Anton Uiterweerd

‘Ik kan me ook nog herinneren dat we zijn gaan kijken bij een crashlocatie en dat de verbrande lichamen naast het wrak lagen. Dat vergeet je niet weer.’

Vandaag publiceren wij de laatste herinnering van dit jaar. Het verhaal van Anton Uiterweerd (1931). Wij hebben hem samen met zijn vrouw geïnterviewd. Haar verhaal hebben jullie vorige week kunnen lezen.

Door: Bas Ravenshorst

 

De bezetting

‘Ik kom uit een gezin van negen. Vader, moeder en zeven kinderen, zes jongens en één meisje. Ik ben de middelste. Mijn vader had in die tijd een schildersbedrijf met een grote werkplaats achter de woning. We woonden in Baak aan de grote en toen al drukke weg tussen Zutphen en Emmerich. 
In de vroege ochtend van 10 mei werden we wakker gemaakt door mijn vader! “Jongens, opstaan! Het is oorlog!” Dit kan ik me nog heel goed herinneren. Op het moment dat we uit bed gingen, hoorden we overkomende vliegtuigen en harde dreunen in de verte. Nederlandse soldaten bliezen de bruggen op om zo te proberen de Duitse opmars te stoppen. Toen de eerste Duitsers in zicht kwamen, heb ik mij in de tuin achter de heg verstopt. Ik was toen acht jaar oud. Ik durfde eigenlijk niet te kijken, maar zag de soldaten in hun tanks en voertuigen voorbijkomen.

We woonden aan een drukke weg. Tussen onze woning en deze weg lag een trambaan. De tram werd gebruikt om goederen en personen te vervoeren tussen Nederland en Duitsland. Aan de andere kant van de weg lag boerenland. Op een gegeven moment reed de tram alleen ’s nachts, omdat de dreiging van Britse jachtvliegers te groot werd. Deze beschoten de tram overdag. Er is een moment geweest dat de tram werd gebombardeerd. Toen zaten we met het hele gezin op onze knieën te bidden dat het goed zou gaan. Gelukkig vielen de bommen in het boerenland, de schade viel mee! 

Mijn oom uit Brummen werd op een gegeven moment opgepakt om tewerkgesteld te worden. Hij werd via de tram die voor ons huis langs liep richting Duitsland vervoerd. Plotseling verscheen er een Britse jager die de tram onder vuur nam. De machinist en de bewakers sprongen er vanaf en zetten het op een lopen. Dit was de kans voor mijn oom om ook de benen te nemen. Hij heeft bij ons aangeklopt en we hebben hem kunnen laten onderduiken. Ik moest toen op de fiets naar Brummen om mijn tante te vertellen dat mijn oom was ontsnapt en dat hij ondergedoken zat. Langs de weg zaten allemaal eenmansgaten, waar je in kon springen als er dreiging was van jachtvliegers. 

We moesten ook heel vaak midden in de nacht ons bed uit. We hoorden de bommenwerpers al van ver aankomen: een heel hard gebrom, dat steeds dichterbij kwam. Het duurde soms wel 20 minuten voordat de bommenwerpers daadwerkelijk overvlogen. Mijn vader ging vaak staan kijken in het portiek. Ik mocht ook een keer meekijken en heb toen de brandende vliegtuigen uit de lucht zien vallen. Een heel raar gezicht. Ik kan me ook nog herinneren dat we zijn gaan kijken bij een crashlocatie en dat de verbrande lichamen naast het wrak lagen. Dat vergeet je niet weer. 

Er is mij altijd geleerd dat je niet mocht stelen, maar in de oorlog gold: nood breekt wet. De Duitsers hadden veel hout nodig en kapten een dennenbos in de buurt. Het hout werd in het centrum van het dorp op wagons geladen. ‘s Avonds in het donker moesten we boomstammen stelen, die ook direct verzaagd moesten worden. Zodoende hebben wij altijd genoeg hout gehad voor de kachel.

Ook hadden de Duitsers wagons vol met rollen prikkeldraad. Hiervan namen we ook vaak wat om bij boeren in de buurt te ruilen tegen een paar liter melk.
Op een gegeven moment moest mijn vader zich laten keuren voor tewerkstelling. Hij had bronchitis en hij had het slimme plan bedacht om te gaan rennen naar het keuringsstation, wat ongeveer 3 kilometer verderop was. Doordat hij daar hijgend en steunend aankwam, werd hij gelukkig afgekeurd. 


Mijn vader had veel klanten op boerderijen in de omgeving, waardoor hij op een gegeven moment een varken kon krijgen voor illegale slacht. Deze werd verstopt in een geheime ruimte achter in het kippenhok. Mijn vader dacht dat hij deze ruimte goed op slot had gedaan. Tot op een moment midden in de nacht er heel veel lawaai was in en rond het kippenhok. Wat bleek… het varken was ontsnapt! Met man en macht hebben we toen het varken weer gevangen zodat deze op zondag geslacht kon worden. Dit deden we op zondag omdat er dan minder verkeer op de drukke weg was en minder kans op betrapt te worden. 

Ik kan me ook nog goed herinneren dat er tijdens de Hongerwinter allemaal mensen uit de grote steden langskwamen om te vragen of men nog eten over had. Zo ook een man uit Amsterdam. Mijn moeder zei toen dat hij direct maar moest aanschuiven voor een maaltijd. Of ze nu met tien of elf man gingen eten, dat maakt dan ook niet meer uit! De man vertelde dat hij nog een vrouw en zoon thuis in Amsterdam had. Mijn vader zei toen dat als hij weer zou komen, hij zijn zoon maar moest meenemen. Dit heeft hij ook gedaan en de zoon is tot het eind van de oorlog bij ons gezin gebleven. 

Mijn vader had voor de oorlog een motor gekocht zodat hij zijn klanten kon bezoeken. Toen de oorlog uitbrak, heeft hij hem helemaal uit elkaar gehaald en in de werkplaats achter een aantal glaskisten verstopt. Toen kwam het bevel dat wij ons huis moesten verlaten. Er werd in het boerenland aan de overkant een veldgeschut met schijnwerpers gebouwd. Omdat ons huis groot was en een ruime werkplaats had, was dit ideaal om de soldaten in te kwartieren. Mijn vader weigerde om het huis te verlaten en kreeg uiteindelijk toestemming om samen met mijn oudere broer en de soldaten in het huis te blijven wonen. Hij wilde ook in de gaten houden of de motor, die achter de glaskisten verstopt was, gevonden zou worden. Gelukkig is dit nooit gebeurd.

Bevrijding

Omstreeks Pasen 1945 hoorden wij dat de geallieerden dichterbij kwamen. Het plaatsje Hengelo was al bevrijd. We zijn toen met een stel jongens daar lopend heen gegaan. En inderdaad, er liepen allemaal Canadezen! Het was een groot feest! Toen wij weer teruggingen naar Baak, was Baak ook al bevrijd met tanks en andere voertuigen. De volgende dag kwamen de bezettingstroepen en kregen wij voor het eerst chocolade en sigaretten voor onze ouders. Wat een feest was dat! Helaas duurde het voor Zutphen nog een week voordat ze bevrijd werden. Vanaf de andere kant van de IJssel bestookten de Duitsers de geallieerde troepen, die op hun beurt de Duitsers bestookten. Tijdens de gehele oorlog zijn er geen burgerslachtoffers gevallen. Alleen in deze laatste week waren er in het dorp meerdere slachtoffers te betreuren.’