Cock van Blerck
Zijn herinneringen aan Rotterdam in Oorlogstijd

‘Maar het werd erger en erger, toen werd mijn moeder ziek, ook door ondervoeding. De bevrijding kwam dichterbij, Zuid Nederland was al bevrijd, maar het noodlot sloeg toe. 1 Week voor de bevrijding stierf mijn moeder, zij was 37 jaar. Zij heeft een waardige begrafenis gehad (geregeld door het verzet) maar ons gezin viel uit elkaar.’

DoorCock van Blerck opgetekend door  Arjan Denneman

 

Terwijl ik de krant zat te lezen i.v.m. 75 jaar bevrijding, dwaalde mijn gedachten af naar 1940-1945. Ik zal proberen deze 5-jarige oorlog beknopt op papier te zetten vanuit mijn belevenis.

Geen stokjes maar bommen! 

“Het was op een zonnige dag in Mei,wij woonde toen in Rotterdam – centrum mijn twee oudere broers 9-en 11 jaar waren in bad geweest,(in bad dat was bij ons een zinken teil )ik had deze keer geluk’kreeg schoon water en het was ook nog lekker warm.Ik was 7 jaar en mijn jongste broer 4 jaar met mijn jongste zus 2 jaar, moesten na mij gewassen worden.

Het ging er ontspannen aan toe.Mijn vader stond in de tuin en was met een waterslang bloemen aan het water geven.
Wij woonden wel in een bovenhuis eerste verdieping,maar onder ons zat een pakhuis en het dak daarvan was onze tuin,
Wie gewassen was, mocht in de serre voor het raam zitten om te zien wat vader deed, die af en toe de waterstraal op het raam richtte wat wij toen nog leuk vonden.

Toen ik met mijn natte gekamde haren voor het raam zat te glunderen,zag ik opeens een heleboel vliegtuigen en heel opgewonden van deze gebeurtenis zag ik, dat zij allemaal stokjes naar beneden gooiden. Maar mij vader dacht daar anders over, hij vloog naar binnen en trok ons vanuit de serre de gang in. Net op tijd, want de deuren van de serre sloegen naar binnen met veel glasgerinkel.

De kussens werden van bed gehaald,en ieder moest een kussen op zijn hoofd leggen i.v.m vallend puin. De tijd die verstreek leken wel uren,maar toen waagden wij het om naar de overkant van de straat te vluchten naar een autogarage waar buurtbewoners bezig waren om met houten palen het plafond te stutten,maar waarom (1 bom er op en alles plat) bleek later!

Als kind zijnde zag ik de gruwelijkste beelden, mensen die werden binnen gebracht bloedend besmeurd licht, maar ook zwaar gewond. Zo zaten wij daar dan, als bibberende hondjes niet weten wat er allemaal ging gebeuren.Het gebrom van vliegtuigen, het gillen van de bommen even een korte pauze daarna de explosie.

Onze opa en oma woonden ongeveer 10 straten verder toen mijn vader met mijn oudste broer zeiden; wij gaan daar even poolshoogte nemen,toen zaten wij daar en er vielen steeds meer bommen, en laag scherende vliegmachines schoten op alles wat maar bewoog. Mijn moeder, op van angst en zenuwen zei tegen mijn broer Jan ga naar boven de broodtrommel halen.Toen hij met knikkende knieën terug kwam gingen wij ook richting opa en oma.Maar dat ging gepaard met telkens ergens schuilen tegen gierende kogels en neer vallend puin.

Toen wij aankwamen,was mijn vader en oudste broer weer terug gegaan om ons op te halen, maar tot hun grote schrik zagen zij dat heel die wijk plat was gegooid en alles was vol rook stof en ellende en puin. Grote God liggen zij daar onder?? Huilend en brullend kwamen zij weer bij oma aan,en met vreugde en verdriet sloten wij ons bij elkaar in de armen.
Dat gebeurde allemaal op een dag!!!

Er kwamen nog vijf verschrikkelijke jaren met bombardementen en beschietingen.

Mannen en jongens vanaf 16 jaar werden gedwongen om naar Duitsland te gaan. Dus dat werd onderduiken!!!!!
Joodse gezinnen werden gevangen genomen en op transport naar kampen gestuurd waar de gruwelijkste daden gebeurden. Het eten werd steeds minder en minder, alles ging naar de Duitse bezetters toe. Mensen verhongerden en gingen met bosjes dood. Om te overleven plukten wij brandnetels en kookte die net zoals spinazie. Aardappelen werden ook gevorderd door de MOFFEN, dus wij aten bloembollen, zoals tulpenbollen die wij als aardappelen kookten.

Suikerbieten sneden wij in stukken, werden gekookt en de stroop werd gescheiden van de pulp. De pulp, daar bakten wij koekjes van, daar smeerden wij weer de stroop op. Zo aten wij dan weer de koekjes op om onze magen te vullen. Daar het winter was, was het ook heel erg koud dus er moest gestookt worden. De kachel bestond uit een ronde pot, waar wij houtsnippers in lieten branden. Brandstof bv. Kolen waren er niet. Het hout sloopten wij van trapleuningen,deuren, antenne palen die op de daken stonden. Spoorbielsen van de trein en de tram waren ook niet veilig, ook gesloopt!! Mijn vader was bij het verzet (ondergrondse ) hij was weken van huis en mijn moeder had de grootste zorg over een stel hongerige bengels, die echt op roof uitgingen om aan eten te komen om zo te kunnen overleven.

In de Rotterdamse havens werden aardappelen en groenten verscheept voor de Duitsers. Wij hadden stokken met aan het uiteinde een puntige spijker, daarmee probeerde wij ,,bang” en toch brutaal iets aan te prikken, terwijl gewapende Duitse soldaten daar liepen om de mensen op afstand te houden.
Onderwijl verstreken maanden – jaren met veel ellende, wij gingen niet meer naar school, hadden geen schoenen meer aan de voeten, dat waren plankjes , z.g. klompschoenen.Naar de kapper gingen wij niet meer ( kosten 2 boterhammen ) die aten wij liever zelf op.

Het was intussen winter geworden (1944 ) mijn moeder liet ons zo lang mogelijk op bed liggen om de honger te vergeten.Heel erg voor een moeder, die haar kinderen geen eten kon geven.Op een dag had ik de poes van de overburen meegenomen naar onze zolder en met mijn oudste broer hebben wij huilend het lieve beestje geslacht, schoon gemaakt en gebraden en tegen de andere gezegd, dat wij een konijn hadden gevangen. Wat hebben wij die avond lekker gesmuld!!
Maar na 1 dag komt nog een dag en na 1 week weer een week, de magen bleven rammelen. Mijn oudste broer Sjef toen 16 jaar, de ander Jan 14 jaar en ik Cocky 11 jaar gingen met een bakfiets richting de Wieringenmeer bij den Helder dat was daags voor Kerstmis, om daar te gaan bedelen voor aardappelen bij de boeren.

Intussen was er weer een zusje geboren dus was er voor moeder weer een zorg bij. Wij reden met die bakfiets in de kou, mijn oudste broer fietste Jan en ik onder een deken.
Maar o wee onderweg doken jagers ( gevechtsvliegtuigen) over ons heen en gelukkig reden wij door polder gebied en met bakfiets en al reden wij de sloot in en zochten dekking voor rondvliegende kogels.Zonder geraakt te zijn, maar wel het stuur eraf geschoten gingen wij weer verder.

Het was al avond geworden,het sneeuwde, (1 dag voor Kerst) mijn broer speelde op zijn harmonica, Stille Nacht Heilige Nacht en wij zongen onder de deken mee en op dat zelfde moment reed achter ons een pastoor die terug kwam van een stervende persoon die hij het heilig vormsel had gegeven.Toen hij ons hoorde zingen raakte hij ontroerd en nam ons mee naar zijn kerk, omdat het spertijd was.

Wij kregen eten en drinken mochten ons lekker warmen en wij sliepen die nacht in de kerk in een hele grote kerststal in het stro.(kerstnacht) naast kindje Jezus en de schaapjes.

De volgende morgen vertrokken wij weer en toen wij in Hipolytushoef waren aangekomen, hebben wij met bedelen bij verschillende boeren totaal 1 mud aardappelen en 10 kg. Uien gekregen. Toen het avond was heeft daar de plaatselijk pastoor vanaf de preekstoel gevraagd wie zolang een jongen kon laten logeren om wat op krachten te komen. Ik mocht een weekje bij een boer komen en broer Jan bij een gezin waar hij voor onbepaalde tijd kon blijven.

Mijn oudste broer kwam na een week mij weer op halen met de bakfiets en vertelde mij dat de toestand zo ernstig was. Er stierven veel mensen door honger, kregen geen normale begrafenis, werden gewoon opgehaald met handkarren en in massagraven begraven. Zij stierven door zag. Hongeroedeem.

Toen wij thuis kwamen, hebben wij van het meegebrachte eten kunnen smullen. Maar het werd erger en erger, toen werd mijn moeder ziek, ook door ondervoeding. De bevrijding kwam dichterbij, Zuid Nederland was al bevrijd, maar het noodlot sloeg toe. 1 Week voor de bevrijding stierf mijn moeder, zij was 37 jaar. Zij heeft een waardige begrafenis gehad (geregeld door het verzet) maar ons gezin viel uit elkaar.

Een tante uit Geertruidenberg (zus van mijn vader, later mijn pleegmoeder) kwam mij halen en werd opgenomen in het gezin Zijlmans waar ik toen als 12 jarige jongen kwam. Mijn oudste broer is bij de ouders van zijn vriendinnetje gaan wonen waar hij later mee getrouwd is. Toen broer Jan uit Wieringen kwam hoorde hij pas, dat zijn moeder dood was.Hij is heel jong bij de Marine gegaan. De drie jongste, broer en zusjes (de jongste was 8 maanden) zin naar weeshuis…pleegouders…en met veel omzwervingen ook ergens nog goed weggekomen.

Wat op ons ook veel indruk heeft gemaakt, dat waren de vliegtuigen van het Zweedse Rode Kruis die tijdens de laatste dagen van de hongerwinter pakketten met boter, witte broden en koeken naar beneden gooiden, maar als wilde beesten de mensen om elk stukje boter vochten. Wat zij mispakten gristen zij weer uit andermans handen.Het is al weer lang geleden en men zou denken dat zij daar leergeld van heeft getrokken!!Ik hoop van ganse harte dat dit mijn kinderen en klein- kinderen dit nooit mee te maken.”

DIT MAG NOOIT MEER GEBEUREN!!