De razzia van Rotterdam (deel 3)

Het laatste deel van de herinnering van Marinus Zuijdweg gaat over zijn terugweg uit Duitsland naar Nederland en hoe hij de bevrijding heeft mee gemaakt. Met name in het slot word goed duidelijk wat een oorlog met iemand doet. Iets wat wij in Nederland gelukkig niet meer hebben meegemaakt.

De bevrijding

”Hoewel totaal verstoken van iedere vertrouwelijke informatie was aan alles te merken dat het front steeds dichterbij kwam. Bij geruchten was wel gehoord dat de Geallieerden de Rijn waren overgestoken, maar hadden geen idee hoe snel de veldtocht in onze richting vorderde. Dat werd pas duidelijk toen op een dag in begin april niet alleen het kanongebulder dichterbij kwam maar ook veel vluchtelingen langs kwamen. Toen op een ochtend de lagerleiding zonder bericht de benen had genomen, voelden wij ons ineens vrij… vrij om te doen wat we wilden. Heel onrealistisch omdat we eigenlijk nog niet bevrijd waren. Ik heb zonder te vragen wat anderen gingen doen meteen mijn spaarzame spullen gepakt, de benen genomen en naar het huis van de familie Brockman gegaan. Daar werd ik volgens afspraak gastvrij ontvangen en kreeg een kamertje toegewezen. Toch was de toestand voor deze goedwillende mensen hoogst onzeker. Het gevaar om verraden te worden omdat er een auslander zat onder gedoken, was nog steeds aanwezig. Omdat we nog niet bevrijd waren gaf die gedeelde spanning en de euforische stemming een aparte sfeer. Wat stond ons te gebeuren? Maar een ding stond vast, de bevrijding zat er aan te komen.

In het Front

Het werd pas echt spannend toen in de loop van die eerste vrije dag het front, d.w.z. het kanongebulder snel naderbij kwam. Ondanks het gegrom en het geschiet rondom het huis, klonk de dreigende situatie als muziek in mijn oren. Het brandende verlangen om echt bevrijd te worden en alle ellende achter me te laten werd snel al te letterlijk beloond. Het werd al gauw duidelijk dat op de begane grond van het woonhuis blijven te gevaarlijk was, en gingen om aan de directe gevechten te ontkomen de kelder in.

Duitse soldaten hadden zich op de eerste verdieping van het alleen staande woonhuis verschanst en begonnen de Geallieerde tanks te beschieten. Het geluid van de naderende tanks klonk mij als muziek in de oren. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en wilde proberen of ik de bevrijdende tanks door een half boven de grond bevindend kelderraampje kon zien aankomen. Het ongeduld werd bestraft toen ik na een hevige knal van een vlakbij ontploffende granaat achteruit werd geslagen. Opeens was het huis, mijn schuilplaats doelwit van de oprukkende tanks geworden. De geboden tegenstand werd bestookt met granaten. Ontzettend veel lawaai, glasgerinkel, geratel van mitrailleurs was het gevolg. Het boven huis, waar uit werd geschoten lag onder vuur. Zelfs in de kelder zaten we dus niet veilig meer. Het werd pas ernstig toen de tegenstand voor de tanks denk ik te lang ging duren. Met een paar enorme knallen werd het huis boven ons met fosforgranaten in brand geschoten. Zo had ik het brandend verlangen niet bedoeld. Aan de snelle voetstappen boven ons maakten we op dat de soldaten het huis verlieten en zich elders gingen verschansen.

Twee keer vluchten voor brand

Hoe erg de situatie was, bleek toen opa Brockman voorzichtig boven een kijkje ging nemen. Het geschiet boven ons was opgehouden en de koeien in de stal stonden angstig te loeien. Met een kreet dat het hele huis in brand stond zijn we allemaal (5 personen, waaronder kleine Heino) uit het huis richting tanks gevlucht.

Woning familie Kastens

Tot aan het tijdstip dat ik weer naar Holland ging heb ik daar tot ongeveer half mei vertoefd. De eerste dagen door het geregelde goede eten heb ik weer doodziek op bed gelegen. Tussen de beschietingen door verzorgden zij mij liefdevol.

In de daarop volgende periode, nadat er geen oorlogshandelingen meer waren, heb ik mij waar mogelijk verdienstelijk gemaakt, als dank voor de gastvrijheid en de goede zorgen. Geholpen met (veel) puin ruimen en noodreparatie s aan beschadigde spullen.

Het werk bestond uit behulpzaam zijn bij de noodslachting van de blazende koeien, afbreken, transporteren en opbouwen van een houten keet als voorlopig onderdak in de voortuin van de Brockmans. Kortom ik heb voor de liefdevolle wijze waarop zij zich in slechte tijden over mij hadden ontfermd, als tegenprestatie medewerking verleend om te helpen bij de wederopbouw. Mijn haveloze kleding leed daar erg van en vernieuwen was dus hard nodig.

Op rooftocht

Op zeker moment ben ik met Koos een wat oudere Rotterdamse lagergast, die achtergebleven was bij twee weduwvrouwen, in door nazi s verlaten woningen op zoek gegaan naar iets bruikbaars. Bij een van die rooftochten hebben wij in kelders uit weckflessen vlees en fruit gegeten. In een ander huis hebben we niet alleen kleding, maar zowaar ook twee fietsen georganiseerd. (gestolen).

Ik voelde mij de koning te rijk toen ik in een van de huizen ondergoed ontdekte. Weliswaar een paar maten te groot maar ik voelde mij de koning te rijk. Ik had weer ondergoed aan en een fatsoenlijke broek en overhemd. Een hele belevenis na zoveel ellende. Dit tot verdriet van de familie Brockman, die niet erg vrolijk keken toen ik met de buit terugkwam.

Het was in hun ogen ook gewoon stelen wat ik had gedaan. Dat hadden ze blijkbaar niet van mij verwacht. In hun visie, zij moesten de benadeelden later wellicht in het dorp weer onder ogen zien, hadden zij wel gelijk. Zij hebben mij daar echter nooit verder meer over lastig gevallen. Maar gezien de omstandigheden was het voor ons gewoon een behoefte, om wat het nazirijk van ons had afgenomen, weer een klein beetje aan te zuiveren. Eindelijk konden we, nu we een beetje aangesterkt en fatsoenlijk gekleed waren en ieder een fiets hadden, denken om naar huis te gaan.

De terugreis

Nadat Bremen na de heftige belegering door de Engelsen was ingenomen was er nog steeds geen contact geweest met de autoriteiten. Wisten niet eens dat er een dergelijke instantie bestond. We wisten dus ook niet welke mogelijkheden er waren voor terugkeer naar Holland. Dus maakten we plannen om op eigen kracht de reis aan te vangen.

De berichten uit het vaderland, kwamen ondanks dat het leven een klein beetje normaliseerde, onregelmatig en onbetrouwbaar door. Ik heb in die periode naar huis geschreven dat alles goed met me was, maar de brieven zijn nooit aangekomen. Ik kreeg dus ook geen antwoord. Omdat wij, Koos en ik, weg wilden, spraken we af om op een bepaalde dag per fiets richting huis te gaan.

Het afscheid bij de familie Brockman was emotioneel, we hadden gezamenlijk toch een heftige periode mee gemaakt. Het waren lieve mensen en hebben mij in zeer slechte tijden belangeloos er weer bovenop geholpen. In 1974 heb ik met vrouw en jongste dochter nog een bezoek bij de familie Brockman gebracht. Het huis was alweer opgebouwd, maar de ouwetjes waren overleden. Gezamenlijk hebben we met Anni, toen grote Heino, zijn vrouw en kinderen een bezoek gebracht aan het wederopgebouwde Bremen.

In 1994 ben ik met mijn toenmalige vriendin, mijn vrouw is op jonge leeftijd overleden, nog onverwachts in Leeste geweest. De familie Brockman was met vakantie, maar hebben wel een leuk contact gehad met de familie Kastens.

De fietstocht richting huis

Half mei 1945 zijn we op een dag op de fiets richting Osnabrück vertrokken. Het was mooi weer en de reis verliep met de nodige panne aan de fietsen niet vlekkeloos.(Gestolen goed gedijt niet ). Langs en door de vele verwoestingen en wegomleidingen hebben we onze weg gezocht en de meer dan 100 kilometer in een dag naar Osnabrück afgelegd. Daar aangekomen werden we na melding bij de autoriteiten met een groot aantal andere repatrianten uit allerlei Europese landen geregistreerd en in een grote kazerne onder gebracht. Eerst werd iedereen die zich aanmeldde met een hogedruk spuit met D.D.T, ontsmet. Daarna een korte screening voorzien van de nodige gestempelde repatrieringspapieren om later door de instantie s vervoerd te kunnen worden richting Holland.

We kregen op het grote complex met honderden Hollandse en Belgische repatrianten gelijk een woonblok toegewezen. In de kazerne lagen ook slachtoffers uit allerlei Europese landen. Ook concentratiekamp gevangenen. Sterk vermagerde mannen, nog steeds in de gestreepte pakken, lagen en werden verzorgd in een apart blok. Nog zie ik die menselijke wrakken met niets ziende ogen, lekker in de voorjaarszon zitten. De ligging en het eten in die verzamelplaats verzorgd door geallieerde soldaten, was voor die tijd, redelijk te noemen. De Russische krijgsgevangenen, veel brutaler dan de anderen, vulden de menu s aan met bij boeren gestolen varkens en kippen.    
              

Op transport

Een paar dagen later werden we met vele anderen in open militaire auto s op transport gesteld en kwamen aan in een kamp in Rheine. Het kamp en de voeding daar waren goed. De eerste bekende die ik daar tegenkwam was mijn toenmalige vriend G.v.d.S. die ik na de razzia niet meer had gezien. Dan sta je toch even te kijken. Ook hij was daar in afwachting van transport naar huis.                                      

Wel kregen wij daar de eerste teleurstelling te verwerken,

Er werd bekend gemaakt dat we het westen van Nederland niet in mochten. Het gebied was in quarantaine, er was door de geleden honger en ellende, besmettelijke ziektes. Iedereen die naar huis wilde en dat wilden we allemaal, moest een adres opgeven buiten het quarantaine gebied.          

Dat zorgde bij een aantal mensen die geen familie of adressen buiten het westen hadden, toch voor problemen. Hoe zij dat verder geregeld hebben weet ik niet. Door de doorgestane ellende was iedereen teveel met zichzelf bezig. Maar ik heb, niet wetend hoe de familie daar door de oorlog was gekomen een adres opgegeven van familie in Putte ( Nbr ). Het was tevens het einde van de gezamenlijke reis met Koos. Waar die toen naar toe is vertrokken is, herinner ik mij niet meer.

Zodoende werd ik bij een van de eerste transporten ingedeeld dat richting huis ging. Met open militaire vrachtwagens werden we vervoerd naar de Duitse grensplaats Gronau.

Het hele transport werd nu ondergebracht in een oud klooster. In een grote met stro bedekte zaal, die deels al was bezet door honderden gevluchte vrouwen en kinderen, moest de nacht worden doorgebracht. Het vaderland lonkte, velen gooiden hun laatste verfoeide Duitse munten weg. Op een gegeven moment lag de straat in de omgeving van dat klooster bezaaid met het toen waardeloze geld.

De andere dag zijn we overgebracht naar Enschede. Het gevoel eindelijk weer op Hollandse bodem te staan, laat zich moeilijk beschrijven. Blij, opgelucht dat we op dat moment de boze droom en hel achter ons hadden gelaten. We hadden het overleefd. De repatrieringspapieren (nog in mijn bezit) werden weer gecontroleerd. Want tussen de grote stroom repatrianten gingen ook minder onschuldigen schuil. Meestal waren dat eenlingen. Bij twijfel werden zij door de instanties er gelijk tussenuit gepakt.

Iedereen werd in een wasserijgebouw weer ontluisd, onder de douche gewassen en je spullen apart behandeld. Zo n warme wasbeurt met echte zeep was na zoveel ontberingen in een woord – heerlijk !!!

Na die schoonmaak werden degene die een adres in Brabant hadden opgegeven, opgeroepen. Wij werden weer op een open vrachtauto geladen, op weg richting het zuiden. Achtereenvolgens passeerden we Arnhem en Nijmegen en andere plaatsen. Met een gevoel van afschuw aanschouwden we onderweg alle trieste vernielingen. In ‘s-Hertogenbosch aangekomen moesten we overstappen op een trein. Doordat het Zuiden eind 1944 al was bevrijd, was het herstel van de vernielde spoorwegen al zo ver gevorderd dat bepaalde lijnen beperkt bruikbaar waren. Comfortabeler dan de reis richting Duitsland ging het nu richting Bergen op Zoom, dat tevens toen het eindpunt van de trein voor mij was.

Aangekomen in Bergen op Zoom zie ik buiten het station nog de grote massa mensen staan. Omdat er nog geen brief – en /of telefoonverkeer mogelijk was, gingen vele bewoners bij elke aankomst van een trein, die toen twee keer per dag aankwam, kijken of de langverwachte man, zoon of familielid erbij was. Heftige taferelen speelden zich bij herkenning van een geliefde of kennis af. Ondanks dat ik de laatste maanden wel wat gewend was kon ik dat weerzien niet met droge ogen aanzien.

Het onverwachte bezoek

De autoriteiten in Bergen op Zoom hadden voor vervoer gezorgd. Zo werd ik in een soort legervoertuig met chauffeur naar het door mij opgegeven adres in de grensplaats Putte gebracht. Groot was de verwondering bij de familie toen ik onverwachts voor hun deur stond. Nog geheel onwetend, kregen zij een haveloze neef op bezoek. Omdat zij in het najaar van 1944 al waren bevrijd en wisten niet dat ik slachtoffer van de Arbeidseinsatz naar Duitsland gedeporteerd was geweest. En wisten ook niet, net zomin als ik, hoe de familie het er in de hongerwinter in Rotterdam had afgebracht.

Maar de ontvangst van tante Janna, een zuster van mijn vader en de kinderen was allerhartelijkst. Maar oom Willem had moeite met mijn komst. Hij had grote bezwaren mij te huisvesten in het door oorlogsgeweld grotendeels verwoeste huis. Ik zag de ruïne aan en begreep dat mijn komst voor hen problematisch was en had wel enig begrip voor de bezwaren. Maar in tijden van nood ligt de solidariteitslat op een hoger niveau. Juist op het moment dat ik op punt stond om bij de autoriteiten voor een ander onderkomen te gaan pleiten, greep tante J. in. Zij kon het niet over haar hart krijgen dat ik als zoon van een van haar oudere broers in deze situatie van de deur werd gejaagd. Dus mocht ik met de nodige aanpassingen, blijven.

Mijn familie runde in dat half vernielde huis in de Grensstraat ook nog eens een viswinkeltje. Maar toch zag zij kans om met passen en meten, mij het idee te geven dat ik toch welkom was. Met de bedoeling dat ik totdat de quarantaine in het Westen was opgeheven daar zou blijven en tot rust zou komen. Ik kon met de drie kinderen die jonger waren dan ik goed opschieten. Tijdens de weken dat ik er was had ik over de verzorging niets te klagen. Lichamelijk en geestelijk enigszins bijgekomen werd na de opheffing van de quarantaine, in overleg met de plaatselijke autoriteiten de terugreis naar Rotterdam aangevangen. Oom W. heeft mij na afscheid van de familie s morgens vroeg met de auto een oud legervoertuig weer naar Bergen op Zoom gebracht.

Eindelijk naar huis.

Opgevangen door de autoriteiten in Bergen op Zoom ben ik per trein weer naar ‘s-Hertogenbosch gereisd.

Daar vond een verzameling plaats van dwangarbeiders die naar Rotterdam en omgeving moesten. Nu volgde de reis verder per boot. We werden ingescheept in een soort passagiersvaartuig en gingen op weg naar Rotterdam. Het was mooi weer en de stemming aan boord was uitstekend er werd gelachen en gezongen, eten en drinken was er voldoende eindelijk gingen we ……. naar huis. Na een lange reis meerden we s avonds af aan de Boompjes.

Bij de Rotterdamse bewoners was, door het ontbreken van communicatie natuurlijk niet bekend wie er op het schip waren. Toen we ter hoogte van de Feijenoordkade voeren, herkenden een aantal bewoners door seinen, roepen en schreeuwen en/of fluiten, bekenden op de boot.

Hartstochtelijk taferelen speelden zich af. Het onverwachts op afstand en niet te bereiken in leven weerzien van familie en geliefden was aandoenlijk. Sommigen wilde gelijk over boord in het ijskoude water springen om naar huis te zwemmen, zij moesten door anderen worden tegen gehouden.

Avonds bij de Boompjes naast de oude Willemsbrug moest na de ontscheping iedereen maar zien dat hij thuis kwam. Maar hoe, dat werd een raadsel. Onderweg hadden we al uitgemaakt dat de tram een oplossing zou zijn. Mis poes, de tram reed door de gebrekkige elektriciteitsvoorziening na zes uur s avonds niet meer. Dus zat er niets anders op dat een ieder te voet naar huis moest. Ongelooflijk was de chaos die ik op weg naar Bloemhof in Zuid onderweg tegenkwam. Asfaltwegen waren, op zoek naar kolen en sintels, opgebroken. Grote putten en bergen achterlatend. Soms moest je er gewoon omheen lopen. Afgebroken schuttingen, gerooide bomen e.d. waren allemaal het gevolg van zoeken naar iets brandbaars. De mensen zagen er na die hongerwinter mager, uitgeput en haveloos uit. Het lijden stond op de bleke gezichten getekend.

Willemsbrug Rotterdam Bron; https://couvreur.home.xs4all.nl

Eindelijk thuis

Het is vreemd, maar zoals in deze beschrijving ook blijkt kan ik mij de belevenissen gedurende het gedwongen verblijf in Duitsland nog heel veel herinneren. Maar de thuiskomst in het ouderlijk huis is voor mij een grote zwarte vlek. Ik kan mij er weinig, of beter gezegd niets meer van herinneren. Zelf was ik dolblij weer thuis te zijn neem ik aan, en dat zal bij mijn ouders ook wel zo zijn geweest. Ze zijn nu overleden dus kan ik ze voor een opheldering niets meer vragen. Navraag bij de thuisblijvers leverde ook niets op.

Wel weet ik nog dat bij thuiskomst ons grote gezin heel klein was. In de honger winter zijn drie jongere zusters naar kennissen in Drenthe gelopen. Mijn oudste zuster was opgenomen in een sanatorium in Hellendoorn.

Ik was terecht zeer verheugd, dat ondanks alle vreselijke verhalen die de ronde deden, alle familieleden betrekkelijk goed de hongerwinter waren doorgekomen. In de weken die volgden kwamen vele mannen uit alle windstreken (on)geschonden weer thuis. Anderen nooit meer en lieten bij de nabestaanden veel vragen achter. Ondanks dat we gedwongen waren voor de Duitse oorlogsindustrie te werken werd je door sommige landgenoten toch met de nek aangekeken.

Dwangarbeider zijn in een door oorlogshandelingen geteisterd vijandig land is verschrikkelijk, dat heb ik aan den lijve ondervonden. Maar zoals in de hongerwinter, dat men weerloos moest toezien dat vrouwen en kinderen in je directe omgeving van honger en uitputting dood gingen, is evenmin een pretje.

Iedereen probeerde na de ontberingen, bij gebrek aan alles, op eigen kracht vanuit een betrekkelijk nulpunt het leven weer op te pakken.  Slachtofferhulp bestond toen nog niet. Ieder had zijn eigen verschrikkelijke oorlogsverhaal en moest daar maar mee in het reine zien te geraken.

Ons gezin was weer compleet toen de andere meiden, gezond en wel uit Drenthe thuis kwamen. Het normale leven begon met horten en stoten weer een beetje op gang te komen.

Overal in de stad werd met beperkte middelen op straat de bevrijding gevierd. Muzikanten haalden hun instrumenten uit de kast en uit de ondergedoken radio s, in open ramen, klonken de nieuwste Amerikaanse en Engelse songs. Zelfs nu nog, ruim 60 jaar na de bevrijding krijg ik nog koude rillingen als ik muziek uit die tijd hoor. Vlaggen en versierselen werden uit de mottenballen gehaald. Podia werden provisorisch in straten in elkaar getimmerd. Er werd bijna dagelijks ergens in de buurt tot laat in de avond op straat uitbundig gefeest en gedanst.

Wat betekend vrij zijn

Ik heb me, na 8 maanden ellende, onheil, ontberingen, omzwervingen en oorlogsgeweld, zoals zo velen me gelukkig goed kunnen herstellen. Maar zoals dit schrijven bewijst, vergeten kan ik het nooit. Het is een onlosmakelijk deel van mijn leven geworden. Anderen tobben er tot aan het eind van hun leven nog mee.

Zij zijn voor hun verdere leven lichamelijk en geestelijk beschadigd en kregen op latere leeftijd met terugslagen te maken. Ik ben destijds als aanstormende puber noodgedwongen met grote stappen naar de volwassenheid gegroeid. Mijn jeugd was naar de knoppen.

Wat op 12 jarige leeftijd in mei 1940 als een spannend jongensboek begon, eindigde na 5 jaar als 17 jarige met diverse zwarte bladzijden als een vreselijke nachtmerrie. Van een hele reeks moeilijke woorden hoef ik de betekenis nooit meer in een woordenboek op te zoeken. Ik heb ze in die laatste stuiptrekkingen van het Nazidom (in) direct ervaren.

Meer dan een jaar na de invasie in Normandië was het na mijn thuiskomst dan zover, eindelijk waren we weer VRIJ, straatarm maar VRIJ !!. Bevrijd van die vreselijke Duitse bezetting. Mensen van mijn generatie die oorlog en bezetting hebben geproefd, weten hoe vrijheid smaakt. Vrij bewegen, zonder bedreiging of beperking zeggen wat je wil, gaan waar je wil. Geen angst meer voor overvliegende vliegtuigen.

Het was een hele omslag en gewenning. En ik hoop in al mijn vezels dat mijn nageslacht nooit met een oorlog of bezetting te maken zal krijgen. De herinnering aan dat verschrikkelijke verleden is blijkbaar nog onuitwisbaar in mijn wezen aanwezig. Het komt op gezette tijden (meestal rondom de kerst) uit het niets weer opborrelen.

Ik ben nu 80 jaar geworden en ga mijn relaas over de belevenissen tijdens en na de Razzia 1944 eindigen. De wens om mijn verhaal alsnog op papier te zetten zegt voldoende over de impact die het voor mij heeft gehad”

 

Kijk hier voor deel 1 en hier voor deel 3 

 

Heeft u zelf een herinneringen aan de oorlogstijd in Rotterdam ? Of kent u iemand die dat heeft? Heeft u een toevoeging aan deze herinnering of kent u iemand die net als Marinus ook is weggevoerd en zijn verhaal wil doen? Laat het ons weten! Samen houden we de herinnering levend!