Jan van Hees

"Ik zag hoe mijn vader met veel geschreeuw en zijn handen in de lucht, achteruit tegen de deur werd geduwd. Dat beeld zie ik nu nog voor me."


Onderstaand delen wij de oorlogsherinneringen van Jan van Hees, geboren op 26 oktober 1937 (Torresstraat 26-I te Amsterdam-West).

Door: Sjef Smeets

 

'Ik was het vierde kind in ons gezin. Na mij kwamen er nog drie. Mijn ouders zaten in het verzet. We hadden ook enige tijd een onderduiker in huis, Freek. 

Er waren meerdere razzia’s in de straat en in de wijk. Bij een daarvan hadden we het kabaal, gesnauwde Duitse bevelen en af en toe een schot er tussendoor, al van verre horen aankomen. Ze kwamen steeds dichterbij en toen ook onze trap op. Er werd met een geweer op de deur gebonsd. 

Op sommige adressen werden deuren opengebroken. Onder ons woonde een ouder echtpaar met een Bouvier. Omdat die hond te keer ging, werd hij bewusteloos geslagen. Ik zal toen misschien 5 jaar geweest zijn. En zat met mijn broertje onder de tafel toen ze binnenkwamen. Ik zag hoe mijn vader met veel geschreeuw en zijn handen in de lucht, achteruit tegen de deur werd geduwd. Dat beeld zie ik nu nog voor me. Maar niemand werd meegenomen, terwijl Freek gewoon tussen de familie aan de tafel zat. Als hij had willen vluchten zou het anders afgelopen zijn. 

In 1944 was er echt honger, ook in ons gezin. Vader hoorden we ’s nachts in bed aan een suikerbiet knagen. In de straat werden alle bomen door de bewoners omgezaagd om met het hout de huizen warm te kunnen stoken. De Duitsers verboden dat, maar het gebeurde toch. Alle hout in huis, deuren, plinten, alles was vanwege de koude winter van 1944 al opgestookt. Ik had een houten spoortreintje. Eigenlijk het enige speelgoed, dat ik ooit heb gehad. De oudere kinderen zeiden dat mijn speeltje ook verbrand moest worden. Dus nam mijn vader me op zijn arm en vroeg of ik dat goed vond. Ik heb maar ‘ja’ gezegd. 

Moeder raakte, ondanks haar al grote gezin en bij alle zorgen en angst, toch opnieuw in verwachting. Tijdens die zwangerschap, begin 1945, bracht ze een verzetskrant rond. Die kon ze onopvallend meenemen vanwege haar dikke buik. 

En nu komt het. Het zal in 2002 of 2003 geweest zijn. Mijn dochter, Leanne, was hier en het spoortreintjesverhaal kwam aan de orde. Ze heeft toen spontaan dit houten treinstelletje voor me gekocht. (wat ik vanzelfsprekend mee op de foto heb gezet. Zie hierboven. J.S.)

Na de bevrijding dropten Geallieerde liegtuigen voedselpakketten aan de rand van Amsterdam, ‘op het land met de Ringdijk er omheen’, zoals wij dat noemden. Maar omdat we zolang niets behoorlijks te eten hadden gehad, werden we doodziek van het vlees, waar veel vet omheen zat. 

In het laatste jaar kreeg het hele gezin - en wij niet alleen – steeds meer last van scabiës (schurft). Die huidziekte moest elke avond bestreden worden door ons in te smeren met stinkende gele zalf. 

Er was na de oorlog ook voortdurend geldgebrek. Vader verdiende als briefsorteerder bij de Post niet voldoende voor zijn grote gezin. Elke week was er geld te kort. Als ik dan met een boodschappenbriefje bij de kruidenier kwam, dan stuurde die me weer naar huis met de boodschap dat mijn moeder eerst de boodschappen van vorige week maar moest betalen. En als de melkboer aan de deur kwam, zoals toen nog gebruikelijk was, dan had mijn moeder een pan buiten neergezet met een briefje erbij, waarop ze om een of twee liter vroeg. We moesten ons dan stil houden en doen alsof we niet thuis waren, want we konden ook die melk vaak niet betalen. 

Jan van Hees besluit met: “Denkend aan de oorlog komen altijd drie woorden bij me op: armoede, honger, angst”.

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.