Ger Daniëls

'Daar heb ik toen ook de eerste V1’s over zien vliegen. Mijn vader zei altijd: “Als je ze niet meer hoort pruttelen, dan vliegen ze niet verder. Dus dan ga je snel onder de tafel zitten”.'  Interview: J. (Sjef) Smeets

 

Op 3 januari 2023, haalden we herinneringen op bij de heer Ger Daniëls in Eindhoven alwaar hij ook, als eerste kind in het gezin, is geboren op 19 september 1932.

Ik was wat men noemde “een voorkind”. Dus kreeg ik de achternaam van mijn moeder. Als je ouders later trouwden, dan kon je alsnog de achternaam van je vader krijgen. Maar dat kostte veel geld, dus dat hebben ze zo gelaten. Anders had ik Ger Stuut geheten in plaats van Ger Daniëls. Ik wilde dat later zelf ook niet meer veranderen.

Voor de volledigheid, ik heb een Hollandse grootvader, Daniëls, en een Duitse grootmoeder, Frentzen uit Mönchengladbach (D). Dat kleine stukje Duitse familiegeschiedenis krijgt in dit relaas nog een enkel interessant staartje.

Een van mijn eerste herinneringen aan het oorlogsgeweld is dat ik hielp stroken breed plakband op de ramen te bevestigen. Dit om te voorkomen dat door de hevige luchtdruk bij naburige bominslagen de ramen het huis in werden geblazen.

Voorop gesteld, de Duitse inval hier vond mijn moeder verschrikkelijk. Maar, ik kan nog wel iets over de verre familie vertellen. Die was natuurlijk ook verplicht in het Duitse leger terecht gekomen. Op een gegeven moment stopte er bij ons een grote wagen, met een hakenkruis er op en chauffeur met witte handschoenen. Er bleek een neef Frentzen uit te stappen, die hier in Eindhoven als Ortskommandant gelegerd was. Toen hij wegging zei mijn vader tegen mijn moeder: “Marian, dit was de eerste keer en de laatste keer. Ik snap, het is familie. Maar dat kunnen we hier niet hebben”.

Regelmatig verbleven we in de schuilkelders, die achter de huizen gebouwd waren op daarvoor gevorderde stukken van tuinen. In de wijk Philipsdorp, waar wij woonden, was het niet meer veilig. Daarom gingen we later in Gestel, een andere Eindhovense wijk, naar school. Als er luchtalarm was en bij bombardementen moesten wij in het portiek gaan liggen. Daar heb ik toen ook de eerste V1’s over zien vliegen. Mijn vader zei altijd: “Als je ze niet meer hoort pruttelen, dan vliegen ze niet verder. Dus dan ga je snel onder de tafel zitten”. 

De Duitsers hadden rijdend afweergeschut achter auto’s hangen: “Flak” (afkorting van Flugabwehrkanone), waarmee ze op Engelse vliegtuigen schoten. Mijn vader werd daar gloeiend over. Want die Duitsers stonden dan bij ons op de hoek van de straat, brachten het afweergeschut in stelling, schoten op de vliegtuigen en peerden er snel tussen uit. Maar in de begeleidende jachtvliegtuigen onthielden ze waar ze het laatste mondingsvuur gezien hadden. Die kwamen dan terug om dat uit te schakelen. Maar als de inslagen onze daken raakten, hadden de Duitsers zich alweer verplaatst. 

Ik heb een keer samen met andere jongens erbij staan kijken toen de Duitsers niet ontplofte Engelse bommen opgroeven, zogenaamde “blindgangers”. Moet echt gevaarlijk zijn geweest, maar dat beseften wij niet. Toen een V1 hier op de Gildelaan viel, was ik daar, waar de treinsporen de fabriek in liepen (bij de loslijn), kolen aan het stelen van de kolenwagons. Eenvoudig op een oude kinderwagen of een kruiwagen gingen die mee naar huis. Op die avond dus ook. 

Mijn vader is een keer keihard van de stoep af gelopen door de Duitsers. Je werd toen geacht op straat rechts te lopen. Mijn vader liep links en een stel Duitser officieren ging niet aan de kant. Ze liepen hem gewoon omver. Daar was hij goed kwaad om, maar je moest geen grote mond hebben, want dan namen ze je mee. Ik weet trouwens nog waar de Grüne Polizei hier gezeten heeft, in het huidige Parkhotel. 

Ik heb ook gezien dat ze het hele PSV-stadion afsloten, zodat er na een wedstrijd niemand meer uit kon. Onderduikers, of mensen die voor de Arbeitseinsatz nodig waren, konden ze toen gemakkelijk oppakken. 

Tegen de tijd dat de Duitsers het vliegveld hier gingen verlaten, haalden wij daar aardappels van het veld. Een keer zag ik daarbij een munitiedepot in de lucht vliegen door een Engels bombardement. Als jongens gingen wij daar ook plexiglas uit neergestorte vliegtuigen halen. Dat bleef branden als je het aanstak. We keken ook of er nog metertjes in zaten.  

In die tijd zat de Duitse SS nog in de school. Toen ik daar eens bedelde om “Kommisbrot”, zoals hun soldatenbrood heette, kreeg ik een SS-ring. Een zilveren ring met van die rode steentjes in de ogen, een doodskopring. Ik voelde me daarmee zeer vereerd, maar die werd thuis natuurlijk snel afgepakt. We hadden overigens nog wel te eten, want mijn vader werkte bij Philips, waar voor de Duitsers lampen werden gemaakt. Mijn vader was glasblazer, dat was zwaar werk. Dus die kreeg extra bonnen. 

Bevrijdingsdag, 18 september 1944, was iets geweldigs. Maar een dag later, op mijn 12e verjaardag, werd Eindhoven gebombardeerd. Mijn moeder dacht dat het vuurwerk was vanwege de bevrijding. Maar mijn vader had in de gaten wat er gebeurde en commandeerde: “Lopen gvd, want het zijn de Duitsers, die terugkomen”. Dat herinner ik me elke verjaardag nog. 

Wij jatten later wel eens meel van de Engelsen, die hadden dichtbij een kantine. Mijn in 1940 geboren zusje moest bloempap hebben. Dus sneed ik ooit zo’n zak meel kapot en hield er een kussensloop onder om bloem op te vangen. Wij klommen ook achter in hun wagens als het zeil open was. En gooiden kistjes naar beneden. Daar stond “potatoes” op, maar wij wisten toen niet wat dat betekende. Na de bevrijding kon ik ook nog wel wat verdienen door te handelen in sigaretten, die ik van de Engelsen kocht, “Senior Service” -tinnetjes van vijftig stuks. Die verkocht ik aan de hele familie. 

Er waren trouwens drie Engelsen bij ons ingekwartierd. Die wilden dan Fish and Chips, klaar gemaakt hebben, waar ze de ingrediënten voor meebrachten uit Duitsland, als ze terugkwamen van het front. 

Na de bevrijding stond op een gegeven moment een meisje voor onze deur, Maria, Eindhovense van geboorte. Op een sok en een slof gevlucht uit Berlijn, toen de Russen er binnen vielen. Zij bleek daar het kindermeisje te zijn geweest van Martin Bohrmann, de vertrouweling van Hitler. Hoe zij in die positie terecht kwam is niet bekend. Later had ik haar, als ze weer een bij mijn moeder kwam, wel eens wat willen vragen over die Bohrmann. Maar daar vertelde ze niets over. Zo goed zat de discipline er nog in. 

Ger nam recentelijk nog deel aan een herdenkingsplechtigheid bij het op 6 december 2011 onthulde “Oestermonument”. Dit monument herdenkt de slachtoffers van Operation Oyster, het geallieerde "Sinterklaasbombardement" op 6 december 1942, waarbij 135 inwoners om het leven kwamen. Het bombardement had als doel de verschillende Philipsfabrieken. Ik heb de bommen er destijds zien vallen.

 

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.