Mevrouw de Jong
De Canadese Bevrijding

Hoe is het mogelijk! Nee, het is niet te begrijpen, dat ik hier zit te schrijven aan mijn bureautje met een stuk Engels kauwgom in mijn mond en met een Engelse of liever Canadese sigaret voor me! Is het heus waar? Zijn we werkelijk bevrijd?’

Zo begint het document dat mevrouw de Jong een dag na de bevrijding van Beekbergen op 18 april 1945 schreef. Maartje Pols is naar Alphen a/d Rijn afgereisd om er achter te komen welke geschiedenis er aan deze woorden vooraf is gegaan.

Door: Maartje Pols

 

‘Ik las de oproep ‘bent u of kent u iemand die herinneringen aan of spullen van de oorlog heeft neem dan contact op’, in jullie artikel en toen dacht ik: Ja dat ben ik zelf. Ik heb best nog wat herinneringen aan de oorlog, want ik was 15 jaar toen de oorlog begon en 20 toen de oorlog eindigde. Wij woonden met ons gezin in Beekbergen op de Veluwe en daar was de bevrijding wat eerder dan 5 mei 1945, namelijk op 17 april 1945. Ik weet nog dat ik op 18 april 1945 ben gaan zitten en een verslag heb geschreven van vooral die laatste week, want die was vreselijk. Wij waren thuis met zijn zessen; mijn vader en moeder hadden vier dochters. En die laatste week voor de bevrijding zaten wij in de route van de V1’s. Dat waren raketten die werden afgevuurd en die soms in de lucht en soms op de grond ergens tot ontploffing kwamen en waardoor je onmogelijk in huis kon zijn. Wij hebben die laatste week in de kelder doorgebracht. ’s Morgens was het rustiger en dan ging ik naar boven onze tuin in en dan vond ik zo tijdens de eerste vier vijf stappen buiten een aantal granaatscherven. Daarvan heb ik er sindsdien altijd een bewaard en is dus een voorwerp uit die tijd, inmiddels 73 jaar oud. Vandaar dat ik dacht dan kom ik wel in aanmerking voor jullie oproep.’

Naast de granaatscherf heeft mevrouw de Jong ook een dag na de bevrijding op 18 april 1945 haar herinneringen van de laatste oorlogsweek opgeschreven. Het zijn zes velletjes papier die aan de voor- en achterkant beschreven zijn. Mevrouw de Jong wilt haar document graag zelf aan mij voorlezen.

 

Terugblik

‘Hoe is het mogelijk! Neen, het is niet te begrijpen, dat ik hier zit te schrijven aan mijn bureautje met een stuk Engelse kauwgom in mijn mond en een Engelse of liever Canadese sigaret voor me! Is het heus waar? Zijn we werkelijk bevrijd? Het is zo want de Canadeesjes hoor ik langs rijden over de Arhnemseweg. Zonet heb ik een kaartje getekend wat nu op de winkeldeur prijkt: ‘Heden avond te 19:00 uur dankstond in de gereformeerde kerk Lierderstraat’. Het is heus waar, terwijl ik een paar maanden te voren er een maakte met de woorden: ‘Hedenmiddag gesloten wegens biduur voor de nood der tijden’. Hoe kan het dan dat nu plotseling alles zo anders is geworden? Ik zal proberen te beschrijven hoe het zo ongeveer is gelopen.

Sinds enkele dagen was alles hier in grote spanning want de berichten vertelden ons dat de Tommies steeds naderbij kwamen. Donderdagmorgen de twaalfde was de spanning zo toegenomen dat Elly, die eigenlijk naar school moest in Appeldoorn, thuis diende te blijven, aangezien, naar men zei de Tommies al vlak op weg waren naar Appeldoorn. De een zei: ‘ze zitten nog slechts een kilometer of 7 er vandaan, de andere zei: ‘Wilp hebben ze’, maar het echte wist je eigenlijk niet, of durfde je bijna niet te geloven. Maar het zware geschut, het kanongebulder wat we vernamen, bewees wel hoe de toestand was.

Diezelfde dag werd ons verteld dat men in Voorst vlees kon gaan kopen van doodgeschoten vee. Tonnie is er heen gegaan met een paar kennissen en zij brachten een hele koe mee! Het gevolg was dat wij vrijdagmorgen 1/6e rund thuis kregen, een massa, geweldig! Hoewel wij er reusachtig mee waren geholpen, zat er toch een zo heel tragische kant aan, namelijk de manier waarop we het konden krijgen, de reden waardoor het in ons bezit kwam. De aanblik in Voorst was dan ook ontzettend geweest! De huizen en boerderijen doorzeefd van kogels. Voorst heeft tussen de fronten in gezeten en dus onder het vuur. Als je daar dan aan denkt, wat is Beekbergen dan ongelooflijk bevoorrecht, onbegrijpelijk er doorgekomen met slechts heel weinig schade, alhoewel er helaas wel enkele slachtoffers door granaatscherven om het leven zijn gekomen.

 

De laatste weken van april 1945

Ik wil niet alles in de puntjes beschrijven, maar de angst die we uitgestaan hebben, dat ook wij hetzelfde lot zouden moeten ondergaan als bijvoorbeeld Voorst! Die kans was werkelijk heel groot, echter geen mens wist het. De toestand was van dien aard, dat zondag, de 15e, geen kerkdienst kon worden gehouden, slechts een korte bidstond, omdat elk ogenblik ook Beekbergen onder het granaatvuur kon komen en het dus niet verantwoord was met zo’n grote menigte in het kerkgebouw te zijn. De nacht die volgde van zondag op maandag was verschrikkelijk! ’s Avonds zijn we nog naar bed gegaan, maar om half 12 konden we niet langer boven vertoeven en waren we genoodzaakt naar de kelder af te dalen vanwege het vreselijke geschut. Daar hebben we met z’n zessen inéén gedoken gezeten, elk met een deken omgeslagen, en die nacht in het geheel niet of anders slechts enkele minuten geslapen. Daar zaten we, bij een olie-pitje, onder het gefluit van de granaten. Op zulke ogenblikken voel je de dood nabij. Een knal, gefluit… een geweldige slag… het neerslaan der scherven vlakbij in de tuin. Bij iedere fluit in angstige afwachting waar het projectiel zou barsten…

Toch heeft God ons die nacht doorgeholpen en wat het voor een gevoel was, toen ik ’s morgens de keldertrap opging, de voordeur uitging en het daglicht zag, is niet te beschrijven! Het was toen gelukkig stil! Ik vond bij mijn eerste paar stappen buiten zo al vier granaatscherven. In de loop van de morgen zijn er nog een portie bijgekomen. Ik ben zo vlug mogelijk naar Diks (dat was een boer) gegaan om melk te halen. Lopend natuurlijk, want zaterdag tevoren hadden de moffen onze enige in gebruik zijnde fiets gepikt. De schade in het dorp was reusachtig meegevallen. We verwachtten heel wat verwoeste woningen te zien, maar dit was gelukkig niet zo, alleen wat schade van scherven inslag. De projectielen schenen in de lucht ontploft te zijn, zodat ze alleen een schervenregen verspreidden.

Die maandag zijn we om beurten gaan slapen. Een paar ’s morgens en de rest ’s middags. Moeder lag ’s middags net in bed, toen ze er hals over de kop weer uit vloog en wij allen naar de kelder moesten omdat de Tommy’s vanuit de lucht aan het mitrailleren waren. Moeders heeft toen haar bedje maar onder de grond gespreid. Geleerd door de vorige nacht, waarvan we allen nog geradbraakt waren, hebben we de kelder zo goed en kwaad het ging en wat geriefelijker ingericht voor slaapgelegenheid.

 

Zijn we echt bevrijdt

’s Avonds bereikte ons de tijding dat de Nederlandse vlag wapperde van de toren in Loenen. Vannacht zouden ze, zo meende men, wel naar ons komen en wel, met zulke onnoemelijk grote tanks, dat de huizen niet werden ontzien, daar zou wel dwars doorheen gereden worden. Ik kan niet zeggen wat een beklemming zo iets geeft, want stel, dat het zo was en wij zaten in ons keldertje? Daar was geen ontkomen meer aan! We mochten ook naar de schuilkelder komen, maar dit was onmogelijk, daar Tonny de hele dag al op bed lag en zij absoluut niet kon zitten. ‘Ik houd het geen kwartier vol’ zei ze. Dus bleef ons geen andere mogelijkheid dan in ons eigen keldertje te kruipen, waar zij en nog een paar van ons, konden liggen. Wat waren wij achteraf blij, dat het ons onmogelijk was gemaakt naar de schuilkelder te gaan, want we zouden geen oog dicht gedaan hebben. Nu hebben we, zij het met tussenpozen, kunnen slapen! Ik ben wel vijf keer van slaapplaats verwisseld, namelijk eerst op de matras op de grond, daarna moesten we wisselen en verhuisde ik naar de stoel, waar ik een tijd in elkaar gedoken heb gezeten en geloof ik ook geslapen. Toen ben ik er voor gaan zitten, tot ik naar de ligstoel verplaatst werd, en het laatste uur bracht ik er naast op de grond door liggend op twee jassen. Maar….ik heb op al mijn ligplaatsen gemaft.

 

En nu de morgenstond: die laat zich niet beschrijven. Omdat het zo rustig was geweest vonden we dat ik het maar moest wagen naar Hutink (dat was ook een boer) te tippelen voor melk. Men begrijpt dat we die juist nu niet konden missen. Maar wat ik in de Dorpsstraat te zien kreeg! Alles stond in groepen bij elkaar en eensklaps zag ik vanuit het postkantoor de driekleur wapperen! Mijnheer van der Helm ging zijn vlag uitsteken, en meerderen zag ik al! Men zei, de Tommy’s zijn al op de Loenenseweg aan het landmijnen opruimen geweest. Ik liep nog wat door en wat zag ik daar bij de versperringspalen bij Dolman (dat was een drogist) voor het huis? De eerste Tommy was er bezig! Toen ben ik terug gelopen, nee gerend, om ze thuis in te lichten. Hetgeen ik , ik geloof met een hoofd als een pioen en buiten adem, gedaan heb. Met Elly ben ik daarop naar Lieren gerend en op de Molenakker sjeesden ons de eerste Canadeesjes voorbij. (‘Oh dat was zo’n feest heh’, zegt mevrouw de Jong met een grote glimlach tussen het voorlezen door.)

 

Lieren zat al vol en het gejuich steeg op, overal! Wat je zag: Tommy’s, Tommy’s Tommy’s! Bij de Boks liepen ze al om het huis, je zag ze in het land lopen om de mijnen op te ruimen. Een hele karavaan stond op de Hulleweg! Terug in Beekbergen stond alles op de uitkijk of rende naar Lieren en de vlaggen wapperden overal! Toen we thuis kwamen hebben we alle zes na het ontbijt snel de benen genomen naar het dorp de Tommy’s tegemoet! Een gezwaai en gejuich! Ze deelden sigaretten uit, waarvan ik er ook een heb! Eerlijk van een Canadees gekregen!

 

We hebben dinsdag zowat de hele dag in het dorp gebivakkeerd. Hebben witbrood gekregen met boter en stukken biscuits! De gunst van boter op een snee viel mij te beurt. Tonny kwam met een stuk vooroorlogse Lux-zeep aan (zij was plotseling genezen!). Toos bracht chocolade en kauwgom mee. En ook kwam Tonny met een heel witbroodje aan! (Dat waren allemaal traktaties, onderbreekt mevrouw de Jong het voorlezen, die ik nooit meer zal vergeten).

 

Nu is ze met Elly naar diezelfde Tommy’s om chocolade te gaan eten. Ongelooflijk! Netty van Teeckelenburgh (een meisje die we kenden) tufte ons gisterenavond voorbij achterop de motor bij een Tommy! Dat je zoiets nu meemaakt, hoe kan het! De leden der N.S.B. zijn gearresteerd en ondergebracht in de school, daarna zijn ze naar Appeldoorn gebracht om verhoord te worden.

Bron: www.thecanadianencyclopedia.ca

Deze dagen zijn een droom. Je kunt niet begrijpen dat je dit meemaakt. Het is gewoonweg een wonder dat we er zo af zijn gekomen; niemand had dat durven hopen, want het leek heel anders te zullen worden. Vooral als je zo’n nacht als zondag op maandag in de kelder hebt meegemaakt, terwijl de stukken om je huis neervielen, dan kon je niet geloven zonder gevechtshandelingen bevrijd te zullen worden. En toch is het zo! Daar kun je niet dankbaar genoeg voor wezen. En hoe zal het overige deel van Neêrland verlost worden? Dat ook voor die inwoners heel spoedig het licht mag gaan schijnen, en zij, zo het kan, zonder offers de dag mogen intreden, de dag, waarop de vijand geheel verslagen zal zijn; dit is ons aller hoop en vurig bidden!’

18 april 1945.

‘Dat is toch wel een documentje vind je niet? Dat was de reden waarom ik de oproep van jullie beantwoord heb. Het is toch eigenlijk zonde als dat weggegooid wordt dacht ik. Ik ben er voor gaan zitten en zoals je het las zo beleefde je het ook. Het was net alsof je in een hel was. Het was vreselijk wat we mee maakten. Het is goed dat dit soort verhalen daarom bewaard blijven voor de volgende generaties.’

Wij willen mevrouw De Jong bedanken dat zij haar verhaal aan ons heeft verteld. Ze slaat de spijker op z’n kop in de laatste zin: ‘Het is goed dat dit soort verhalen daarom bewaard blijven voor de volgende generaties.’ Juist daarom gaan wij met alle vrijwilligers van Oorlogsherinneringen hier mee door!

Om alle verhalen die niet vergeten mogen worden door te vertellen!