Geeske Posthuma-Meijer

Op 5 september 2022 haalden we in Veldhoven herinneringen aan de jaren 1940-1945 op bij mevrouw Geeske Posthuma-Meijer (1937).

Gedurende de oorlogsjaren hadden de ouders Meijer twee dochtertjes. Na de oorlog kreeg Geeske er nog een zusje en twee broertjes bij. Ze woonden in de Pieter Poststraat, de allerlaatste straat van Eindhoven, naast een school waar de Duitsers in zaten. Na de bevrijding vestigde het Rode Kruis zich tijdelijk in dat gebouw.

De eerste herinneringen gaan terug naar het zware bombardement op de Philipsfabrieken in het centrum van Eindhoven. Dat was in 1942. De stad werd nog vaker hevig bestookt. 

Op een veldje aan de overkant bij de familie Meijer waren twee schuilkelders gemaakt. Maar vader was bang, dat die konden instorten. In plaats van die kelders op te zoeken moesten de beide kinderen bij bombardementen dus maar onder de keukentafel gaan zitten. Beelden uit Oekraïne doen nu de thuissituatie van toen evenals het danig verminkte Eindhoven weer pijnlijk helder op het netvlies verschijnen. 

De familie fungeerde als doorgangsadres voor Joods onderduikers. Die moesten op weg worden geholpen richting het Franse Duinkerken, om daarvandaan Engeland zien te bereiken. Maar dat geluk was niet allen beschoren. 

Geeske weet van een verloofd Joods stel, dat werd aangehouden en het niet overleefde. De man noemden ze thuis ‘Oom Jan’. De kinderen Meijer hadden namelijk ook een echte “Oom Jan”. En door deze onderduiker ook zo te noemen, konden ze zich niet gevaarlijk verspreken als het over hem ging. 

De kinderen speelde op straat, zich niet bewust van de situatie. Maar de ouders hebben best veel in spanning gezeten. Zo brandde er thuis een lichtje aan het plafond in de woonkamer, wat je door de, een beetje opengeschoven, gordijnen van de straat af kon zien. Dat was een waarschuwing voor vader om beter even niet thuis te komen. Zo is de kinderen later verteld. 


Een keer is hij in de lunchpauze op weg naar huis, in de Marconilaan, toch aangehouden door een Duitse militair. En daar bij een café tegen de muur gezet met een pistool tegen zijn hoofd. Een passant schijnt toen gezegd te hebben dat ze ‘de verkeerde’ hadden aangehouden. Vader moet toen met een heel bleek gezicht thuis zijn gekomen. 

Nog meer herinneringen:Het was een hele muzikale familie. Moeder zong bij verjaardagen zachtjes een vaderlands lied. Als de koningin jarig was dan kwamen er worteltjes op tafel. En in de tuin stonden natuurlijk goudsbloemen. 

Ook weet ze nog dat op de hoek van de straat een gezin woonde met een klein meisje, Hanna of Hanneke, waar ze mee speelde. Ik snap nog steeds niet waarom ik toen wist dat het een Jodinnetje was. 

Bij de bevrijding wilden de Engelsen de school aanvallen in de veronderstelling dat er nog Duitsers in zaten. Voordat ze tot de aanval overgingen, werd de hele buurt ontruimd. We zijn toen, eigenlijk heel dom, in een sloot gaan zitten, in plaats van zoals enkele mensen naar de boerderij van “Jan de Boer” te gaan, verderop waar het veiliger was. 


We hebben bij de bevrijding met het blote oog de parachutisten zien neerkomen in Son, op de grens met Eindhoven. Een van hen zagen we dood op een brancard weggedragen worden. Er kwamen ook veel tanks door de straat. 

Na de bevrijding is er op een nacht, waarschijnlijk door een organisatie van de Protestantse kerk, een oudere man bij ons binnengebracht, die recht uit een concentratiekamp afkomstig was. Hij droeg de, inmiddels bekende, grijze kampkleding met het petje. Als kind is me bijgebleven dat de man heel erg stonk en onder de vlooien zat. We hadden natuurlijk nog geen douche. Dus de man heeft zich in een teil in de keuken gewassen. En is weer vertrokken. 

De oorlog kende voor de familie een bizar en ongelukkig eind.Vader Meijer, toen 36 jaar oud, werd na de bevrijding, terwijl hij met een Philips-collega en goede vriend op de fiets onderweg was, op de hoek van de Boschdijk en de Wattstraat aangereden door een Engelse Jeep. Gevolg: dubbele schedelbasisfractuur en een gebroken heup. 

Moeder kreeg van de collega de boodschap dat haar man naar een ziekenhuis was gebracht. Maar Eindhoven kende toen drie ziekenhuizen. Zij liep dus eerst vergeefs naar het Binnenziekenhuis aan de Vestdijk en vervolgens naar het Diaconessenziekenhuis. Op beide plaatsen zonder resultaat. Uiteindelijk terug naar de Vestdijk en daar in dat katholieke ziekenhuis trof ze haar man aan. Die wees haar er op dat hij tegenover zijn bed voortdurend tegen een Mariabeeld aan keek. Wat hem even had doen denken in de hemel te zijn aangekomen. Al met al is vader een heel jaar thuis moeten blijven om te herstellen. 

Geeske Posthuma-Meijer heeft al weer jaren geleden buitengewoon gedetailleerd haar herinneringen opgetekend in een heel mooi boekje met de titel: “Houten banden en Roggepap, Jeugdherinneringen aan de oorlogsjaren”. Zij schreef ook prachtige gedichten, maar heeft het boekje en de gedichten jammer genoeg nooit laten uitgeven.

 

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.