Sophia Teijmant van Leeuwen

Door Arjan Denneman

 

Op een woensdagmorgen ontvangen wij een e-mail van mevrouw Sophia Teijmant van Leeuwen uit Hoorn. Ze heeft nog een herdenkingsbord uit de oorlog, welke bij haar ouders in de gang hing. Of wij interesse hebben om deze op te halen voor de Stichting. Zeker weten! We plannen een afspraak voor een zondagmiddag.

Een half uur te vroeg sta ik voor een oud monumentaal huisje dat uitkijkt over het IJsselmeer. Een keurige dame van 91 jaar oud doet open en bekijkt me van top tot teen.

“Ik had u een stuk ouder geschat”. Een mooi begin van een waardevol gesprek en mijn dag kan niet meer stuk!

Ik ga zitten en uit een oude kast komt een prachtig herdenkingsbord tevoorschijn.

“Het heeft altijd in de gang gehangen in Haarlem waar mijn ouders woonden. Na hun overlijden belandde het in de kast. Ik doe er niks mee en niemand heeft er interesse in. Hopelijk kunnen jullie er wat mee”.

Voorzichtig open ik het gesprek over de oorlog en vraag of ze mij een beetje kan meenemen naar die beladen tijd. Sophia vertelt:

“Ik ben geboren in Haarlem op de Zomerkade. Toen ik ongeveer 11 jaar oud was begon de oorlog. Ik vond dat in eerste instantie helemaal niet erg want dan hoefde ik hopelijk niet meer naar school toe. Op een dag vlogen er allemaal vliegtuigen over en zagen mijn vriendinnetje en ik dat er ineens allemaal parachutisten in de lucht hingen. Een aantal landden bij ons in de buurt en van één van de parachutisten was een been afgeschoten. Ik snapte niet dat deze man nog zo kalm was. Het eerste dat hij vroeg was of hij een sigaret mocht. Uiteraard hadden wij die niet en al gauw waren er andere mensen bij om hem te helpen. Wat er met hem gebeurd is en of hij het overleefd heeft weet ik tot op de dag van vandaag niet.

Mijn vader zat in het verzet en wij hadden 4 onderduikers in huis. Er was veel controle op straat en daarom was ik als jong meisje ideaal om “De Uitkijk”, een blad van het verzet, rond te brengen. Ik heb zelfs een keer een Stengun weggebracht naar een verzetsgroep in de buurt.

Aan werkelijk alles was een te kort. We hadden op een gegeven moment alleen nog maar suikerbieten, welke mijn moeder kookte op een oud koekblik. Het hout dat we daarvoor gebruikten kwam van de gekapte kastanjeboom voor onze deur en ik werd handig in het uit tornen van kleding. Kleding die niet meer te herstellen was haalde ik draad voor draad uit elkaar en mijn moeder maakte daar weer nieuwe kleren van. Ik herinner mij dat mijn moeder van Haarlem naar Aalsmeer fietste op een fiets met banden welke gemaakt waren van een tuinslang. Ze kwam dan thuis met een paar sneeën brood. Meer was er simpelweg niet, maar beter iets dan niets zei mijn moeder dan.

Mijn broer Peter had een hele lieve hond genaamd Pimmy. We hadden zelf nauwelijks te eten en al helemaal niks voor Pimmy. We hebben hem zolang mogelijk eten gegeven tot er niks meer was dat hij lustte. We hebben hem uiteindelijk vast moeten binden om te voorkomen dat hij ons eten zou pakken en probeerden iedere dag iets te vinden wat hij wel zou lusten, maar er was geen houden meer aan, er was niks! Peter heeft uiteindelijk zijn halsband los gemaakt. Wat was Pimmy blij, grote ogen, een staart die kwispelde en hij liep vrolijk met Peter mee naar de dierenarts die hem heeft laten inslapen… wat was ik verdrietig.

Er zat een meisje bij mij op school genaamd Hanny de Graaf. Hanny stotterde en mijn vriendinnetjes en ik plaagden haar daar vaak mee. Ze was het mikpunt voor ons en we lachten haar graag uit. Als jong meisje heb je dat dan niet zo in de gaten en zie je er weinig kwaad in.

Op en dag was er een groot bombardement in de buurt. De bommen vlogen ons om de oren en ik stormde het huis uit omdat ik bang was dat een bom ons huis zou raken. Ik zag dat de bommen verderop insloegen niet ver bij mij vandaan. Nieuwsgierig als ik was ben ik gaan kijken en ik zag in het kapotte huis mijn buurman van verderop nog aan tafel zitten. Hij was door de klap op slag dood en helemaal verbrand. Hij zat zwart geblakerd nog aan tafel.

Bij dit bombardement is ook mijn klasgenootje Hanny gedood. We hebben met de hele klas afscheid van haar genomen en ik heb een anjer op haar kistje gelegd. Ik heb tot op de dag van vandaag spijt gehad dat ik haar gepest heb en dat ik haar dat nooit heb kunnen vertellen. Ik hoop dat door mijn verhaal iedereen zal beseffen dat je nooit mag pesten, het kan je de rest van je leven achtervolgen.”