Mevrouw Beekhuizen
Arnhem in Oorlogstijd

Een complete geschiedenis van mobilisatie tot bevrijding: een herinnering over Arnhem in Oorlogstijd

Door: Mats Paulusson

 

Zaterdag 2 februari. Vandaag heb ik weer een interview gepland staan, ditmaal in Arnhem. De (aangetrouwde) kleinzoon van mevrouw Beekhuizen had ons een tijd geleden gecontacteerd of wij geïnteresseerd waren in het verhaal van zijn oma: uiteraard! Zodoende reed ik die bewuste ochtend richting Arnhem, met enkel een vaag idee waar het vandaag over zou gaan. Bij aankomst in de woning werd ik vriendelijk door de familie opgevangen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het heerlijk vond om te zien dat niet alleen oma aanwezig was. Drie andere leden van haar familie waren er ook gezellig bij komen zitten. Dan valt mij plots de kwiekheid van mevrouw op. Ze woont zelfstandig en is ontzettend scherp. Mevrouw is geboren in 1923 en is op het moment van schrijven 95. “We moeten het nog maar zien te worden” opper ik vrolijk, een klein maar doeltreffend ijsbrekertje.

Haar kleinzoon had mij gevraagd een aantal vragen op papier op te stellen zodat mevrouw, met haar ietwat verminderde gehoor, gemakkelijk een leidraad zou hebben om te antwoorden op mijn vragen. Tot mijn grote verbazing werden die vragen bijna direct aan de kant geschoven. “Meneer, ik heb zelf ook wat geschreven, zal ik dat eens voorlezen? Want dat is precies wat hier staat.” Mijn mond valt figuurlijk open van verbazing en ik antwoord gelijk en gretig van ja.

“Wereld Oorlog 2″

Op 10 mei 1940, de vrijdag voor Pinksteren, werden we opgeschrikt door de vliegtuigen die overkwamen en hoorden we dat Rotterdam gebombardeerd was. Duitsland had ons de oorlog verklaard en was Nederland binnengevallen. Er werd hevig gevochten en we kregen direct evacués uit het dorp omdat daar afweergeschut stond. Wij zelf woonden buiten de bebouwde kom op de Jonkershoeve en hoefden niet weg. Vooral op de Grebbeberg werd hevig gevochten. Maar helaas moest ons land na vijf dagen capituleren zodat wij toen onder Duits gezag stonden. Na korte tijd probeerden we het gewone leven weer op te pakken, en ging je gewoon naar je werk. Ik werkte toen, 16 jaar, in een handwerkzaak in Heelsum, waar ik met heel veel plezier vijf jaar heb gewerkt. Maar ook ging ik drie avonden in de week naar Wageningen naar de handelsarbeidsschool, want ik wilde wat anders. In 1942 kwam ik in Wageningen op kantoor te werken bij bakkerij, maalderij en opleidingsschool van banketbakkers en molenaars. Inmiddels begonnen we de oorlog steeds meer te voelen, de avondklok werd ingesteld en de ramen in het huis moesten verduisterd worden. Zo werden ook de bonkaarten ingevoerd.”

Mevrouw kijkt op en laat mij een aantal bonkaarten zien. ‘Heeft u die wel eens gezien jongeman?’ Het verhaal gaat verder.

“Ook begon de Jodenvervolging steeds heviger te worden. En daar wij buiten de bebouwde kom woonden, hebben wij heel veel onderduikers gehad die door de ondergrondse bij ons werden ondergebracht.”

Ik vraag haar beleefd of ik mag onderbreken. Ik vraag haar of haar vader bij het verzet zat. Mevrouw weet het niet helaas. De familie en ik hebben het vermoeden dat haar vader haar nooit iets heeft verteld om haar te beschermen.

“Dat bracht wel veel risico met zich mee, omdat je altijd verraden kon worden. Je moest op je werk dus nooit je mond voorbij praten.”

Ze noemt op dat moment een lijst met namen op van de onderduikers die bij haar en haar ouders ondergedoken hebben gezeten. Gek genoeg veel mensen vanuit Amsterdam. Ze vertelt me dat ze met een van hen, een mevrouw, samen terug is geweest naar Amsterdam. Dat was hartstikke gevaarlijk vertelt ze me.

“Mijn vader had in het kippenhok konijnenhokken, waaronder hij een schuilplaats had gemaakt in het geval van razzia’s. Dat was gelukkig niet nodig geweest. Ik heb wel een grote razzia meegemaakt. Ons hele huis was omsingeld. Ze kwamen binnen kijken. We hadden toen een Joodse mevrouw uit Arnhem en mijn zwager, die ook ondergedoken was, maar hij liet zijn persoonsbewijs zien en daar namen ze genoegen mee. Met die vrouw, tante, ben ik ‘s morgens naar Wageningen gegaan. Ik heb haar bij een bepaald adres afgezet, dat is goed afgelopen. Bij onze buren hebben ze wel joden opgepakt. Die waren waarschijnlijk verraden. Mijn zwager is toen naar Friesland gegaan. Mijn zus werkte als verpleegkundige voor het ziekenhuis in Wolfheze. De onderduikers zijn steeds als er een razzia op komst was op tijd door de ondergrondse gered. Het joods echtpaar met hun dochters zijn later elders verraden, opgepakt en op transport gesteld. Moeder en dochter hebben het niet overleefd. Hun man en vader heeft zich in Russische krijgsgevangenschap voor dood gehouden en zodoende de oorlog overleefd. Hij is nog op onze bruiloft geweest in 1950. Hij heeft nog lang contact gehad tot zijn overlijden.”

 

Mevrouw kijkt op en vraagt of het met ‘mij’ nog gaat. We kunnen er hartelijk om lachen.

 

“Toen was het zondag 17 september 1944. Een stralende dag, en ik ben met mijn zus die een vrije dag had, met de fiets naar Wekerom gegaan. Wij waren bij mijn oom en tante toen er veel vliegtuigen overkwamen en de hoogspanningen gebombardeerd werden. We hoorden daar dat er in Renkum parachutisten waren geland. Wij schrokken natuurlijk en wilden zo snel mogelijk naar huis. Wij zijn toen binnendoor over Roekel gegaan en ondertussen hadden we nog achter een wal gelegen om te schuilen voor de vliegtuigen. En bij boerderij binnendoor bij oud- of nieuw Reemst, dat weet ik niet meer, zo naar de Amsterdamseweg gefietst. Inmiddels kwamen we vluchtende Duitsers tegen, maar die deden ons niets. Zo kwamen we uit op de Amsterdamseweg bij restaurant Planken Wambuis. Daar waren de Engelsen, want ze waren daar op de Ginkelse heide geland. We moesten natuurlijk zeggen waar wij naartoe wilden, en hebben we dat op de kaart zo goed mogelijk proberen uit te leggen. We zijn toen onder Engelse begeleiding naar huis gebracht. Onze ouders hadden natuurlijk erg in angst gezeten hoe het met ons was, en waren dolgelukkig dat we weer thuis waren. Thuis was alles anders. Overal Engelse soldaten met tanks, kleine fietsjes en er stond bij ons achter in de tuin een zweefvliegtuig waar we zo in konden lopen. Onbegrijpelijk. ’s Avonds werd er accordeon gespeeld en waren we echt bevrijd.“

 

Later wordt hier een hele gave notitie over gegeven. Haar kleinzoon heeft namelijk de verslagen van de Engelsen opgezocht. Daar stond letterlijk in dat ze ’s avonds met de familie accordeon hadden gespeeld en zich hadden ingegraven.

“Er werd ons wel aangeraden om in de kelder te gaan slapen voor alle zekerheid. De volgende dag waren er weer parachutisten geland. Er werden manden met voedsel gedropt en werd het al wat onrustiger. Inmiddels hadden we wel gehoord dat het ziekenhuis in Wolfheze zondags ook gebombardeerd was, mijn zus had heel veel geluk gehad, omdat ze een vrije dag had. Er waren veel doden en gewonden gevallen in Wolfheze. Dinsdagmorgen waren er geen Engelsen meer te bekennen en ging de zoon van onze buren, Kees, op onderzoek uit. Toen hij terugkwam zei hij “we zijn weer Duits”. Toen kregen we bericht dat we weg moesten. We konden snel het nodige meenemen van kleren en dergelijke. Vader en moeder hebben toen onze fiets in de tuin verstopt. Onderweg naar het dorp lag overal munitie en stond de boerderij van Dorrestein in brand. We zijn toen met zijn vijven, vader moeder, zus, mijn broer en ik naar de familie Beekhuizen gegaan, in de Kerkstraat. Die hadden een kruidenierszaak. Daar nog met zijn allen een paar nachten in de kelder geslapen. Maar bij de buren hadden ze een veel grotere kelder. Daar hebben we later met 16 personen geslapen. De Engelsen waren inmiddels via Wolfheze naar Oosterbeek vertrokken, waar hevig werd gevochten. Vooral in het benedendorp. Er werden noodhospitalen ingericht om alle gewonden te kunnen verzorgen. Ook werden er veel gewonden naar Arnhem naar het gasthuis gebracht.”

 

Ik vraag mevrouw of haar zus ook moest helpen verplegen in de noodhospitalen, dat was niet het geval.

 

“Maar het doel was de Rijnbrug tussen Arnhem en Nijmegen in te nemen, wat jammerlijk mislukte. Ze hadden niet op de Duitse weerstand gerekend, wat later bekend stond als een brug te ver. Doordat de Duitsers bleven moesten we nog lang op de bevrijding wachten, met alle gevolgen van dien.
Op 1 oktober kregen wij bericht dat Renkum moest evacueren. Toen zijn we met zijn allen, familie Beekhuizen (vier personen), familie Ooier (vijf personen) en wij, de familie van Milligen (vijf personen) naar Wekerom gegaan, waar al onze familie woonde. Mijn ouders, broer en de familie Ooier zijn bij mijn oma geweest, al die negen maanden. Alleen de drie zoons van de familie Ooier zijn vlak in de buurt ondergebracht. De familie Beekhuizen bij Schreuder. Zelf ben ik bij een broer van mijn moeder terecht gekomen. Mijn zus had snel contact gezocht met het ziekenhuis en kreeg te horen dat de patiënten naar Amersfoort gebracht waren, bij Zon en Schild, en is daar ook weer gaan werken. Het is al met al niet leuk als je van de een op andere dag alles achter moet laten. Het is maar goed dat je niet van te voren wist dat het negen maanden ging duren voordat je weer naar huis kon.

We zijn een paar dagen na de evacuatie nog eenmaal met zijn vieren terug geweest naar Renkum, wat levensgevaarlijk was. Pieter, Ab (familie Beekhuizen), mijn zus en ik. Het begon al in Bennekom met het luchtalarm. Daar geschuild in het postkantoor. Daarna toch verder gefietst naar Renkum, en wat levensmiddelen meegenomen en koolzaadolie, die we verstopt hadden in het kruipgat in de keuken. Op de terugweg werd er op de Keienbergseweg flink geschoten en gingen we snel achter een boom liggen. “We riepen naar elkaar: leef je nog?” Gelukkig toch nog veilig teruggekomen. Dat was eens, maar nooit meer. Verder was het een onrustige en angstige tijd. Veel vliegtuigen en bombardementen. En dan de V1’s, als die overkwamen, dan was je echt bang. Eén V1 is vlak bij mijn oom en tante terecht gekomen, wat een gat en ravage was dat. Ook werd er zondags gebombardeerd tijdens een kerkdienst, gelukkig geen gewonden gevallen. Maar er waren ook leuke positieve dingen. Daar Ab en ik inmiddels verkering hadden gekregen, zie je waar de oorlog goed voor is.

Zo moesten ook de mannelijke evacuees en de burgers zich melden om de spoorlijn te bewaken. Ze moesten allemaal een schop meebrengen. Wie er geen had kreeg er daar een. Maar er waren veel te weinig schoppen, zodat degene die niets hadden weer naar huis konden gaan. De volgende dag zijn ze, mijn vader, Ab, en mijn neef en oom niet meer teruggegaan. Ook is Ab enige tijd ondergedoken geweest in kookfabriek van der Mal in Barneveld, waar nog meer onderduikers zaten. Ze zaten daar ’s nachts op een zolderkamer met een verstopte ingang waar een kast met voorgeschoven werd. Een keer ben ik daar op bezoek geweest met mijn schoonzus, daar ook heel lang in de rij gestaan voor een ontbijtkoek. Na enkele weken toen het weer rustig was is Ab weer teruggekomen. Inmiddels durfden we niet meer te fietsen, want die werden overal gevorderd. Mijn oom heeft de fiets toen gedeeltelijk gesloopt, voor alle zekerheid. Inmiddels begon de hongersnood in het westen steeds nijpender te worden. En kwamen veel mensen lopend of met kinderwagens langs om eten te vragen. Zo ook bij mijn oma omdat ze een boerderij hadden. Vaak kregen ze wat of konden ze mee eten. Je kon niet altijd blijven geven. Bij mijn oom en tante waren inmiddels een familie van vier personen uit Oosterbeek en één persoon uit Amsterdam geëvacueerd. Zelf heb ik negen maanden op een matras op de grond geslapen, dat was prima, dat was luxe. De familie Beekhuizen, en inmiddels waren er nog twee families uit Arnhem bijgekomen, sliepen op stromatrassen. Niet erg lekker, ze hebben er wel eens vlooien opgelopen. Het was oorlog, dus dat hoorde erbij. Inmiddels hoorden we steeds meer berichten dat de Duitsers terugtrokken en dat de Engelsen verder optrokken. Zo werden we op 14 april bevrijd, dat was natuurlijk groot feest. ’s Avonds gedanst en op de tanks gezeten. Maar al was je bevrijd, je mocht nog lang niet naar huis, daar plaats voor plaats bevrijd werden. De fietsen kwamen weer op de weg, en Ab en ik zijn naar Otterlo gereden, waar Ab zijn eerste sigaret heeft gerookt.”

Ik vraag of er bij de tweede bevrijding ook veel gevochten werd, maar het blijkt dat de Duitsers vertrokken waren.

“Daar waren de Engelsen royaal mee, met de sigaretten. Ook werden er in de bevrijde gebieden levensmiddelen gedropt. Veel blikken biscuit. We waren dan ook wel bevrijd, maar van naar huis gaan was nog geen sprake, daar op 5 mei de bevrijding pas werd getekend in Wageningen in Hotel de Wereld. Aangezien mijn vader, schoonvader, Ab en ik allemaal voor de voedseldienst werkten mochten wij begin juni terug naar huis, in afwachting van wat we daar zouden aantreffen. Ons huis stond er nog wel, het was leeg en geen raam zat er meer in.”

Het vermoeden is dat er soldaten in het huis hebben gelegen. Er zijn ook nog gewonden naartoe gebracht, en de huizen hadden oorlogsschade.

“Bedden hadden we van familie meegekregen, belangrijke dingen zoals stoelen en tafels hebben wij uit de bunkers in het bos gehaald, maar die waren van andere mensen uit het dorp. Die hebben we teruggegeven, terecht natuurlijk. Inmiddels was de HARK (Hulp Actie Rode Kruis) in werking gesteld. En kregen we daar stoelen en dergelijke van. Ook heb ik van hen nog een jurk gekregen.

Bij de familie Beekhuizen was de winkel natuurlijk helemaal leeg. Net als bij andere kruideniers. Ze hadden gezamenlijk met vijf andere kruideniers gewinkeld in het pand van de corporatie tot iedereen zijn eigen winkel opgebouwd en bevoorraad had. Mijn vader werkte in de landbouw, er was werk genoeg. Zelf kon ik ook weer naar het kantoor in Wageningen, waar ik voor de voedselvoorziening werkte. Langzaam kwam het volk weer terug en kon de wederopbouw beginnen.

Onze evacuatieliefde heeft standgehouden en na een gelukkig huwelijk van 65 jaar is mijn man op 90-jarige leeftijd in 2015 overleden. Dat was het.”

 

Eigenlijk barsten we in gepast applaus uit.


 

De evacuatieliefde doet het hem voor mij, wat een bijzonder verhaal weer.

We praatten daarna nog wat na en mevrouw haalt mappen met foto’s tevoorschijn, waar zelfs de familie weer nieuwe dingen in ontdekt.

Ik wil mevrouw Diny, schoonzoon Sjoerd Kuperus en de familie bedanken voor het warme verhaal, het vertellen en luisteren en uiteraard voor de gezelligheid.