Jo van Beers- van der Male

Graag delen wij met jullie de herinneringen van Jo van Beers- van der Male (1923), opgetekend door haar zoon Louis van Beers. Samen met Louis heeft onze vrijwilliger Wim Verbunt het verhaal verder uitgewerkt.


Mijn moeder werd op 6 april 1923 geboren te Rotterdam aan het Koningshoofd een straat in de buurt van de Korte Veste die uitkwam op de Baan. Haar vader was Willem van der Male en haar moeder Adriana Maria Petronella van der Minnen. Zij waren op 7 mei 1919 getrouwd, beiden toen 25 jaar oud. Willem was rangeerder, Adriana verzorgde het huishouden. Ze kregen 6 kinderen, Bram, Aad, Jo, Cor, Matty en Rinus, er is ook nog een zevende kind geweest dat jong is overleden. Hier werd nooit over gepraat.

Opa en oma van moeders kant waren Adrianus van der Minnen en Cornelia Gijzen. Opa van vader was Abraham van der Male, waterstoker, en oma was Johanna van der Werf .Tot ver na de oorlog werd er in grote steden, in dit geval in Rotterdam, water gestookt en verkocht. Als de vrouwen heet water nodig hadden bijvoorbeeld om de was te doen, ging men naar zo’n fabriekje en kocht men heet water.

Mijn oma kwam uit Oudenbosch waar opa haar had leren kennen toen hij daar gedurende de 1e Wereldoorlog was gemobiliseerd (foto). Nederland was weliswaar neutraal, het leger werd ingezet om de grens te bewaken. Moeder groeide op aan het Koningshoofd in Rotterdam. Haar vader, mijn opa, was rangeerder bij de Nederlandse Spoorwegen.

Ze kon zich uit haar jeugd nog herinneren dat ze op de lagere school, de dr. Kuijperschool, een juffrouw had die handenarbeid gaf. “Ze werd ‘de Leeuw’ genoemd, ze praatte met consumptie.” zei moeder. Moeder was ook wel ondeugend, toen de juffrouw een keer de klas uit ging hadden ze alle bloempotten omgedraaid. Ze moesten hierna één voor één bij de hoofdmeester komen.

Toen ze nog jong was, wilde moeder zangeres worden. Ze mocht op een kinderkoor in Rotterdam wat onder leiding stond van dirigent Bernard Diamant(foto), een bekend en gevierd operazanger die ook bekende koren leidde. Helaas overleed Diamant in 1936. Ondertussen was het gezin verhuisd naar de Snellinckstraat in Rotterdam waar een bovenwoning werd gehuurd. Op de foto: mijn opa en oma van der Male met hun kinderen, en buurtkinderen, in de Snellinckstraat.

Moeder ging na haar schooltijd werken in een babyzaak. De eigenaar van deze zaak wilde een tweede zaak openen, moeder zou daar een functie krijgen.

10 mei 1940 begon de oorlog en 4 dagen later werd Rotterdam gebombardeerd. Moeder was voor een boodschap weggestuurd naar kruidenier Verstraaten op de hoek van de straat. Toen ze daar binnen was begon het bombardement, de winkelier stuurde iedereen de kelder in tot het bombardement voorbij was. Moeder vertelde dat het een hels lawaai was toen de bommen insloegen. Na het bombardement kwam ze buiten en zag ze dat het centrum van de stad in brand stond en dat het vreselijk stonk.

De winkel waar moeder zou gaan werken werd ook geraakt en dus ging de baan niet door. Daarna heeft ze nog kort bij een tandtechnieker gewerkt. Na het bombardement kwamen haar broers Bram en Aad niet meteen thuis. Aad kwam na een paar dagen boven water, Bram was ongeveer een week weg en helemaal van de kaart.

Opa en oma hadden vrienden waarvan de man chauffeur was bij een vermogend iemand. Als chauffeur had hij altijd een hoge hoed op. Na het bombardement bleek dat het huis van deze werkgever weg was evenals het huis van de vrienden. Zij kwamen tijdelijk bij opa en oma inwonen terwijl die zelf al met 8 personen waren!Moeder merkte dat gedurende de oorlog Joodse gezinnen werden opgepakt en verdwenen uit haar omgeving.

Aad, de broer, van moeder, had ondertussen verkering met Neeltje. Zij werkte in de naaikamer op Vrederust(foto), een instelling voor geestelijk gehandicapten in Halsteren. Een bijna dorp met grote paviljoens. Neeltje vroeg of moeder ook daar wilde komen werken. Dat deed ze. Daar leerde ze pa kennen. De vader van pa, mijn opa, was stoker in een van de paviljoens en woonde met vrouw en 3 kinderen in een klein huisje op het terrein van Vrederust. Moeder ging op zondag te voet naar de kerk in Bergen op Zoom. Later ook met jongens, waaronder mijn vader en zijn broers, en dan liepen ze gearmd naar de kerk. Moeder genoot hier van, zo is de relatie tussen mijn vader en moeder ontstaan. Opa en oma (foto), de ouders van pa, gingen altijd met de tandem naar de kerk. Oma had een korter been, lopend naar de kerk was daarom niet mogelijk. De predikant daar was dominee Lacointre. Hij waarschuwde de jongens in de kerk als er een razzia op komst was zodat ze tijdig konden onderduiken.

Pa deed gevaarlijke karweitjes zoals blaadjes van het verzet rond brengen. Hij was zich van het gevaar bewust en had bij de familie Imandse aan de Zandstraat in Bergen op Zoom een onderduikadres. Dit deed hij wel meer. Hij was in het bezit van een Duitse bajonet (deze heb ik later van hem gekregen). Oom Aad en oom Bram werden beiden opgepakt om te gaan werken in Duitsland. Oom Aad wist te ontsnappen en dook onder in Vrederust waar hij als timmerman kon werken. In 1944 werd het zuiden van Nederland bevrijd, het midden en noorden moesten nog een jaar wachten en zij maakten de hongerwinter mee. Pa meldde zich aan bij het leger. Hij werd gestationeerd bij de Prinses Irene Brigade, in Bergen op Zoom. Hij kreeg de opleiding in Engeland en ging ten strijde o.a. bij Tilburg en Hedel(foto) waar fel tegen de Duitsers is gevochten.

Eind april 1945 vond een laatste grote confrontatie plaats waarbij de Prinses Irene Brigade tegenover SS’ers kwamen te staan. Ze kregen de opdracht een bruggenhoofd te vormen en de Waalbrug bij Zaltbommel in te nemen. Hierbij lieten 12 maten van mijn vader het leven. Mijn vader en moeder bezochten, zolang ze leefden, de herdenking op 4 mei bij dit monument(zie foto).

Hierna nam hij deel aan de bevrijding van Den Haag. Toen de Duitsers uiteindelijk op 5 mei 1945 capituleerden was Nederland bevrijd. Pa maakte daarna een reis te voet naar Rotterdam, in zijn ransel (zo noemden ze dat toen) had hij eten meegenomen. Hij ging op bezoek bij zijn schoonouders, mijn opa en oma van der Male. Zij wisten dat hun dochter Jo verkering had met Henk van Beers maar ze hadden hem, vanwege de oorlog, nog nooit gezien.

Pa werd natuurlijk met open armen ontvangen. Pa, adviseerde opa en oma dat ze niet meteen alles moesten opeten. Opa en oma hadden door de hongerwinter niet veel gegeten en dit zou niet goed zijn voor hun maag. In 1946 vertrokken veel soldaten per schip (foto Zuiderkruis) naar Nederlands-Indië om daar te vechten tegen de opstandelingen.

Nederlands-Indië was nog steeds Nederlands grondgebied. Na de Japanse bezetting had Soekarno Nederlands Indië onafhankelijk verklaard, iets wat de Nederlandse regering niet accepteerde. Pa was militair en ging met de Prinses Irene Brigade naar Indonesië, foto: Ranjamandala-Tjantjoer Pa vertrok per schip en verbleef daar 2,5 jaar. Moeder was ondertussen teruggegaan naar Rotterdam, samen met tante Neeltje. Ze gingen liftend en reden tot Dordrecht mee met Engelsen in een open wagen. Daar zochten ze weer een volgende lift naar Rotterdam. Moeder ging samen met tante Neeltje werken in de naaikamer van ziekenhuis Idokia. Ze vertelde dat ze daar om de 8 weken portier moest zijn en daarvoor een doordeweekse dag vrij kreeg.

Toen pa terug kwam in Nederland merkte hij dat er veel was veranderd in Nederland. De terugkerende soldaten werden niet als helden ontvangen omdat ondertussen wel bekend was geworden dat het een niet zo'n schone oorlog was. Pa kreeg als militair voedselpakketten waarin o.a. sigaretten zaten. Hij rookte wel maar niet zoveel. Omdat hij wilde trouwen spaarde hij de sigaretten op en ging naar een juwelier in Den Haag waar hij gedaan kreeg dat de man in ruil voor sigaretten trouwringen voor pa en ma maakte. De sigaretten waren in die tijd heel duur en schaars. Pa was na zijn terugkomst uit Nederlands-Indië teleurgesteld. Naast dat ze met de nek werden aangekeken vond hij dat de militairen, die in Nederland waren gebleven de mooie banen hadden gekregen.


Hij verliet het leger en stapte over naar de PTT.
In 1950 trouwde hij met moeder. Ze hadden een bovenwoning in Bergen op Zoom op de Kaai. Een jong stel wilde verhuizen naar Den Haag en vroegen of pa en ma, nog niet getrouwd, zin hadden in deze woning. Ma moest iedere maand 1 gulden huur betalen. Omdat ze al snel zwanger was moesten ze zuinig leven. Ze had Buisman busjes waar ze iedere maand geld in deed voor de diverse uitgaven. Ze was trots dat ze op deze manier toch haar hele uitzet, inclusief een nieuwe wieg, zelf kon kopen. In die tijd leenden veel mensen geld voor deze uitgaven maar pa had gezegd dat ze moesten proberen het zelf te kunnen betalen.

In 1951 wordt Weia, mijn zus, geboren. Twee jaar later, in 1953, vond de Watersnood plaats. Een groot gedeelte van Nederland, met name Zuid West Nederland, stroomde onder. Heel veel mensen verdronken en dorpen en huizen verdwenen onder het geweld van het water. Ook de Kaai waar pa en ma woonden liep gevaar en toen de overstroming plaatsvond liep ook de woning van hen onder water. Pa en ma hadden in de kelder aardappels liggen en terwijl het water al binnenstroomde, wilde pa deze nog redden. Op het nippertje kon hij aan het water ontsnappen.

Pa moest als PTT’er de verbindingen in het land gaan herstellen, vaak met een bootje naar overstroomde gebieden. Hij zal daar zeker vreselijke dingen hebben gezien, maar vertelde er nooit over. Ondertussen kwam de dominee bij moeder langs, hij bracht een vrouw met haar dochter mee die hun huis hadden verloren door de watersnood, met de vraag of die bij hen tijdelijk mochten inwonen. Pa en ma stemden toe. Later vertelde moeder, dat die vrouw heel dominant was en dat zij in haar eigen huis dingen moest doen wat die vrouw wilde. Na een poosje vertrok die vrouw weer.

Ondertussen was pa een oud collega tegengekomen. Die man kende pa vanuit het leger en vroeg: “Henk, wil je niet terugkomen, we hebben je nodig.” Mijn vader was gevoelig voor dit soort uitspraken en ging terug het leger in. Ze vertrokken naar Rijswijk. Op 3 januari 1955 werd ik daar geboren. Mijn oma, de moeder van ma, was ernstig ziek en lag thuis in Rotterdam. Moeder is samen met Weia nog 1 keer naar haar toe geweest, korte tijd later overleed ze. lk heb oma nooit gekend. Opa bleef achter in het huis aan de Snellinckstraat waar hij tot aan zijn dood heeft gewoond.

Mijn vader is in het leger gebleven en is veel overgeplaatst, zoals dat heette. Zo vertrokken we in 1956 naar Bergen op Zoom, 2 jaar later verhuisden we naar Halsteren waar een paar jaar later mijn broer wordt geboren. Een jaar of 8 later verhuisden we naar Middelburg en twee jaar later weer naar Oosterhout. Mijn vader was ondertussen werkzaam op de KMA in Breda waar hij tot zijn pensioen is blijven werken. In deze periode ben ik, Louis, naar Apeldoorn gegaan voor de opleiding tot Wachtmeester der Rijkspolitie en werd ik na mijn opleiding in Udenhout geplaatst. Een jaar later maakte ik deel uit van het ME Peloton van het District Breda. In de daaropvolgende jaren vond er veelvuldig inzet plaats in verband met krakersrellen, inhuldiging Koningin Beatrix en zeker ook bij de vaak langdurige gijzelingen.

Mijn vader die nooit over zijn verhalen uit de Tweede Wereldoorlog of Nederlands Indië wilde vertellen heeft in deze tijd voor mij een plakboek bijgehouden van alle krantenartikelen van onze inzet. Hij was trots dat zijn zoon dit deed. Mijn vader ging met zijn 55e met pensioen. Hij had in de jaren daarvoor een Bijbelstudie gevolgd en mocht als pastoraal medewerker preken. Na zijn pensioen is hij dat in meerdere gemeenten in Nederland gaan doen. Mijn moeder volgde hem trouw en ze waren ondertussen gewend aan het vele verhuizen, Zeeuws Vlaanderen, Walcheren, Friesland, Noord Brabant. Al die jaren heeft hij zich ingezet voor Het Veteranen Platform en Vereniging van Oud Strijders van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene (VOSKNBPI).

Het 17e Pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene is gelegerd in Oirschot. De Fuseliers vormen binnen de Koninklijke Landmacht een Regiment met Britse wortels wat teruggaat naar de Tweede Wereldoorlog. Mijn vader is later voor al zijn werkzaamheden Koninklijk onderscheiden.


Mijn vader is op 84-jarige leeftijd overleden, mijn moeder is 99 jaar geworden. Deze foto is kort voor haar overlijden gemaakt.

 

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.