Niek Hendrix

6.11.2019 USA-Ambassadeur Pete Hoekstra en Niek Hendrix in Ospel

Bij het Monument naast boerderij “Saazehof”, Plattepeeldijk 24 te Ospel, woonstee van Nieks’ ouders

De Amerikaanse Ambassadeur, Pete Hoekstra toonde er samen met Niek een Amerikaanse vlag, die in 1944 was gemaakt door dankbare Ospelse burgers.

Als het streven “Behoud Oorlogsherinneringen” ergens, en met niet aflatende passie, wordt waargemaakt, dan is dat in Ospel (Midden-Limburg).

De heer Niek Hendrix vertelde ons daar op 25 mei 2023, terwijl we ons bevonden in zijn omvangrijk privé oorlogsmuseum (ca. 6.000 items), buitengewoon gedetailleerd wat zijn vader in de jaren 1940-1944 heeft meegemaakt.

 

De aldaar op 27.10.1926 geboren Harry Hendrix zei na de oorlog altijd weer tegen zijn kinderen: “ÉÉN ding, vergeet niet wat die mensen voor ons hebben gedaan. Ik heb het gezien”.

“Die mensen” dat waren de, om onze bevrijding van de Duitse bezetting te bewerkstelligen, van heinde en verre gekomen geallieerde militairen.

 

Harry heeft, destijds 17 jaar oud, de zes weken durende slag tussen duizenden Duitse en geallieerde militairen op de voet gevolgd. Sterker nog, hij zat er al die tijd middenin.

Voor zijn ogen stierf een Amerikaanse soldaat met een ernstige verwonding aan de heup.  Hij lag tegen de ouderlijke woning aan, een boerderij in het buitengebied. Met een bevuild gezicht, stoppelbaard en een sigaret in zijn mond bungelend. En met watten in zijn wond gepropt, om de bloeding enigszins te stelpen, is hij doodgebloed.

Een vreselijke gebeurtenis in de familie was ook dat een nicht van Harry omkwam tijdens een beschieting van Ospel. Er viel een projectiel in de schoorsteen van haar ouderlijk huis, waardoor het fornuis explodeerde. Dat werd haar noodlottig. Voor altijd een zwarte bladzijde in de familiegeschiedenis.


Een van zijn andere oorlogsherinneringen betreft het drama met zijn vriend, Toon Zegveld. Begin november vertelde Toon dat hij een achtergebleven Duits machinegeweer had zien liggen op de splitsing Meijelsedijk, Hofweg en Plattepeeldijk. Toen ze er samen bij kwamen, pakte Toon het wapen op. Het bleek een boobytrap te zijn. Het geweer zat met telefoonkabels vast aan een aantal mijnen waarvan er drie afgingen. Bij de eerste ontploffing werden beide benen van Toon afgerukt. Hij overleed ter plekke. Harry rende in eerste instantie naar huis. Maar hij kwam weer terug om omwonenden, die kwamen kijken, te waarschuwen voor het gevaar. Deze vreselijke gebeurtenis is hem natuurlijk altijd bijgebleven. Hij vertelde dat zijn gezicht pikzwart was door de ontploffing, zo kortbij had hij gestaan.

 

Naast de gevechten op de grond speelde zich ook veel in de lucht af. Duits afweergeschut haalde wel 30 geallieerde bommenwerpers neer in de Peel, waarbij zo’n 90 bemanningsleden omkwamen. Voor die militairen is een monument opgericht in Nationaal Park de Groote Peel. Er staan in dit gebied veel monumenten voor zowel burgers als militairen die hier zijn omgekomen. Alleen al in Ospel verloren 24 burgers het leven.

 

Na het bericht dat geallieerde troepen geland waren in Normandië, zei opa Hendrix: “We gaan voor de familie een stevige schuilkelder bouwen tegenover de boerderij, de bevrijding komt eraan”. De schuilkelder werd gebouwd, met zware balken en een dikke laag aarde. De meeste schuilkelders in de regio waren in de regel niet veel meer dan een voerkuil met wat planken er overheen.  Het duurde uiteindelijk nog tot 17 september 1944 voordat er tijdens operatie Market Garden vliegtuigen overvlogen richting Arnhem.

 

Zijn vaders’ opdracht “niet te vergeten” wordt door zoon Niek, (*3.7.1962), nog altijd uiterst serieus genomen en op tal van manieren gepassioneerd nageleefd.

Zo bedacht hij in 2003 dat hij de namen van alle in Ospel gesneuvelde Amerikaanse soldaten wilde achterhalen. Vader Harry zei: “Dat lukt nooit”. Dus sloten zij een weddenschap af: Als Niek zou slagen, dan schonk vader hem een stuk grond van 200m2 om een monument op te richten. Een hecht contact met Wesley Johnston, zoon van een Amerikaanse oorlogsveteraan, beheerder van de website van de 7th Armored Division en amateurhistoricus van dit Amerikaanse legeronderdeel, leverde informatie aan die werkelijk “tot achter de komma” klopte. Van 2003 tot 2006 werkte Niek intensief met Wesley samen waardoor de namen van 54 soldaten, die in Ospel gesneuveld waren, opgespoord konden worden. Vermeldenswaard is dat deze divisie vanaf Normandië tot aan het einde van de oorlog op alle belangrijke fronten van West-Europa gestreden heeft, ook in de Ardennen.

 

Het monument werd onder grote belangstelling in 2007 onthuld. Vader Harry was daarbij aanwezig, evenals veteranen en familieleden van de gesneuvelden. Niek koppelde er een 4-daagse busreis aan vast voor veteranen en nabestaanden. Iedereen die meeging kon aangeven welke plek hij/zij wilde bezoeken.

Twaalf jaar later, in november 2019, bezocht de Amerikaanse Ambassadeur, Pete Hoekstra, het monument om er een krans te leggen. Daarbij toonde hij samen met Niek een Amerikaanse vlag, die in 1944 was gemaakt door dankbare Ospelse burgers.


Voor Niek hield het niet op met de realisatie van dit monument. Hij initieerde en/of werkte mee aan de plaatsing van nog vijf monumenten, onder andere op het Museumplein bij het Libertypark in Overloon.

Vanaf zijn dertiende verzamelde hij al oorlogsspullen. Dat begon met een munitiehouder van een Amerikaans geweer. Intussen heeft hij in zijn privémuseum duizenden attributen bijeengebracht, niet alleen gevonden in de Peel. Maar ook gekregen bij zijn bezoeken aan familieleden van de hier gesneuvelde geallieerde militairen. Zijn collectie vult hij nog steeds aan, onder andere door aankopen in Amerika. Daarbij is zijn netwerk, mede opgebouwd door herhaalde deelname aan de veteranenreünies aldaar, zeer behulpzaam.

 

Nieks’ interesse en speurdersfanatisme bracht hem er en passant ook toe om ongeveer 300 Amerikaanse veteranen te interviewen. Een speciale ervaring was het toen de familie van de omgekomen George Meece in 2021 diens eigen onderscheiding, de ‘’Purple Heart’’, aan Niek schonk, als dank voor zijn betrokkenheid en inzet. 

 

Niek verklaart nadrukkelijk dat de oorlogsgeschiedenis van dit toen nog arm Peelgebied ook bevrijding bracht met alle nog ongedachte toekomstmogelijkheden.

De oorlogsstrijd in zijn woonplaats en directe omgeving heeft hij secuur van dag tot dag geanalyseerd. De bewegingen van alle daar, in ruim 7 weken aan beide zijden ingezette legeronderdelen, heeft hij op een rij gezet.

Op ons verzoek vertelde hij voor Stichting Behoud Oorlogsherinneringen, (STIBO) hoe dat hele, complexe, scenario zich in 1944 heeft voltrokken. Zelfs zonder spiekbriefje worden feiten, legersterktes, gevechtslocaties feilloos in chronologische volgorde uit zijn mouw geschud:     

 

Zeven weken oorlog in de Peel, tegelijk einde en nieuw begin

Niet los te zien van de familiegeschiedenis. Maar vooral: welke legers verschenen hier, wat deden ze en wat maakte de eigen bevolking in die tijd mee.

 

Net als de Duitse eenheden onderkenden ook de bevrijders het belang van het Peelgebied. De 7e Amerikaanse Pantserdivisie werd ingeschakeld bij het Z-vormige front langs drie, kanalen. Dat front liep vanaf de melkfabriek in Ell tot Nederweert langs het Wessem Kanaal, van Nederweert naar Meijel langs de Noordervaart en van Meijel naar Deurne/Griendtsveen langs het Deurnes Kanaal.

 

Mijn oma was in 1939 net voor de Duitse inval overleden. Mijn opa bleef achter met zes kinderen, drie dochters en drie zonen, waaronder mijn vader, die toen dertien was.

Ze hadden een vrachtauto, waarmee ze, als bijverdienste naast de boerderij, petroleum rondbrachten. Die vrachtauto werd door de bezetter in beslag genomen. Ook de jachtwapens die ze hadden, net zoals bij iedereen in de Peel.

Een aantal mensen in het dorp was zogenaamde, “brood-NSB’er”, omdat ze dachten daarmee hun leven te kunnen verbeteren. Echte NSB’ers waren er ook, waaronder een politieman.

 

De slag tussen Duitse troepen aan de ene kant en Britse en Amerikaanse aan de andere kant in de Peel wordt ook wel “De slag in de schaduw” genoemd.  Omdat wat hier gebeurde in de vergetelheid is geraakt. Overschaduwd door onder andere operatie Market Garden en de latere Slag in de Ardennen. Mensen in de Peel hier hadden de mentaliteit ook niet om veel op te schrijven. Ze moesten vooruit. Dat was ook wat mijn vader zei: “We moesten vooruit en probeerden de ellende achter ons te laten”.

 

Harry Hendrix, moest ook nog twee jaar als dienstplichtig militair de oorlog in voormalig Nederlands-Indië doorstaan, onder meer waar kapitein Westerling actief was. Ook die nare ervaringen moest hij achter zich laten.

 

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal. 

 

Harry Hendrix als dienstplichtig militair

De Duitse troepen wisten dat het kanalengebied hier belangrijk was voor de geallieerden, zeker vanwege de enige weg naar Venlo/Duitsland. Om die transportroute te blokkeren, werd het gebied vol gelegd met mijnen. De meeste mensen bleven uit angst daarvoor dicht bij hun boerderij. Maar omdat ze op pad moesten om aan voedsel te komen of familie te bezoeken zijn er toch veel slachtoffers gevallen. Anderen waren op de vlucht, niet wetend waar het wel of niet veilig zou zijn en kwamen in het kruisvuur terecht tussen Duitse troepen en Britse/Amerikaanse troepen. In en rondom Ospel zijn na de oorlog door Duitse krijgsgevangenen, o.l.v. van onder meer de Prinses Irenebrigade, zo’n 40.000 mijnen geruimd. In buurdorp Meijel waren het er zelfs meer dan 100.000.

 

Op 21 september kwamen de Britse troepen van het Suffolk Regiment aan in Weert. Een verkenningseenheid reed door naar Nederweert.

In Ospel, aan deze kant van de Zuid-Willemsvaart, kwamen ze niet. Er werden wel patrouilles uitgevoerd, maar de hoofdmacht bleef aan de overkant en Ospel bleef zogezegd een soort niemandsland. 

Op een gegeven moment kwam het Duits bevel dat de inwoners van Ospel moesten evacueren, omdat de strijd om de Peel, het hoogveengebied op de grens van Noord- Brabant en Limburg, dichter en dichterbij kwam. Mijn familie ging naar Altweerterheide.

Mijn vader en zijn twee jaar oudere broer Martien (Tinus) waren allebei niet bang uitgevallen en onttrokken zich aan de evacuatie. Ze bleven thuis om te beschermen wat we hadden. En Tinus ook vanwege zijn afspraak met de Boerenbond, waarvoor hij vier fokstieren hier in het dorp verzorgde. Die inkomsten wilde hij niet missen. “Als het te gevaarlijk wordt, dan kruipen we wel in de schuilkelder”. Dus Harry bleef samen met hem achter.  Nieks’ tante An vertelde later dat er in die schuilkelder twee dingen lagen, een kruisbeeld ter bescherming en een rijksdaalder. Wat daarvan de bedoeling was is altijd onbekend gebleven.

 

Tinus fietste iedere dag op en neer om volgens afspraak de stieren te verzorgen. Maar het werd steeds gevaarlijker. Op een dag kwam hij terug en zag hij nogal wit. Dus mijn vader vroeg: “wat is er met jou?” Waarop Tinus antwoordde: “Ik denk dat ik de oorlog overleef”. Wat was er gebeurd: Hij stond met een emmer voer bij de stieren en hoorde een granaat aankomen, afkomstig van wat later bleek een Duits 88mm kanon, waarvan er dertien bij in en om Nederweert-Eind stonden. Het projectiel maakte, zoals altijd bij het afleggen van de laatste meters, een bepaald fladderend geluid. Tinus stond als versteend. De granaat sloeg, door een dikke muur heen, de trog voor zijn voeten kapot. Maar het was gelukkig een blindganger, hij ging niet af.  

 

Met een van de Britse patrouilles is er een vuurgevecht geweest hier op het pleintje bij de kerk. Daar lag een Duitse militair met zijn mitrailleur, gericht op Nederweert. De Britten gingen met hulp van een inwoner achterom bij het café “Bij Teune” binnen, deden daar boven een luikje open, en schoten de Duitser dood achter zijn mitrailleur. Vervolgens kwamen Duitse troepen op het geluid af. Een Engelsman werd in zijn arm geschoten waarop de patrouille zich terugtrok naar Nederweert. De Duitse soldaat heette Herman Klaumann. Hij is later begraven op de Duitse begraafplaats in IJsselstein.

 

Vanaf 22 september 1944 bleef het Britse Suffolk Regiment in Nederweert. Ze werden daarna afgelost om elders ingezet te worden. Die aflossing kwam van the 4th Armored Brigade (bijnaam de Zwarte Ratten) en The Royal Scots Greys. Op 8 oktober arriveerde de volledige 7e Amerikaanse Pantserdivisie, die zich met 12.000 man, hoofdkwartier, radioposten etc. inkwartierde in Nederweert en in het Peelgebied. Een verkenningseenheid waarvan de voorposten - op honderden meters van elkaar - langs het front lagen, dus langs het Wessem kanaal, de Noordervaart en het Deurnes Kanaal. Alle reserves lagen op de achtergrond. Er werd geen aanval verwacht. Er vonden over en weer gevechten plaats waarbij militairen omkwamen, maar nog geen grote oorlogshandelingen.

Maar op 27 oktober, mijn vaders’ verjaardag, kwam er beweging in de strijd. ‘s Avonds om zes uur kwamen Duitse troepen over de kanalen. Via Venlo met de trein aangevoerde Panther tanks, zwaar materiaal, veel gevechtsvoertuigen van het 47e Legerkorps onder leiding van Generaal Heinrich von Luttwitz. Later bekend geworden door de omsingeling van Bastogne. Waar hij de Amerikaanse paratroepers van de 101th Airborne divisie een ultimatum stelde. Generaal Anthony McAuliffe, die bleef geloven in een overwinning, schreef terug: "Nuts!”. De Duitse tolk vertaalde het als "Du kannst zum Teufel gehen." Op 23 december klaarde de lucht op en kon de luchtmacht weer vliegen en kwamen de Duitsers in het nauw. Ze hadden geen brandstof meer en moesten hun voertuigen achterlaten. Op 25 januari was de strijd voorbij.

 

Terug naar de megagrote Duitse aanval over de drie kanalen. De voorste troepen van de 87e verkenningseenheid van de 7e Pantserdivisie hielden de aanval zo goed mogelijk tegen.

Maar konden met name bij Meijel geen standhouden. Toen kwamen de reserves vanuit Griendtsveen en Deurne in actie. De divisie van 12.000 man vocht van 27 tot en met 29 oktober voor zijn leven. Zij moesten proberen met onder andere hun zware artillerie de angel uit de Duitse aanval te trekken. Maar ze stonden tegenover de overmacht van ruim 20.000 Duitse militairen. Een onvoorstelbare prestatie. De Duitsers bleven op het front drukken. Plaatsen als Meijel, Neerkant, Liessel en Ommel kregen het gigantisch te verduren. Bij Kleine Heitrak onder meer is ontzettend zwaar gevochten.

 

De 15e Schotse Divisie die Tilburg bevrijd had, was beloofd dat ze een week rust zou krijgen. Echter toen kwam de order van het hoofdkwartier: “Uitrukken, de Amerikanen moeten gered worden”. Dus met tegenzin, hun boeltje oppakken en naar die verschrikkelijke Peel toe. Op 29 en 30 oktober vechten onder de slechtst denkbare weersomstandigheden, regen, natte sneeuw, en kou. Alles wat ze hadden aan zware artillerie werd dag en nacht in stelling gebracht.

De Duitse 9e Pantserdivisie en de 15e Pantsergrenadier divisie waren doorgestoten tot Asten, waar het hoofdkwartier zat van de 7e Pantserdivisie, maar die plaats hebben ze nooit kunnen innemen. Links van Asten trokken ze voorbij en bereikten ze boerderij Lintermans, waar vlakbij café “Op de Vos” lag. En rechts van Asten kwamen ze tot de Dennendijkse bossen in Liessel. Ook daar is enorm hard gevochten. Uiteindelijk werden de Duitse troepen langzaam teruggedrongen. De Amerikaanse 7e Panterdivisie werd daarop teruggetrokken naar Nederweert. Daar mochten ze tot rust komen, hergroeperen en de komst van nieuwe tanks en manschappen afwachten.

 

De Schotten waren onderhand doodmoe gestreden. Honderden waren er gesneuveld. Maar ze moesten doorgaan en openden de aanval op Meijel dat ondanks harde gevechten niet ingenomen kon worden.

De Amerikanen bereidden zich daarna voor om Ospel aan te vallen. Ze sloegen daarvoor een baileybrug, buiten het zicht van de vijand. Er werd een gecoördineerde aanval ingezet: Britse troepen probeerden Meijel in te nemen van de ene kant en de Amerikanen troepen richtten zich op Ospel, om met een soort van gezamenlijke tangbeweging de Duitse troepen in te sluiten en naar de andere kant van de Noordervaart en het Deurnes Kanaal te verdrijven. Dat duurde tot 8 november. Toen zei het hoofdkwartier: “Stop, dit gaat niet lukken”. De Amerikaanse troepen waren tot aan boerderij de Tolberg gekomen, halverwege tussen Ospel en Meijel. Ospel was bevrijd. Maar de Schotten konden Meijel net niet innemen. De weerstand was er te groot. Er ontstond een patstelling en de Amerikanen verdwenen hier van het strijdtoneel. Ze werden helemaal naar Zuid-Limburg verplaatst, naar Heerlen, Hoensbroek, Maastricht.

 

En toen gebeurde waarnaar was uitgekeken. De Britse generaal Montgomery zei: “Nu is het genoeg. We stoten door naar Venlo”. Hij trok hier rond de drie kanalen ongeveer 180.000 man bij elkaar, twee korpsen, met alleen al 400 zware artilleriestukken. Die werden langs de kanalen opgesteld.

Op 14 november, mijn vader heeft dat zelf gezien, ging er om vier uur ‘s middags een artilleriebarrage (spervuur) los. Het eerste schot werd gelost op Laar, vlak bij Weert, waar mijn moeder destijds woonde. Daar stond een 25-ponderkanon, naast een paardenstal op de Gertrudisstraat. De gestalde paarden hebben ze later af moeten maken, want die hoorden niks meer.

Dat eerste schot was het sein voor alle 400 kanonnen om los te gaan. Die barrage duurde anderhalf uur. En ze schoten ongeveer 1.500 granaten per minuut op Nederweert-Eind en helemaal tot aan Grathem, waar de Duitse concentraties lagen aan de andere kant van de kanalen. De artillerie-eenheden verzetten hun vizier telkens 50 of 100 meter verder. De Engelsen noemden dat een vuurwals, die alles wegvaagt. Toen had alle Duitse tegenstand, die daar nog zat, er snel genoeg van. Mijn vader en zijn broer zagen dat vanuit de boerderij allemaal gebeuren. Een rookgordijn vanuit 400 kanonnen en 135.000 afgevuurde granaten.

Daarna kwam het volgende verschrikkelijke wapen in actie: vuurspuwende tanks. Tot Crocodile tanks omgebouwde Churchilltanks, met aanhangertjes. Die spuwden vuur over de kanalen heen telkens 75 meter ver, tot de aanhanger leeg was. Een moordend brandbaar mengsel, dat ze in de Duitse stellingen schoten. Dus eerst de artilleriebarrage en daarna de vuurspuwende tanks.

Vervolgens gingen eenheden zoals de Cameron Highlanders, Seaforth Highlanders en Gordon Highlanders, de beste troepen die ze hadden, met canvas boten de kanalen over. Ook werden drijvende Buffalo tanks ingezet waar manschappen en voertuigen in getransporteerd konden worden. De sluizen in de kanalen hadden ze al eerder allemaal laten springen, die waren kapot. De brede kanalen lagen daardoor niet droog, maar zaten ook niet vol water. Op de meeste plaatsen konden ze er met hun varende tanks wel doorheen. Mijn vader wilde er zo dicht mogelijk bij komen, om te zien wat er allemaal gebeurde. Hij zag een tank vanaf een hooggelegen kanaalkant vol gas er doorheen gaan.

De Duitse troepen trokken zich na de aanval terug richting Venlo. Bij het Neerse uitwateringskanaal werd wel nog hard tegenstand geleverd maar die was tot mislukken gedoemd.

 

14 november startte dus de geallieerde tegenaanval en op 15, 16 november vielen hier de laatste granaten. Toen waren we bevrijd na ruim zeven weken. Rond de kanalenviersprong in Nederweert kwamen veel geallieerde eenheden in actie: de Royal Scots Greys, The 4th Armored Brigade, de U.S. 7th Armored Division, de 15e Scottish Division, de 51st Highland Division, de Cameron Highlanders, de Seaforth Highlanders en de Gordon Highlanders, om er een aantal te noemen. Troepen die in heel Europa hebben gevochten.

En dan het 47ste Legerkorps onder leiding van de Duitse generaal von Lüttwitz, die ook de hele oorlog door actief is geweest. Dit legerkorps bestond hier rond de kanalen uit de 9e Duitse Pantserdivisie en de 15e Pantser-Genadier Divisie, die in de oorlog actief waren vanaf de inval in Polen (1939) tot de laatste manschappen waren gesneuveld in de slag om Berlijn.
Hier in mijn dorp hebben Fallschirmjäger van het Lehr regiment heel lang standgehouden.

In onze Peel heeft zich met zoveel duizenden manschappen een van de grootste slagen op Nederlandse bodem voltrokken.

 

Maar belangrijker nog dan de weergave van alle oorlogshandelingen is voor Niek het vastleggen van de persoonlijke ervaringen van al die militairen en dienstplichtigen, die door wat ze meegemaakt hebben, gevormd zijn. Snel oud zijn geworden. “Zij stuurden me hun eigen oorlogsdagboeken. Hun kinderen stuurden mij dingen, die ik nog nooit had gezien. En ik geef hun het verhaal van hun vader, dat ik mocht optekenen voordat hij overleed”.

Interview: J. (Sjef) Smeets

Schets van het “Groote Peel”-gebied waar zich gedurende zes weken de slag afspeelde tussen Duitse troepen aan de ene kant en Britse en Amerikaanse aan de andere kant