Retourtje niemandsland

Het laatste jaar van de oorlog is ingegaan en de bevrijding is op handen. Echter voor veel Nederlanders breekt er nog een barre winter aan waarin overleven niet vanzelfsprekend is. Naast de strenge winter is het gebied waarin ook Rhenen lag frontlinie. De Duitsers bieden in en om Rhenen vel tegenstand en de geallieerde opmars komt tot stilstand. Jan Bontan (88 jaar) is in de periode dat Rhenen in een verlaten spookstad is veranderd met toestemming van de bezetter de stad in geweest. Lees onderstaand zijn herinnering in…

”Met hun vijven kwamen zij in mijn ouderlijk huis in Doorn aan. Verdreven van huis en haard. Hun woning stond aan de trambaanweg in Rhenen, met zicht over de toenmalige brug over de Rijn. Met achterlating van al hun bezittingen werden de bewoners van o.a. Elst, Kesteren, Wageningen en Rhenen geëvacueerd naar plaatsen, gelegen op de Utrechtse Heuvelrug. Het gebied was te gevaarlijk om bewoond te blijven, doordat de bezetter – het Duitse leger – juist dáár en in de Betuwe weerstand bood tegen het oprukkende geallieerde leger in het zuiden van het land.

Oom en tante Van den Brandhof maakte zich terecht zorgen over hun woning en alles wat zich daarin bevond. Er een kijkje nemen was echter uitgesloten. Alles ten zuiden van Amerongen was sperrgebiet en alleen bij hoge uitzondering gaf de Ortscommandant toestemming zich daarin op te houden. Kort na nieuwjaarsdag kreeg mijn vader toestemming om met een ausweis met paard en wagen en vier “bemanningsleden” het niemandsland binnen te gaan. Hoe zouden we de woning in Rhenen aantreffen? In de vrieskou van 7 januari 1945, ’s-morgens om ongeveer 08:00 uur, verlieten wij de bewoonde wereld ten oosten van Amerongen. De ongeveer 10 kilometer die wij moesten afleggen naar de Cunerastad hebben op mij een onuitwisbare indruk gemaakt. Onheilspellend, doodse stilte, op het geluid van een enkel “speurend” Engels jachtvliegtuig na, die alles onder zich onder controle hield. Iets voorbij de Cunerakerk kwamen fluitend enkele granaten over, waarvan onze trouwe hit (’t paard) zenuwachtig in een draf ging.

De Curenakerk na de gevechten om de stad Rhenen.

Om +/- 10:00 uur kwamen we bij het huis aan. Het stond er gelukkig nog, zwaar beschadigd, gaten in het dak en gevel, geen ruit meer heel. Tot ’s-Middags 1300 uur zijn we aan het laden geweest; de rekken werden aan de zijkanten van de platte wagen geplaatst, zodat we zoveel mogelijk konden meenemen; meubilair, steenkool, geweckte groenten uit de kelder, kleding enz.

Het aanzicht van het centrum van de stad Rhenen na de gevechten.

Ondertussen moesten we enkele keren schuilen in de kelder vanwege plots opduikende verkenningsvliegtuigen, zelfs een over ronkende V1, vanuit de Betuwe afgevuurd, deed ons wel even verstijven.

De beruchte V1 raket.

Afgeladen vol werd de terugreis aanvaard. Wij bleven op veilige afstand aan beide kanten van de weg achter paard en wagen want… mocht een Mustang of Spitfire ons ontdekken, dan waren er nog altijd de eenmansgaten of schuttersputten waarin we konden schuilen in geval van nood. Het begon al donker te worden toen we Amerongen naderden. Door het “verhuiswerk” en de spanning waren we nog niet zo erg verkleumd, maar een bevrijdend gevoel maakte zich van ons meester toen we weer in bewoond gebied kwamen. Voor spertijd, ’s-Avonds 20:00 uur, waren we weer op plaats van bestemming en wel bij een oom en tante, die een boerderij hadden, waarvan de deel gebruikt mocht worden om het huisraad e.d. op te slaan.

Na de bevrijding, het zal in juni zijn geweest, keerden de evacuees weer terug naar hun woonplaats, met hun bezittingen. De barre winter, de dubbel opzicht, was ook voor hen voorbij. Een nieuwe lente, een nieuw geluid voor ons allemaal!

Geen spertijd meer… vrijheid… een grote schat!’

 

Onderstaand een foto  van het huis waar Jan de spullen in de oorlog heeft opgehaald (Trambaanweg 19).