Annie Stoop-Yedema
Opgetekend door Naomi Stern
Mijn oorlogsjaren
Geboren 21 september 1928
woonde aan de Loudelsweg 51 in Bergen NH
1939
De spanning in Europa stijgt. Hitler maakt Europa onrustig, niemand weet waar dit heen gaat.
De spanning in Nederland loopt ook op: Eind augustus wordt de mobilisatie afgekondigd.
In Bergen loopt de spanning ook op. Sinds 1938 is er bij de Groeneweg een militair vliegveld aangelegd
Annie Stoop, dan nog Annie Yedema is dan 11 jaar oud. Ze woont op de hoek, Loudelsweg 51 tegenover wat nu de ARH is. Ze gaat naar de Ursula school wat tot vorig jaar het PCC was.
Op 1 september moeten de scholen weer beginnen, maar de scholen in Bergen gaan dicht want opgeroepen militairen worden in de scholen ingekwartierd, waardoor het hier een echte legerplaats werd.
Als kind voelt Annie de spanning van de volwassenen maar snapt niet precies waarom. Overal in het dorp wordt er gepraat en iedereen vraagt zich af: Zou er oorlog komen? Al die soldaten hier zijn er toch niet voor niets?
Niet onterecht want diezelfde 1 september valt Hitler Polen binnen. Frankrijk en Duitsland verklaren de oorlog aan Duitsland.
Nederland probeert weer neutraal te blijven. Maar als een land jouw land wil binnenvallen dan doen ze dat gewoon. Dat hebben we de laatste jaren gezien.
Mei 1940
Trijnie Nederveen, Annie’s buurmeisje is 8 mei jarig. Die verjaardag in 1940 zal ze nooit vergeten. Met een heel stel vriendinnetjes gaan ze spelen op het burgemeestersveldje aan de Hoflaan tegenover Kranenburg, waar de burgemeester woont. Ze willen eigenlijk verstoppertje spelen maar durven niet ver het bos in te gaan. Overal zijn soldaten.
Op 10 mei, rond 4 uur in de ochtend schrikt Annie wakker. Buiten klinkt een rommelend geluid, een soort aanhoudend gedreun dat steeds naderbij lijkt te komen. Dan zwelt het geluid aan en wordt oorverdovend. Wat is er aan de hand? Haar vader en moeder komen haar kamertje binnen. Vliegtuigen. Een heleboel en ze blijven maar komen. Ze vliegen heel laag. Dan volgen er enorme dreunen.
‘Dat zijn bommen! Ze bombarderen het vliegveld!’ roept haar vader.
Vader Yedema kijkt zijn gezin aan en zegt: ‘Het is oorlog’.
Van de 13 G1 vliegtuigen, jachtkruisers worden ze op 1 na allemaal vernietigd.
Evacuees uit Amersfoort worden hier in Bergen bij de mensen ondergebracht. Ook bij Annie in huis.
Onze soldaten verdwijnen en daarvoor in de plaats komen Duitse soldaten aangemarcheerd van Alkmaar over de Bergerweg en trekken in de scholen, ook in de Adelbertusschool. De Ssers trekken in het oude Retraite huis, op de vierkante toren hangt tot ergernis van de Bergenaren de SSvlag te wapperen. Er komen loopgraven voor hun huis. De fam Yedema zit midden tussen de Duitsers. Wat wel grappig is, als het luchtalarm afgaat, zijn het de Duitsers die het hardst wegrennen.
Annie schrikt als ze de eerste Duitse soldaat door de Kerkstraat ziet fietsen.
Later marcheren ze al zingend door de Bergense straten.
De Duitsers nemen het vliegveld in. Er worden Duitse nachtjagers gestationeerd.
1940-1942
Zo goed en kwaad als mogelijk gaat het gewone leven zijn gang. Op een dag komt een Duitse soldaat aan de deur. Iedereen schrikt. Hij heeft een poppenwagentje onder zijn arm. ‘Mag dit poppenwagentje a.u.b. bíj u op zolder staan totdat ik verlof krijg? Hij is voor mijn dochtertje.’ Soldaten blijken ook gewoon een mens te zijn.
Annies vader is timmerman/ aannemer. Hij bouwt het laatste huis in Bergen, aan de Oosterweg. Als hem gevraagd wordt voor de Duitsers te werken, wil hij dat niet. Hij wilde niet voor de vijand werken in tegenstelling tot andere Bergense ondernemers die het wel deden.
Het laatste jaar van de lagere school en de eerste tijd van de MULO worden de lessen in het klooster van de zusters gegeven.
Al snel gaat het eten op de bon. Later ook kleding en schoenen. De winters zijn extreem koud en kolen voor de kachel gaan ook op de bon. Niemand heeft al CV en dubbel glas bestond nog niet. Alleen een kachel in de kamer, ’s morgens aan en ‘s avonds uit. Op een dag zien Annie en haar moeder dat er ladingen kolen gelost worden voor de Duitsers. De kolen worden op lorries geschept en naar het kolenhok gereden. Er vallen wat kooltjes naast. Als de schemering valt zegt haar moeder: ‘Ben zo terug.’ ’Mama wat ga je doen?’’ Haar moeder loopt naar de overkant en zoekt tussen het zand naar wat verloren kooltjes. Ze ziet niet de soldaat die er op wacht staat.
“Holländisches Schweinenhund, sie stehlen unsere kohlen”.
Moeder rent gauw naar huis. Annie is dit nooit vergeten.
De Bergenaren willen in het bos van het Oude Hof bomen kappen voor de kachel maar mochten het bos niet in. Het bos stond vol barakken voor piloten en militairen die op het vliegveld werkten. In de bocht bij het Paddenpad staat het witte gebouw, nu woonhuis en bij de oude Bergenaren nog steeds bekend als Het Badhuis.
In 1942 heeft de familie Yedema met kerst een feestmaal.
Een paar Duitsers houden een konijn als huisdier. Dat beestje ontsnapt maar dat was van korte duur. Vader Yedema krijgt hem te pakken, er komen Duitsers aan de deur om te vragen of zij het konijn hebben gezien. Vader Yedema ontkent en met de kerst is hij de pan in gegaan. ‘s Nachts wordt Annie vaak wakker van het geronk van de vliegtuigen die naar Duitsland vliegen om te bombarderen en na een paar uur weer leeg terugkomen. Stiekem kijkt ze naar buiten. Het was toch donker in huis door de verduisteringsgordijnen en nergens op straat branden lantaarns. In de schijnwerpers van het afweergeschut ziet ze soms hoe vliegtuigen worden neergeschoten.
De avondklok van 12 uur ‘s nachts tot 4 uur in de ochtend gaat nu in vanaf 20.00 uur.
In de weilanden bij het vliegveld verrijzen enorme bunkers en de duinen liggen vol mijnen.
1943-1944
Bergen aan Zee wordt ontruimd en grotendeels afgebroken. Alles voor de Atlantikwall. Met de bakstenen worden verharde wegen door de duinen aangelegd.
Lesgeven in Bergen wordt verboden. Annie zit dan op de MULO en moet naar Oudorp op de fiets of met de bus. Als ze op de fiets gaat rijdt ze vlak langs het vliegveld, dat was best eng want het werd regelmatig gebombardeerd.
Als de Tommy’s terugvliegen uit Duitsland tellen ze onderweg naar school de vliegtuigen en op school vragen ze elkaar: Hoeveel heb jij er gezien? Soms waren het wel tientallen die in V vorm vliegen.
Bij Koedijk moeten ze tussen de Duitse barakken door fietsen. Dat is niet prettig voor een meisje van 15 jaar oud.
Af en toe als ze buiten staan in de pauze in Oudorp, zien ze de bommen hier op het vliegveld vallen. De Bergense kinderen kijken elkaar dan aan, hopend dat er niets is mis is gegaan en hun huis er nog staat. Maar het dorp is nooit getroffen.
In Bergen en omgeving worden ook Duitse militairen ondergebracht die aan het front vechten en tot rust moeten komen.
Begin 1943 krijgt iedereen bericht dat ze moeten evacueren. Eind februari de niet-economisch gebondenen en een maand later de overigen. En de sleutel inleveren bij de Duitsers.
De familie Yedema blijft, met een paar buren. De lege huizen worden meteen door de Duitsers bezet. Het huis links naast hen zat vol met munitie en er stond een muur van twee meter zandzakken omheen en loopgraven in de tuin.
Om aan eten te komen er wordt ook vaak geruild. Voor haar oude poppenwagen krijgen ze een kist aardappels.
Ook de klokken uit de torens werden gevorderd om omgesmolten te worden tot oorlogstuig. Zelfs koperwerk, vaasjes, sierpotjes enz. moest je inleveren. Dat werd natuurlijk niet altijd gedaan en op een veilige plaats verstopt.
Begin juni 1944 komt Gre Brakenhoff, het buurmeisje dat al met haar familie geëvacueerd was maar nog twee dagen in de week werkte, vertellen: ‘Buurvrouw jullie moeten echt weggaan, want als er wat gebeurt, laten de Duitsers hier alles in de lucht vliegen, en dat met een huis vol munitie naast je…’
Gré neemt buurvrouw en buurman Smit de melkboer toen, pas getrouwd, en de familie Yedema mee naar haar ouders in Krabbendam. Vader en Annie op de fiets, moeder voor op de transportfiets van buurman Smit want ze kon niet fietsen. Daar zijn ze een week in huis geweest. Dan, op 6 juni zien ze grote rookwolken en horen ze ontploffingen. Het vliegveld Bergen wordt opgeblazen. Het was D-Day.
Na een week kunnen ze weer naar huis. Al gauw komt het bericht, dat nu iedereen echt weg moet. Maar ja. Waarheen? Alkmaar en alle omliggende plaatsen zaten al vol met mensen uit Den Helder en andere kustplaatsen. Ze kunnen naar familie in Nieuwendam, nu Amsterdam Noord. Ze trekken daar in een leegstaande kelderwoning. Vader Yedema kan wel bedenken waarom die woning leeg staat. De voedselvoorziening wordt al slechter, al minder bonnen om eten te kopen.
In de oogsttijd gaat vader Yedema met een kennis naar tuinders richting Langedijk. Daar mogen ze dan aren lezen, nadat de tarwe geoogst is, het restant opzoeken, meenemen en thuis de korrels eruit zeven, zodat je nog een broodje kon bakken.
Hongerwinter 1944-1944
Hun kamer kijkt uit op het Vliegenbos. Het is een extreem koude winter dus er zijn heel wat bomen omgezaagd voor warmte en om te kunnen koken.
Vader verdient de kost met hout zagen en het slijpen van zagen maar mentaal gaat het niet goed met hem. Hij is somber.
Een broer van oom Jan heeft een bakkerszaak aan de rand van de Jordaan. Vader heeft hem hout geleverd in ruil voor brood. Gist is er niet meer. Dus een broodje is niet hoger dan 5 centimeter!
Annie moet dat brood ophalen. Ze loopt vanaf Nieuwendam naar de pont. De ponten varen niet meer heen en weer, daar is geen brandstof voor. Er liggen een stuk of vijf achter elkaar, als een brug, daar kon ze dan over lopen. Als ze pech had moest ze wel een uur wachten. Want dan moest er een schip door. Dan verder, de Haarlemmerstraat en naar de bakkerij.
Annie vindt het eng om met die broden terug te lopen. Iedereen langs de weg heeft honger, en als ze zouden merken dat ze brood heeft, zou ze het gauw kwijt zijn. Gelukkig is dat niet gebeurd. Eén brood gaat er altijd naar tante Jans, oom Willem. Zij hebben een melkzaak en stoppen hen ook wel eens wat toe.
En dan de z.g. hongertochten: Met handkarren, fietsen, kinderwagens of iets anders wat rijden kon, trokken velen erop uit om nog wat voedsel te kunnen kopen.
Zo is Annie een paar keer met oom Kees, broer van moeder, die op het Meerpad woont naar Bovenkarspel geweest. Moeder had daar nog een paar nichten wonen, Op goed geluk gaan ze daar heen. Ze kunnen daar een nacht blijven. Oom Kees met de bakfiets en Annie op haar eigen fiets met anti-plofbanden! Met ruilen van een paar pannen of wat linnengoed, kwam je dan met aardappelen, bonen of erwten, wat meel weer thuis. Op de terugweg gaan ze dan bij de buren uit Bergen aan, die naar Hoorn geëvacueerd zijn. Een keer is het weer zo slecht, dat Annie van hun niet verder mocht. Oom Kees is toen alleen verdergegaan. Dicht bij huis hebben de Duitsers toen alles afgepakt. De volgende dag is Annie naar huis gegaan. Dan ziet ze ergens kisten witlof staan en vraagt de tuinder om een pondje. Ze heeft niks meer te ruilen en krijgt de witlof niet mee. Gelukkig komt ze veilig met de andere spullen thuis.
Bij Schouw, een paar km. richting Purmerend, kunnen ze een keer per week een fles melk halen, hij rekent maar 20 cent, maar ook schillen meenemen, als voer voor de koeien. Maar als je geen aardappelen hebt, heb je geen schillen! Gelukkig was oom Jan er nog.
De pastoor gaat de boeren, die bij de parochie horen langs en vraagt om een koe. Die is in de ruimte onder de kerk geslacht en onder de parochianen verdeeld. Een stukje vlees, dat was een weelde.
1945
Het wordt voorjaar, er zijn voedseldroppings, blikken biscuit en het Zweedse wittebrood. Zou het nu toch bijna voorbij zijn??
Overal geruchten, zouden de Duitsers zich overgeven? Eindelijk het bericht: 5 mei 8 uur ‘s morgens zal de capitulatie intreden. Annie gaat met haar moeder naar de kerk.
De vlaggenstokken steken leeg uit de muren. Het is nog voor achten. Na de Mis, als ze teruglopen, hangt overal de rood-wit-blauwe driekleur. Heel emotioneel.
Ze zijn vrij!!!!! Twee dagen later is de intocht van de Canadezen. Met Dina, haar buurmeisje, gaat Annie naar de stad. De Dam staat stampvol met juichende mensen. De Duitsers, in het gebouw op de hoek van de Kalverstraat zijn zo kwaad, dat ze op de menigte beginnen te schieten. In paniek vlucht iedereen een kant op. Annie rent richting het paleis. Voor de Nieuwe Kerk struikelt ze bijna over een jonge man. Dood. Door het hoofd geschoten. Zijn lege ogen kijken haar aan. Heeft hij de oorlog overleefd, en dan gebeurt dit! Annie is dit beeld nooit vergeten. Wat was ze blij, toen ze heelhuids weer thuis was.
Alle festiviteiten zijn toen afgelast tot alle Duitsers ontwapend waren.
Een maand later zijn ze weer naar Bergen gegaan. Er reed af en toe weer een trein. Drie uur doen ze over de rit van Amsterdam naar Alkmaar. Hun voordeur stond open, wat ze achtergelaten hadden was weg. Langzamerhand kwamen alle bewoners weer terug. Er kwam weer meer eten. De distributie van bonnen werd langzaamaan afgeschaft. Ze hoopten dat vader ook weer op zou knappen. Maar nee, het ging niet meer en 22 maart 1946 is hij overleden. Hij heeft de oorlog niet kunnen verwerken. Annie is dan 16 jaar, haar leven met een oorlog achter de rug en een leven voor zich zonder haar vader.
Annie is nu 97 jaar en vertelt nog steeds haar verhaal op basisscholen en het Voortgezet Onderwijs.
De leerlingen luisteren stilletjes. Dit is echt, echt gebeurd en is geen film met een bedacht verhaal.