Adam Voetman

Opgetekend door Kees Nederpelt

De Oorlogsherinneringen van “Damster” Adam Voetman (12 november 1928)

Het is vrijdagmiddag 31 oktober 2025. Ik ben op bezoek bij Adam Voetman in Appingedam. Hij is geboren en getogen in Appingedam, heeft er bijna een eeuw opzitten en rijdt nog steeds auto. Een bijzondere man, door de gemeente Appingedam onderscheiden, deze “Damster” bekend in “Daam” om zijn schilder- en dichtkunst, vrijwiligerswerk en zijn betrokkenheid bij gebeurtenissen, die te maken hebben met de herdenking van de bevrijding van Appingedam door de Canadezen in april 1945.

Van al die jaren heeft vooral de Tweede Wereldoorlog diep indruk op hem gemaakt. “We leven nu niet in een opbeurende tijd, maar oorlog was ook geen mooie periode. De militairen liepen over straat met geweren in de nek. We hadden persoonsbewijzen en ons daarmee steeds bij de Duitse bezetter legitimeren.” 

Foto’s hieronder: persoonsbewijzen van ouders Adam Voetman

 

1940

In de vroege morgen van vrijdag 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen. In de provincie Groningen liepen de zogenaamde O en Q -linies, die bedoeld waren om een Duitse opmars zoveel mogelijk te vertragen en een doorstoot naar de vesting Holland te belemmeren. In de eerste twee dagen trokken de Nederlandse grenstroepen zich uiteindelijk terug bij de Wonsstelling.

 Duitse soldaat in provincie Groningen mei 1940

 

“Ik woonde aan de Prins Hendrikstraat in Appingedam samen met mijn ouders en zus.

Op 10 mei 1940 was ik 11 jaar. Die dag was ik op visite bij mijn tante in Wirdum. Ik weet niet meer waarom ik daar was. Mijn nicht Sien was gewoon naar school. Ineens kwam er bericht via de radio, dat de Duitsers Nederland waren binnen gevallen. Mijn neef Jan Timmer was soldaat bij het luchtafweergeschut in Haarlem. Mijn tante was volledig van streek. Het was namelijk zo dat verschillende steden in Nederland getroffen werden door Duitse bommen. Uiteindelijk werd Rotterdam het zwaarst getroffen. Mijn oom en tante hadden door deze consternatie weinig aandacht meer voor mij. Ik ben daarom op de fiets naar huis gegaan. Ik was elf jaar, ik had totaal geen notie van wat oorlog betekende. Terwijl ik naar huis fietste heb ik aldoor achteromgekeken, bang als ik was dat de moffen mij achterop zouden komen.

De oorlogstijd was moeilijk. De oorlog in Groningen is vaak een vergeten stukje historie. De strijd, die hier plaatsvond aan het einde van de oorlog, maar ook gevoerd is door het Groninger verzet, de toestroom van evacuees uit andere delen van het land, is maar weinig belicht.

Na de meidagen van 1940 duurde het nog een aantal dagen voordat de eerste Duitsers zich in Appingedam lieten zien. Appingedam werd een garnizoensstad. Zij hadden diverse villa’s, de Rijks HBS, onze ambachtsschool, hotel Robertus (in bezit van onze familie) en meerder andere gebouwen gevorderd. Mijn familie kreeg van de Duitsers te horen, dat zij het pand moest verlaten, waarna er Duitse officieren werden gehuisvest”

 

“Ik zat op de ULO en wilde daar weg. Mijn vader zei vervolgens: je moet dan wel naar een andere school. Dus ging ik naar de ambachtsschool. Ik leerde er voor machinebankwerker. Er werd ook onderricht in timmeren en schilderen gegeven”.

“Gedurende het begin van de bezetting waren de scholen dicht. Wij riepen als leerlingen toen: hoera! Stom natuurlijk, een opleiding was een vereiste. Na enige tijd kon er weer onderwijs gegeven worden. Ik bezocht de ambachtsschool en onze praktijklessen werden voortgezet in Brons motorenfabriek. Theorie en tekenlessen werden gegeven bij cementindustrie Van den Bos en café De Koppelpaarden aan de Woldweg.”

Siebzig und ein und Siebzig

“In eerste instantie zat ik dus op de ULO school, zoals dat toen genoemd werd. Deze school stond in de Wijkstraat, de Wieke, zoals die straat toen genoemd werd.

De school is er nu nog, vlak naast de Hervormde Kerk. De school bood te weinig ruimte voor het aantal leerlingen. Wij kregen dan ook les in een lokaal van de Woldweg school.

De openbare ULO school naast de kerk in de Wijkstraat

Op een gegeven morgen hadden wij daar een les. We liepen met een ploegje jongen naar de school. Bij de Oosterdraaibrug kwamen wij een een oudere Duitse soldaat geen, geweer op zijn nek. Wij kregen onderricht in de Duitse taal. 1 van ons, Hilbrand Hooghuis, ik vergeet zijn naam nooit meer, sprak deze Duitse soldaat aan met de vraag: “Haben Sie Siebzig nu ein und Siebzig mit gemacht?” Hij refereerde dus naar de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871.

De Duitse soldaat liep op Hilbrand toe en riep: “Was sagst Du?” 

Vervolgens sloeg hij Hilbrand de bril van de neus af. Het incident is verder goed afgelopen, de bril was niet kapot. 

Vervolgens zijn we snel naar Woldwegschool gelopen. Op onze manier spraken we al een aardig woordje Duits. Maar het had slechter kunnen aflopen.”

Taken thuis

“Ik was jonger dan mijn zus Janny. Haar gezondheid was niet sterk. Voor de oorlog vroegen mijn ouders op een keer: Haal Janny even op. Ik heb haar uiteindelijk gevonden, zij was geveld was door een toeval. 

Ik moest koren halen bij de boeren. Bij boer Bakker in Tjamsweer haalde ik melk weg. Mijn vader was buschauffeur bij de Damster busmaatschappij en hij reed de met boeren naar de Korenbeurs om handel te drijven. Ik ging met het opgehaalde koren naar molenaar Rietema om het tot meel te laten malen. Doordat we veel met boeren handelden hebben wij nooit honger gekend gedurende de oorlog.

Mijn moeder kwam uit een gezin van 9 kinderen. De meeste gezinsleden hadden geen varken op het hok. Mijn grootvader was boerenslager, waardoor we aan vlees kwamen.

Illegaal radio luisteren deden we ook. Mijn vader had thuis nog een verborgen radio.

De tegenstellingen waren groot: Ik had medeleerlingen met ouders bij de NSB. Die liepen in uniformen van de Landstorm”.

 

“Achter het Landgoed Ekenstein zat een boer, Burgstra, waar ik melk weghaalde. Ik liep dan door de bossen naar deze boerderij.

In het huis van het Landgoed Ekenstein woonde een Landwacht. Ik zal zijn naam nooit vergeten Garbrand Wiersema. Door een Duitse soldaat zou je bij het melktransport nooit aangehouden worden. Maar wel door de WA/Landwacht. Ik zei tegen de boer, ik ben bang dat ik door Wiersma word aangehouden. Waarop de boer zei, als je wordt aangehouden zeg je dat je de melk weghaalt bij de boer waar hij het zelf ook weghaalt.”

 

Joodse inwoners

“Toen we bericht kregen, dat de Joden uit Appingedam afgevoerd werden weet ik nog goed, dat mijn vader thuiskwam en zei: ik heb geluk gehad met de bus, hoefde niet mee met het transport, maar de Joodse bevolking van Appingedam moet weg. Ze moeten schone kleren meenemen en gaan met de bus naar Groningen.

Ik was op de buitenschool in Appingedam er was ook een school in het centrum in de Stationsstraat en daar volgde mijn latere vrouw Fenny haar lessen. Op die school zaten veel meer Joodse kinderen. De Joodse mensen in Appingedam waren allemaal zakenlui.

Na de dood van mijn vrouw Fenny vond ik haar poëziealbum, waarin 2 van haar Joodse medeleerlingen een vers geschreven hadden. Selma en Jansje van der Klei. Selma is op 13-jarige leeftijd vermoord in Auschwitz. Jansje op 12-jarige leeftijd in Sobibor.

Hieronder een foto van beide pagina’s uit het poëziealbum van Fenny.

Bij mij in de klas zaten 2 joodse kinderen: Bettie en Moos Levin. Hun vader Salomon, was veekoopman. Die kinderen waren van de ene op de andere dag niet meet in de klas. Toen wisten wij natuurlijk niet wat er gebeurde met die kinderen en hun ouders.

                                                                                                                Het Joodse monument in Appingedam voor de oude synagoge

 

Sarah Kirby

“Er is 1 gezin, dat bij het begin van de deportaties hun baby aan de buren gegeven

Aan de Jukkerweg woonden ze. Sarah Kirby leeft nog en komt hier nog regelmatig”.

Medio 1942, toen de deportaties begonnen, had Appingedam 82 Joodse inwoners. Slechts zes van hen overleefden de gruwelijkheden van de oorlog, waaronder Sara Kirby-Nieweg en haar moeder. Inmiddels is Sara Kirby de laatste overgebleven Joodse Damster. Hoewel woonachtig in Engeland, voelt de 80-jarige Kirby zich nog steeds sterk verbonden met Appingedam. En Appingedam met haar. Ze geeft spreekbeurten op scholen, was betrokken bij de restauratie van de Damster synagoge en de oprichting van Stichting Struikelstenen in Appingedam. In maart 2020 kreeg Sara de Damster Stadsmunt, een erepenning, voor het levend houden van de joodse geschiedenis in Appingedam.

De bevrijding en evacuatie

Heftige gevechten

Het noordelijk deel van Appingedam werd op die 23e april 1945 bevrijd door de Canadezen. Maar dat betekende niet dat de gevechten over waren. De Canadezen waren op weg naar Delfzijl, het laatste bolwerk van de Duitse bezetter. De Duitse troepen verdedigden zich met hand en tand. Het gebied rondom Delfzijl en ook Appingedam komt hevig onder vuur te liggen.

Vanaf de Duitse kustbatterijen werd ’s nachts onophoudelijk op de stad geschoten en de Canadezen vuurden terug. Vanaf boten op de Eems en vanuit Emden werd met scheepsgeschut geschoten, de Duitse kanonnen bij Fiemel en Nansum bombardeerden Appingedam constant. Veel Damsters hadden de situatie zien aankomen, pakten hun vluchtkoffer en vertrokken.

Evacuatie

Uiteindelijk werd de situatie in Appingedam onhoudbaar. De Canadese commandant gaf de opdracht om de gehele burgerbevolking, ongeveer 7000 mensen, te evacueren.  Veel Damsters vertrokken te voet, zonder eten en vaak ook zonder bagage. Langs de noordkant van het Damsterdiep, langs de route die veel evacués namen, lag een mijnenveld. Verschillende bruggen waren opgeblazen, wat de tocht verder bemoeilijkte. De inwoners van Appingedam zochten onderdak bij familieleden of werden opgevangen in boerenschuren bij onbekenden.

Nienhuis: “We lopen in een groepje vluchtelingen langs het Damsterdiep naar Ten Boer, een afstand van ongeveer twaalf kilometer. Bij Garrelsweer deelt een boer volle vette melk uit, het is nog lauw, vers van de koe. M’n moeder krijgt een plaatsje in de bak van een legervoertuig richting Groningen. Vader en ik lopen door naar Ten Boer. Daar is transport geregeld voor mensen die familie hebben in Groningen.”

Ravage

Tien dagen lang is Appingedam dan een spookstad waar branden oplaaien, puinhopen roken en straten bezaaid liggen met rommel. Toen de bewoners na de bevrijding van Delfzijl op 2 mei 1945 terug mochten keren, troffen ze een ravage aan. Gebombardeerde, uitgebrande of beschadigde woningen, die bovendien soms geplunderd waren door de strijdende partijen.

“Ons huis staat er nog, maar het is wel gehavend,” vertelt Nienhuis. “Vrijwel alle ruiten zijn gesprongen, rondom het huis kapotte dakpannen en steengruis. In huis is het een grote bende. Moeders povere sieraden waren onaangeroerd. Wel lagen verspreid in huis bundeltjes kleren, meegenomen uit de woning van de buren en in ons huis kennelijk ingeruild voor betere waar.”

 

Meer

Het laatste slagveld van de Tweede Wereldoorlog in Nederland lag in het Eems-Dollardgebied. Zwaar moest in deze streek voor de bevrijding worden gevochten Er vielen veel doden, zowel onder de Canadezen als de Duitsers. Ook waren er burgerslachtoffers te betreuren. De materiële schade was enorm. Op sommige plaatsen werd de bevolking geëvacueerd.

Een van de zwaarst getroffen straten in Appingedam is de Harmoniestraat. - Fotobron: DvhN

 

Niet alleen onder de bevolking van Appingedam neemt in de aprildagen van 1945 de spanning toe, ook onder de Duitse bezetters zetters is er veel onrust. Gevechten breken echter nog niet uit: het lijkt een soort stilte voor de storm in Appingedam.

Maar het duurt daarna niet lang meer of het geweld barst in alle hevigheid los. Granaten gieren over de stad. Vanuit Delfzijl en de dijkbatterijen worden de bevrijdingstroepen in de omgeving van Oosterwijtwerd en Loppersum onder vuur genomen. Zondag 22 april staat voor de oudere Damster nog altijd in het geheugen gegrift: "Normaal gingen wij ’s zondags naar de kerk in Opwierde, maar dat kon nu niet doorgaan. Vroeg in de morgen zijn de Duitsers al begonnen met de beschieting van Appingedam met de bedoeling de Canadezen die aan de kant van Tjamsweer de binnenstad naderen, terug te drijven. De Duitsers zitten natuurlijk in de val in dit laatste bezette stukje van Nederland," schrijft oud-Damster Ru Ploeger in zijn herinneringen voor zijn (klein)kinderen.

Spookstad

De Canadezen hebben inmiddels middels de westkant van de stad bereikt en aan de kant van Delfzijl-Farmsum zitten de Duitsers die zich met hand en tand verdedigen. De stad komt van alle kanten onder vuur te liggen. Ploeger: "Vanaf boten op de Eems en vanuit Emden wordt met scheepsgeschut geschoten, de kanonnen van de Duitsers die opgesteld staan bij Fiemel en Nansum, bombarderen de stad constant." Het verblijf in Appingedam is vol risico. Wie kans ziet weg te komen, vertrekt dan ook. Tenslotte dient iedere inwoner verplicht te verdwijnen Tien dagen lang is Appingedam dan een spookstad waar branden oplaaien, puinhopen roken en straten bezaaid liggen met rommel. 

"Een nachtmerrie," noemt Ploeger ergens in zijn herinnering de eerste dagen van de gevechten in Appingedam. Hij zal niet de enige zijn die er zo over denkt. De Canadezen maken weliswaar langzaam vorderingen, maar zij krijgen tijdens hun opmars felle Duitse tegenstand. Er doen zich her en der straatgevechten voor. De plaats blijft dagenlang voortdurend bestookt. Er vallen doden en gewonden, ook onder de bevolking.

Ontzet

Gaandeweg verloopt de Canadese opmars voorspoediger. Steeds meer Duitsers trekken zich terug op Delfzijl. Georganiseerde tegenstand kunnen ze niet meer bieden. Steeds wanneer er een tank verschijnt voelen de achtergebleven bewoners van een straat zich bevrijdt. Ook al is dat soms niet eens de feitelijke situatie. Gevaarlijk blijft het en de Duitsers blijven de stad van afstand met granaten bestoken. Met het ontzet van Delfzijl op 2 mei komt ook voor Appingedam eindelijk de bevrijding. De inwoners kunnen dan terug naar huis in de zwaargehavende stad.

Plaquette aan over de ‘Laatste slag” van de Royal Winnipeg Rifles in Appingedam.

 

WASP- Carrier van de Royal Winnipeg Rifles in Appingedam

Plaquette ter herinnering aan de acties van The British Columbia Dragoons in Appingedam.

                                                                                                                                                                                                     Foto: Batterie Termunten

“Op 23 april 1945 begonnen de beschietingen van Appingedam. Vanaf Termunten (Fiemel), Delfzijl, Borkum en Nansum schoten de Duitsers met verwoestende kracht op Appingedam. Vanuit de kerktoren van Farmsum (foto)  hadden de Duitsers een goede observatiepost”.

“Wij hadden thuis geen kelder om te schuilen. Mijn oom en tante op het Reyndersplein hadden een jongere woning met een kelder. In eerste instantie schuilden wij daar met zijn allen tijdens de eerste beschietingen. Vervolgens moesten wij toch evacueren.

Toen we bij mijn tante waren en ik uit de kelder kwam heb ik voor het eerst Canadezen ontmoet. Ze waren in camouflage gehuld en kauwden op kauwgom en riepen tegen ons: Go away, go away

Ik weet nog dat mijn tante zei, Jan heb je de deur ook op slot gedraaid? Er was in de gevel van het huis een gat geslagen door een granaat explosie.  De deur moest op slot maar door het ontstane gat in de gevel kon je zo naar binnen. Zulke dingen vergeet je nooit weer. 

Je kunt aan dat huis nu nog zien, dat er gevelschade is geweest door een granaatexplosie. Na de oorlog is het huis hersteld met andere stenen.

Mijn oom Hovinga, een broer van mijn moeder, mocht niet evacueren omdat hij pompbediende/chauffeur was bij de brandweer”.

“Ik ging samen met vader en moeder, mijn zus, tante met 3 kleine kinderen lopend op weg naar Wirdum terwijl het granaatvuur aanhield. Mijn grootouders Adam en Nijssien waren al uit Delfzijl geëvacueerd en verbleven al bij ons. Mijn oma was slecht ter been. Ik heb toen een handkar weggehaald bij de meubelmaker in onze straat, om haar op te vervoeren.  1 van mijn nichten, Riekie, zegt nog steeds tegen mij: Adam ik ben 10 jaar jonger dan jou, maar ik zie ons nog steeds lopen in Oosterwijtwerd, tijdens die voettocht.

Langs alle wegen hadden de Duitsers landmijnen gelegd.

Ik weet zelf nog, dat we in Oosterwijtwerd werden geconfronteerd met Canadezen, die met bloed besmeurde brancards schoonmaakten met slootwater.

Bij Tjamsweer zag ik een Canadese Brencarrier zwaar beschadigd staan (foto). Ik weet niet hoe de bemanning het eraf heeft gebracht. Zag er niet goed uit”.

“In Wirdum waren en te veel mensen, vervolgens zijn we naar familie in Ten Post gegaan.

Daar hebben we geslapen op de boerderijzolder. Ik weet nog hoe dat was met al ons beddengoed op zolder.

De Canadezen hebben gedurende de evacuatie huisraad gestolen. Op 2 mei eindigde de strijd in Delfzijl. Na 10 dagen konden we weer naar huis”.

 

“Na bevrijding door de Canadezen gingen alle gevangengenomen Duitsers naar Delfzijl (foto). Ons huis bleek bij terugkeer gelukkig ongeschonden. Het horloge lag zelfs nog op tafel”.

Tijdelijk 'ereveld' in Wirdum voor Canadese soldaten

“De omgekomen Canadezen werden als mummies begraven. Er werd doedelzak muziek gespeeld bij het bewijzen van de laatste eer. Het maakte op mij veel indruk”

 

Direct na de bevrijding werd eind april 1945 in Wirdum een tijdelijke Canadese begraafplaats ingericht. Hier werden de 44 slachtoffers van de slag om Delfzijl begraven totdat er voor hen een centraal Nederlands ereveld gereed was. 

Allen kwamen om bij de strijd om Appingedam en Delfzijl. In het voorjaar van 1946 werden alle lichamen overgebracht naar de erebegraafplaats in Holten.

 

“Na de oorlog kwam ik bij de draadomroep. Dat was bij een particulier. Er konden 3 radiozenders uitgezonden worden. Daar heb ik gewerkt, totdat de ambachtsschool weer opging, na herstel. Ik heb vervolgens daar mijn diploma behaald. De draadomroep was onderdeel van de PTT en zodoende ben ik lange loopbaan bij de PTT gehad.

Na de oorlog werd ik ook opgeroepen voor militaire dienst (foto) en zou ik naar Nederlands-Indië gezonden worden. Er waren toen, in 1948, reeds een paar jongens uit Appingedam omgekomen bij de strijd in de Oost.  Tijdens een medische keuring werd ik onderzocht door een arts uit Appingedam. Hij constateerde bij mij een zogenaamde lichte hartruis. Ik mocht niet naar Indië en ben met die hartruis heel oud geworden.”

Bronnen foto’s

-Oude ansichten Appingedam

-De Verhalen van Groningen

-Oorlogsmuseum Middelstum/Ties Groenewold

-Groningen4045.nl 80 jaar vrijheid Groningen

-Gemeente Eemsdelta

-4en5mei.nl/oorlogsmonumenten

-www.oorlogsbronnen.nl

-struikelstenenappingedam.nl

-Dagblad van het Noorden