gaan. Kijk, deze mag je hebben, want dat is dus de omslag van het boek [ ze geeft me een kaart met kunstwerk van Aat Veldhoen, die ook getuige was van de schietpartij ].

De impressie van de schietpartij op de Dam op 7 mei 1945 door Aat Veldhoen, die in de omslag van het boek Drama op de Dam – 7 mei 1945 verwerkt is. Aat Veldhoen was als 10-jarige jongen getuige van de schietpartij. Zie ook https://de-dam-zevenmei1945.nl/nl/aat-veldhoen/
[ Ze laat foto’s in het boek Geloof, hoop en liefde zien] Kijk, dit was mijn vader, dit is mijn grootvader, dit is een zus van mijn vader, en twee broers van mijn vader. Deze broer heeft toen voor het eerst contact opgenomen met de Duitse regering, want hij sprak Duits. Nou, hier, dit is mijn moeder, en dit ben ik, je zou het niet zeggen want ik heb mijn strik niet in. En dit zijn twee broertjes van mij. Dus mijn moeder bleef zo achter, weet je. Het is Godgeklaagd. En daarom heb ik, dat mag ik misschien helemaal niet zeggen, daarom heb ik helemaal geen vertrouwen in de Nederlandse regering. Want mijn moeder is gestorven in 1992. Ze werd in 1989, kan je nagaan, dat was 44 jaar na het drama op de Dam, erkend als weduwe van een burgeroorlogsslachtoffer. Daar zijn we dus vier-en-veertig jaar mee bezig geweest!
Dit boek [ het boek Geloof, hoop en liefde ] heb ik voor mezelf laten maken door Renée Rosenboom. Ik wil gewoon niet dat mijn verhaal verloren gaat. Dus toen heb ik samen met die mevrouw dit boekje gemaakt. Speciaal ter herdenking voor mijn moeder. Eigenlijk door die twee oorlogen die nu aan de gang zijn komt het bij mij ook weer allemaal boven. Moet je luisteren, ik was drie jaar toen dat gebeurde met mijn vader. Ik ben dus nu 83. De kinderen die nu die twee oorlogen meemaken en die nu misschien hun vader, moeder, broertjes of zusjes verliezen in deze rotoorlogen… Want als er iets is waar ik iedere avond voor ik naar bed ga om bid: alsjeblieft, geen oorlog. Godzijdank hebben we in Nederland tot nog toe steeds vrede. Wat er gaat gebeuren, stel dat er hier een oorlog komt, weet ik niet. Maar dan denk ik, dat wil ik niet meer meemaken.
Kinderen die nu die rotoorlogen meemaken, die weten het net als ik over 80 jaar nog. Daarom wil ik niet dat die verhalen verloren gaan. Nu denk ik bij mijn eigen: “Nou stop ik ermee”. Maar toen werd ik weer door scholen hier in de buurt gevraagd. En waarschijnlijk komt er ook nog een aanvraag van een school in Zaandam. Ik ben in Zaandam geboren, dus dat wil ik dan ook nog wel doen. Maar verder denk ik dat er mee stop.
Vroeger was er natuurlijk ook geen gelegenheid om naar een therapeut te gaan. Toen ik met dat boekje bezig was, toen zei ik tegen die mevrouw: “Dat is voor mij ontzettend therapeutisch geweest”. In 2023 zijn we er mee begonnen en in november 2024 is het boekje uitgekomen. Ze was hier denk ik wel een keer in de maand om er een uur over te praten, en dan zaten we te praten en te janken. Dat heeft voor mij heel therapeutisch gewerkt, maar je ziet het, als ik er over praat komt het toch weer tevoorschijn.
Voor mijn moeder is de grootste ellende eigenlijk begonnen door het verlies van haar man. Als ik over mijn moeder begin, dat moet je me maar niet kwalijk nemen, ach… Maar dat geeft niet, want dat hoort erbij. Ik geloof wel dat mijn moeder iets van uitkering kreeg. Maar dat weet ik niet, want je weet precies hoe het gaat, na die tijd was het: ach, laat mensen hun mond maar houden want de ellende ligt achter ons en we moeten ons richten op de toekomst. Dus mijn moeder sprak er eigenlijk nooit over.
Dus wat gebeurt er, ik heb het in het boekje geschreven, of het zo moest zijn weet ik niet, maar ze leert een weduwnaar kennen met vier kinderen. Zelf heeft ze er drie. Hij zegt: “nou ja, laten we het maar eens proberen”. Volgens de verhalen ging het aardig goed. Toen zijn ze gaan trouwen en hij sloeg om als een blad aan een boom. Er was niets liefs meer te bespeuren bij die man. Mijn moeder is altijd veel te goed geweest. Ze is toch nog 20 jaar bij hem gebleven. Godzijdank zijn ze toen gescheiden. Maar ja, ze kreeg er toch nog twee kindertjes bij. En ik vermoed dat al die afwijzingen van een tegemoetkoming, dat dat mede oorzaak is geweest dat ze met die man getrouwd is.
Dus er waren zeven kinderen, en die twee kwamen er nog bij, dus je groeit op in een gezin met negen kinderen. Die man werkte als schippersknecht bij het bootje van Boekel, dat voer van de Haarlemmerpoort naar het Centraal Station en terug. Hij verdiende natuurlijk niet zo veel. Hoe mijn moeder het voor elkaar gekregen heeft mag Joost weten. Ik heb altijd gezegd: “Ze heeft een stoeltje in de hemel verdiend”.
Mijn twee broers en ik zijn dus kinderen van Budde. Ik ken nu behoorlijk veel Buddetjes, door die boeken en doordat ik ze bij bijeenkomsten gezien heb. De Buddetjes, niet om mezelf op de borst te kloppen, die kunnen ontzettend goed leren. Mijn oudste broer was chemicus, fysicus, je kan het zo gek niet opnoemen. Ik kon ook ontzettend goed leren en mijn jongste broer kon ook ontzettend goed leren. Maar toen we veertien jaar waren moesten wij aan het werk want er moest geld verdiend worden, bijverdiend worden. Dus mijn oudste broer, we noemden hem de verstrooide professor, die was overdag aan het werk en ’s avonds zat hij altijd in de boeken, te leren, te leren, te leren. Dan hoefde je hem niet te storen, want hij hoorde je niet eens. Ik zat op de mulo, maar ik ben in die tijd veel in het ziekenhuis terechtgekomen, dus toen ben ik teruggegaan naar de huishoudschool. Er was geen geld voor mijn broers om door te leren.
De Stichting WUBO, heb je daar wel eens van gehoord? WUBO, dat is Wet Uitkering Burger Oorlogsslachtoffers. Omdat wij natuurlijk ook in die molen zaten, kwamen we bij de Stichting WUBO terecht. Die moesten natuurlijk eventjes goed onderzoeken of mijn vader niet verkeerd was geweest…
Ja, dan ga ik toch weer terug naar 7 mei. Waarom ging mijn vader naar de Dam? Ze waren van plan, mijn vader en moeder, om naar de Berlagebrug te gaan. Want daar zouden de Canadezen langskomen die ingehaald werden. Maar mijn vader moest ’s middags om vier uur op 7 mei illegale blaadjes halen, want die zou hij rondbrengen. Nou weet ik niet of het Trouw was of het Parool. Dat zijn van die dingen, die komen dan weer even boven bij me hè. Daarom ging hij met mijn oudste broer naar de Dam en niet naar de Berlagebrug. Want dat was dichterbij het Parool, of Trouw, ik weet niet precies, een van die twee, aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Drie uur op de Dam, en vier uur was het einde verhaal. Nou, eerder al, want om drie uur begonnen ze te schieten, die rotzakken. Foei, foei, foei. Mijn moeder zou ook naar de Dam toe gaan met mijn jongste broertje en met mij. Kun je nagaan, ze hadden natuurlijk niet verwacht dat heel Amsterdam naar de Dam zou gaan. Dus het was een drukte, ik denk dat mijn moeder mijn vader op de Dam nooit gevonden zou hebben. Maar toen was ze onderweg en toen werd er al gezegd: “Nee nee nee, niet verder gaan, want er wordt geschoten”. Dus toen ging mijn moeder, denk ik, terug naar mijn grootvader, die woonde in de Herenstraat, en later naar huis. Toen werd mijn oudste broer thuisgebracht, want ze hadden hem ergens in Amsterdam gevonden terwijl hij helemaal onder het bloed zat. Mijn broer zou einde van die maand zeven jaar worden. Hij heeft zijn hele leven, God hebbe zijn ziel, op 7 mei altijd last van zijn maag gehad. Elk jaar. Ik heb pas geleden mijn nichtje, zijn dochter, nog gesproken. Ze zei dat hij er nooit, maar dan ook nooit over heeft willen praten.
Voor mijn broer is dat natuurlijk wel een enorm trauma geweest. En wat ik zo frappant vind, wat ik eigenlijk zo gemeen vind: al die brieven heb ik aan Ludmilla van Santen gegeven. Daar was één brief bij waarin mijn broer beschreven heeft wat hij die dag meegemaakt heeft. Ludmilla heeft alle brieven volgens mij naar oorlogsdocumentatie gestuurd en die brief van mijn broer is foetsie. Hoe is het in Godsnaam mogelijk? Die brief was verdwenen, zei ze. Onbegrijpelijk. Misschien dat-ie ooit nog een keer boven water komt. Maar goed. Ik had het over de WUBO. In een van de blaadjes van de WUBO werd toen gezegd: mocht u een uitkering krijgen, dan hoeft u daarover geen belasting te betalen en geen gederfde huursubsidie. Dus mijn moeder werd in 1989 erkend als weduwe van een burger-oorlogsslachtoffer, en toen kreeg ze, ja, ik weet niet eens meer hoeveel ze kreeg. Een eenmalige uitkering kreeg ze. Daar was ze natuurlijk hartstikke blij mee, ook al was het 44 jaar te laat. Maar goed wat doet ze, ze had eindelijk eens een keer een bom duiten. Dus in twee jaar was het geld op. En wat gebeurt er? Ze krijgt een aanslag van de belastingdienst, en ze krijgt een aanslag van gederfde huursubsidie. Nou, ik vloog tegen het plafond hè. En toen dacht ik: en nou zal ik een advocaat in de hand nemen. We woonden toentertijd in Lelystad, en we kregen een advocaat toegewezen die de zaak heeft bekeken. Toen was de rechtspraak, en wat gebeurt er? De advocaat had het verkeerde formulier ingevuld. O, o ,o, o, o! Nou ja, mijn man en ik werkten allebei, we hadden het goed toentertijd, ik zeg tegen mijn man: wat doen we? Hij zei: ja Dora je hebt groot gelijk. Dus wij hebben de huursubsidie terugbetaald, wij hebben de belasting terugbetaald, en verder dachten we: en nou is het afgelopen. Oh, wat een verschrikking, wat een ellende!
Sinds die tijd heb ik totaal geen vertrouwen meer, in die hele regering niet. Dan denk bij mijn eigen: waar zijn we nou in Godsnaam mee bezig? Mensen die ergens recht op hebben? Nog niet zo lang geleden heb ik ook weer een brief geschreven, ja ik ben altijd maar aan het schrijven, want toen stond er dat Surinaamse mensen aanspraak konden maken op een uitkering. Nou, toen heb ik een brandbrief geschreven en toen heb ik mijn verhaaltje verteld. Ik zeg: mensen, begin er niet aan, want over twee jaar kan je belasting betalen, kan je gederfde huursubsidie terugbetalen. Mijn moeder had de helft van het geld overgehouden. Daar kan ik me zo verschrikkelijk kwaad om maken. Tjongejongejongejonge.
Moet je kijken. Dit is … ik vind het zo onbegrijpelijk. Nog niet zo lang geleden vind ik dat briefje. Dat is van een radio die ingevorderd is, toch? Ja hè? Bunkerbouw, o, toen zat mijn vader bij de bunkerbouw. Hoe kan hij dan een radio gehad hebben die hij heeft moeten inleveren? Ik snap er niets van.

Ontvangstbewijs voor in beslag genomen radio van de vader van Dora Smit-Budde
En dit is van mijn man. Ken je die? Toen was mijn man vier jaar, had-ie zo’n stamkaart. Dat is toch leuk? En kijk, deze heb ik ook nog niet zo lang geleden geschreven. Daar heb ik nog een kettinkje voor gekregen [ voor de ‘mooiste brief’ in de Libelle ]. Ach mensenkinderen, wat een ellende allemaal hè.

De ‘mooiste brief’ van Dora Smit-Budde in de Libelle (2025)
De boeken die in dit verhaal genoemd worden:
De Dam 7 mei 1945. Flip Bool en Veronica Hekking. Primavera Pers, 1992. ISBN 978-97-221624-3.
Drama op de Dam- 7 mei 1945. Ludmilla van Santen en Norbert-Jan Nuij. 2017. ISBN 978-90-9030241-6. Dit boek kan besteld worden via de website van Stichting Memorial – voor Damslachtoffers 7 mei 1945.
Geloof, hoop en liefde. Levensverhaal van Dora Smit-Budde in samenwerking met Renée Rosenboom.
https://levensstudio.nl/biografieen/geloof-hoop-en-liefde/
Website van Stichting Memorial – voor Damslachtoffers 7 mei 1945: http://de-dam-zevenmei1945.nl