Wouter van Nijhuis

 

‘Die avond konden we vanuit onze boerderij de huizen van Putten zien branden. Een beeld dat iedere keer weer op je netvlies terugkomt.’
Vandaag delen wij het verhaal van Wouter van Nijhuis (1932) uit Ermelo. Wouter groeide op aan de Weisteeg. Lees zijn verhaal en ontdek hoe onzeker een bestaan kon zijn onder de druk van de bezetter.

De bouw van Stelling ‘Hase’.
‘Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was ik 8 jaar. Ik herinner me nog helder dat mijn vader de 10e mei 1940’ ‘s morgens zei: Er is oorlog. Tot eind 1941 verliep alles rustig. In juni van dat jaar ging ik naar de christelijke school in Tonsel aan de Fokko Kortlanglaan. Begin 1942 werd er door de Duitsers een begin gemaakt met de aanleg van de stelling ‘Hase’. Dit gebeurde op de Achterste Wei van de gemeente Harderwijk, dit was tegenover onze boerderij. Er werden grote barakken gebouwd en de bouw ging ondanks de strenge winter gewoon door.’ 
In die tijd zijn ze ook begonnen met het bouwen van de sokkels voor de radarinstallaties. Deze stonden bij de Weibeek, de huidige Rietgorsmeen en bij de Achterste Weisteeg, nu de Rietmeen. Voor ons huis was een slagboom geplaatst zodat wij nog ongehinderd van en naar huis konden komen. Er kwamen steeds meer Duitsers op en om de radarstellingen wonen. Ook was er een grote groep Poolse vrouwen op het terrein aan het werk gesteld. Wij hadden het vermoeden dat het krijgsgevangenen waren. Op een avond moest er een kalfje geboren worden. De veearts Hoedemaker kwam met de auto. Hij was nog maar net binnen of de Duitsers stonden al in de stal. Toen ze de situatie in ogenschouw hadden genomen vertrokken ze gauw weer. Het gaf maar weer eens aan hoe goed ze het gebied in de gaten hielden.’

Gedwongen evacuatie
‘Vanaf 1943 werd het te gevaarlijk om in de buurt van de radarstelling te blijven wonen. Wij moesten samen met een aantal andere gezinnen op last van de burgemeester van Ermelo onze boerderij verlaten. De slagboom werd toen halverwege de Weisteeg opgesteld. Alle boerderijen die achter de slagboom stonden waren automatisch gevorderd. Op 11 maart 1943 verhuisden wij naar boerderij ‘De Berkenbomen’ waar de broer van vader Hartger van Nijhuis woonde. Hier was een mooie kamer beschikbaar en het kippenhok werd ingericht met een keuken en twee slaapkamers. De twaalf koeien, stier en paard die wij hadden vonden onderdak in de schaapskooi die ook bij mijn oom op het erf stond. Vanaf die tijd ging ik naar de school met de bijbel in Horst/Telgt om die in juli 1948 te verlaten.’

De Berkenbomen
‘Wij woonden nog maar enkele weken aan de Buitenbrinkweg in Ermelo toen er op een zaterdagavond een aanval met brandbommen werd uitgevoerd op de stelling Hase. De bommen kwamen niet neer op dit doel maar tussen de Horloseweg en Buitenbrinkweg. Mijn vader en ik lagen op dat moment al op bed, mijn moeder en broer zaten nog in de kamer. Een van de brandbommen kwam via de zolder in de kamer terecht. In de stoel waar mijn moeder met mijn broer zat was een gat geslagen! Deze brandbom kwam door een wonder niet tot ontploffing, waardoor de schade beperkt bleef. Inmiddels waren mijn vader en ik wakker geworden en naar buiten gegaan. Daar waren een groot aantal bommen wel tot ontbranding gekomen. De vuurzee heeft een grote indruk op mij gemaakt, maar voor zover ik weet heeft het verder geen grote schade tot gevolg gehad. Op datzelfde adres zaten bij mijn oom onderduikers. Het was een familie uit Den Haag en Ermelo. In september 1944 kwamen daar evacuees uit Arnhem bij, zij bleven tot na de bevrijding.’

Op 1 oktober 1944 verscheen er een groep mannen op de Berkenbomen. Ze kwamen uit Putten en waren op de vlucht geslagen voor de razzia die daar inmiddels gaande was. Die avond konden we vanuit onze boerderij de huizen van Putten zien branden. Een beeld dat iedere keer weer op je netvlies terug komt.

Eens in de zoveel tijd werd er een paardenvordering georganiseerd door de Duitsers. Dit gebeurde op de plek waar zich nu ‘Het Trefpunt’ bevindt. Mijn vader ging er op de fiets met ons paard aan het halster naar toe. Daar aangekomen riep hij naar de soldaat die verantwoordelijk was voor de invordering: Drachtig! Hij kon zo doorlopen en kwam met het niet drachtige paard weer thuis.’

De laatste maanden van de oorlog
‘Een andere herinnering die nogal opzien baarde was de beschieting van Duitse jagers door het afweergeschut van hun landgenoten. Er werden er enkelen uit de lucht geschoten. Er waren overigens de laatste maanden van de oorlog met name Geallieerden vliegtuigen in de lucht. Avond na avond kwamen er tientallen over om Duitsland te bombarderen. De laatste maanden van de bezetting van de oorlog was er geen school meer, het gebouw was gevorderd. Thuis werd er veel geluisterd naar radio oranje. Bij ons stond de radio in de koeienstal verstopt, zo bleven wij op de hoogte van de vorderingen van de Canadezen. 
Op een goed moment werden er zakken meel uit de boerderij van mijn oom gestolen. De zakken waren gemerkt met H.van N. Na de bevrijding vonden we de zakken terug in een van de verbrande boerderijen op stelling Hase.’

Bevrijding! 
Toen kwam Bevrijdingsdag, 18 april. Dat dit moment er aan zat te komen hadden wij al opgemerkt door de grote hoeveelheden Duitsers die al langs de boerderij waren getrokken. Deze ochtend kwam Wieg van Gens bij ons en vertelde dat onze boerderij in brand stond. Mijn vader trof een geheel verbrande boerderij aan die met dynamiet was opgeblazen. Alleen de drie ijzeren roeden van de hooiberg stonden nog overeind. ‘s Avonds kwamen de Canadezen met tanks over de Buitenbrinkweg richting Spiek. Hier zat nog een groep Duitsers die zich snel overgaven. Het staat me nog helder voor de geest hoe ik ze zag afmarcheren richting Ermelo. Snel na de bevrijding werd er een barak van de radarstelling gesloopt en op het erf van de boerderij gezet, hier hebben wij tot november dat jaar gewoond. Vanaf dat moment was er namelijk een noodwoning bewoonbaar met ruimte om vee te huisvesten.’


Voor het opruimen van de puinhopen om de boerderij en op de stelling werden NSB’ers te werk gesteld. Deze zaten gevangen in Harderwijk. Zij bikten stenen voor de noodwoning. Van 1945 tot 1953 hebben wij in deze woning gewoond. In 1953 was de boerderij klaar. Ik heb daar tot mei 1994 gewoond. Daarna zijn wij verhuisd naar de Rieboekseweg. Vanwege de woningbouw van de wijk Drielanden moesten wij het bedrijf staken waarna deze in december 1994 is afgebroken.

Wouter: Om met de woorden van psalm 103 te eindigen: ‘Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer’.