Aad Nederpelt

Opgetekend door onze vrijwilliger Kees Nederpelt

Oorlogsherinneringen van mijn vader

Aad Nederpelt  1926 – 2010

 

Mijn vader Aad woonde samen met twee broers en drie zussen, vader Henk en stiefmoeder Anna op de Zwartendijk in Monster/Ter Heijde aan Zee dicht bij de grens van de gemeente Naaldwijk.

Het hele gezin werkte mee in het tuinbouwbedrijf van vader Henk.

De oorlog van mijn vader begon bij de inval van de Duitsers in mei 1940 en eindigde in juli 1949 na terugkeer uit Nederlands- Indië.

 

Mei 1940

Op 10 mei 1940, bij de Duitse inval van Nederland, vonden er boven Het Westland luchtgevechten plaats tussen Duitse en Nederlandse jachtvliegtuigen.

Mijn vader herinnerde zich, dat er een gevecht plaatsvond op die dag tussen een Duits transportvliegtuig en een Hollands toestel, een Fokker D21. Het toestel en de vlieger werden beide geraakt door vijandelijke kogels. Het toestel stortte neer in de buurt van de korenmolen. De vliegenier, luitenant Ter Stege, kwam met een bloedende schouder uit het weiland gelopen.

 

Nabij Ockenburg waren Duitse luchtlandingstroepen geland met transporttoestellen.

Deze troepen werden door een Nederlandse batterij veldartillerie vanuit Poeldijk beschoten. De Watertoren aan de Haagweg werd door Nederlandse troepen gebruikt als observatiepost. De Duitse luchtlandingstroepen wisten echter redelijk voortvarend door te dringen in het Westland.

 

Bommen op Monster

Het was zondagavond 20 oktober 1940. Buiten werd het al donker. In de verte speurden Duitse Zoeklichten, voornamelijk opgesteld in Hoek van Holland, het luchtruim af. Nu en dan klonken de knallen van de luchtafweerkanonnen.

Een Engelse bommenwerpen was het doelwit en het probeerde aan de luchtafweerkanonnen te ontsnappen met een lading bommen aan boord. Waarschijnlijk dacht de piloot, dat hij boven zee vloog toen hij de bommen liet vallen, om zonder de zware last makkelijker aan het Duitse afweervuur te kunnen ontsnappen.

De bommen kwamen echter helaas terecht in de dorpskern van Monster.

De bommen beschadigden huizen op de hoek van de Molenstraat en Taets van Amerongenstraat. Een voorbijkomende streekbus werd ook geraakt.

Deze explosies hadden zeven doden en 15 zwaargewonden tot gevolg.

 

Het Westland en de Atlantikwall

Om zich tegen een geallieerde te beschermen, bouwde Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog de Atlantikwall, een verdedigingslinie langs de West Europese kust met een lengte van meer dan 6000 kilometer. De Atlantikwall liep van Noorwegen tot Spanje (inclusief de Kanaaleilanden) maar was geen aaneengesloten geheel. In eerste instantie werden alleen strategische locaties, zoals havens, versterkt. Vanaf 1942 werden tussen deze plaatsen steeds meer steunpunten gebouwd voor de kustverdediging. Eind 1942 werd ook de verdediging aan landzijde belangrijk, uit angst voor luchtlandingen en tangbewegingen. Om mens en materiaal tegen bombardementen te beschermen begon toen ook de grootschalige bouw van zware bunkers. Weer een jaar later, begin 1944, liet generaal Rommel de bestaande verdediging uitbreiden met allerlei hindernissen, mijnenvelden en inundatiegebieden.

 

Hoek van Holland beschermen

 In Nederland was de Hoek van Holland een van de belangrijkste plaatsen vanwege haar ligging aan de monding van de Nieuwe Waterweg, de toegang tot de haven van Rotterdam. Samen met het eiland De Beer aan de zuidzijde van de Nieuwe Waterweg, vormde het Westland de vesting Hoek van Holland. Het zou een van de zwaarst verdedigde gebieden in de hele Atlantikwall worden. Om Hoek van Holland te verdedigen tegen oprukkende vijandelijke tanks begonnen de Duitsers in juni 1942 met het graven van een tankgracht om het gebied rond het dorp af te sluiten.

Tankgracht Voor de aanleg en het bijbehorende vrije schootsveld werden honderden inwoners van Hoek van Holland geëvacueerd, tientallen huizen gesloopt en zo’n 20 tuinderijen verplaatst. Eind 1942 werd besloten een stuk noordelijker ook een tweede tankgracht te graven die in een wijde boog om de eerste tankgracht liep. Langs de gracht werd een aantal steunpunten gebouwd, onder andere bestaand uit geschuts- en manschappenbunkers. Bijna 2.500 inwoners van ’s-Gravenzande moesten hiervoor hun huis verlaten, enerzijds omdat ze direct getroffen waren, anderzijds omdat hun huis gevorderd werd voor onderbrengen van evacués.

 

Alles wat de aanleg in de weg stond of een vrij schootsveld verhinderde werd gesloopt: woningen, werkplaatsen, loodsen, garages, schuren. Ook bomen en struiken verdwenen. De meer dan 200 tuinderijen in het getroffen gebied mochten hun kassen en warenhuizen afbreken en ergens anders weer opbouwen.

 

Evacuatie bewoners

De evacuaties betekenden een groot menselijk drama. De ontruimingen moesten vaak binnen korte tijd na de aankondiging voltooid zijn waardoor een race tegen de klok ontstond om iedereen op tijd geherhuisvest te krijgen. Omdat een groot deel van de beste huizen werd gesloopt en er bovendien al een groot woningtekort in ’s-Gravenzande bestond, kwamen veel geëvacueerde gezinnen in te kleine en slechte woningen terecht. Soms zelfs in woningen die voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking kwamen. Een deel van de evacués verhuisde daarom telkens om eindelijk in een fatsoenlijke woning terecht te komen. Veel van hen kwamen terecht in Zaltbommel.

Dwangarbeid aan de Atlantikwall

Tijdens de bezetting waren mijn vader, zijn broers en vader vrijgesteld van te- werkstelling in Duitsland, omdat het tuinbouwbedrijf een bijdrage leverde aan de voedselproductie bestemd voor Duitsland.

Vader Aad werd gedurende de bezetting gedwongen te werken aan het onderhoud van bunkers van de Atlantikwall ter hoogte van Vluchtenburg in ’s-Gravenzande en Hoek van Holland. 1 maal meldde hij zich niet op tijd voor de geplande werkzaamheden en werd hij door de bezetter opgepakt. De werkzaamheden bestonden uit aanbrengen van graszoden op de bunkers, grondwerk en invetten van in de bunkers opgeslagen Duitse granaten.

 

Tijdens deze werkzaamheden is mijn vader getuige geweest van luchtalarm veroorzaakt door een Engelse Spitfire, die een fotoverkenningsvlucht uitvoerde langs de kust. Hij moest samen met de Duitse troepen troepen, die hier gelegerd waren dekking zoeken bij een zogenaamde FLAK-opstelling. Er werd hevig geschoten op het Britse toestel.

Het invetten van Duitse granaten, die zich in de bunkeropslagen bevonden werd gedaan met gebruikmaking van speciale wapenolie, die vrij dun van samenstelling was. Mijn vader heeft samen met een paar mede arbeiders de Duitsers een keer een poets gebakken. Deze hadden een dienstfiets tot hun beschikking. Hiervan werd door de arbeiders in het geheim, het zadel van verwijderd, waarna het gehele fietsframe werd gevuld met wapenolie. Nadien kwamen de Duitse uniformbroeken in aanraking met de smerige olie zodra ze gebruik maakte van de fiets. Via de trapas kwam de olie naar buiten! Een ludieke “sabotageactie”!

Als de Nederlandse arbeiders onderling converseerden konden de Duitsers dit maar moeilijk verstaan, zeker als ook het Westlandse accent werd gesproken. Indien een Duitser iets niet verstond werd er vrij bits gereageerd met “Wass?” Waarop mijn vader altijd antwoordde: “”Dat moet je op je kont smeren, kun je naar Engeland glijden”.

 

Noodlottig ongeval

Het was in de duinen zeker niet ongevaarlijk. Het was door de Duitsers ook verboden om je hier te begeven. Echter hoe kun je spelende jeugd tegenhouden! Maar de kinderen hadden geen weet van het Duitse mijnenveld op de grens van Monster en Loosduinen. Zo kon het gebeuren, dat op 27 september 1942 omstreeks 14:30 drie jongens; de gebroeders Teunis en Corstiaan Moor en Johannes de Bruin,  als gevolg van een exploderende mijn achter de Watertoren te Monster gedood werden. Twee andere jongens raakten gewond door de explosie.

Slopers in Ter Heijde aan Zee

Op last van de Duitsers werden eind 1942, begin 1943, alle in huizen in Ter Heijde aan Zee gesloopt teneinde een vrij schootsveld voor de Atlantikwall te hebben. De  bewoners, 500 in getal, werden elders in Monster ondergebracht. Alleen de kerk mocht blijven staan, deze werd door de Duitsers als stal gebruikt. Na de oorlog is het dorp opnieuw opgebouwd.

 

Vorderen van fietsen en het belang van tuinbouw

Tot tweemaal toe werd de fiets van mijn vader gevorderd door de Duitsers. Als jonge vent was dit je enige vervoermiddel. Niets wat je hiertegen kan ondernemen. Je kon gaan lopen!

De keren, dat hij geruime tijd na de oorlog op vakantie was in West-Duitsland vroeg hij steevast bij een Duitse rijwielhandelaar of verhuurder: “Wo is mein Fahrrad?

De bezettingstijd verliep onzeker, maar redelijk veilig voor mijn vader en zijn familie.

Er moest dwangarbeid in de duinen aan de bunkers uitgevoerd worden en er was vanaf acht uur ’s-avonds een avondklok, de zogenaamde spertijd. Je moest binnenblijven en de ramen blinderen. Door hun bijdrage aan de voedselvoorziening is hen veel leed bespaard gebleven.

Het oogsten van alle groenten teelten was belangrijk. Deze werden aangevoerd naar de veiling Zwartendijk en door de Duitse bezetter tegen een lage vergoeding ingenomen voor de voedselvoorziening in Duitsland.

De fustloods van de veiling Zwartendijk werd in 1941 in brand gestoken door als verzetsdaad van een drietal Naaldwijkse tuinders, Voskamp, Neervoort en Lucas, elk nog geen twintig jaar oud. Zij protesteerden tegen het wegvoeren van Westlandse producten naar Duitsland.

Mijn vader vertelde, dat men bij de bevrijding op 8 mei 1945 korte metten wilde maken met ene Meijer, een N.S.Ber die mensen verraden had tegenover de Duitse bezetter.

Echter men mocht geen eigen rechter gaan spelen en de liquidatie van Meijer werd voorkomen door de Canadese bevrijders.

 

Nederlands- Indië

Na de bevrijding wilde hij zijn vaderland helpen zoals velen. Hij nam dienst als Oorlogs Vrijwilliger bij de Mariniersbrigade. Opgekomen in Volkel in 1946. Na opleiding vertrek met het troepentransportschip Kota Inten naar Nederlands-Indië in 1947. Hij nam deel aan beide politionele acties en verschillende kleinere operaties op Oost-Java gedurende 1947-1948.

Tijdens de landing bij Pasir Putih stond hij als 1 van de eersten achter de klep van het landingsvaartuig. Gewond geraakt door granaatscherven. Malaria opgelopen. Was ingedeeld bij Verzorgings en Bewapenings Afd en later bij Veiligheids Dienst Mariniers Brigade. Opgeklommen van marinier 3eklas tot korporaal. Voorgedragen voor een onderscheiding na een actie, waarbij hij eigenhandig een stuk geschut van TNI-opstandelingen overmeesterde. In 1949 gerepatrieerd naar Nederland met de Grote Beer. Kreeg bij terugkomst een klein gage en een ov-kaartje voor de thuisreis. Op 31 juli 1949 werd hem “groot verlof” toegekend.

 

Hij vertelde mij weinig over zijn strijd en verblijf in Indië.  Gelukkig wel zo in zijn laatste 20 levensjaren. Toen begreep ik ook zijn " kort lontje" reacties, die hij altijd had bij onveilige situaties en zijn afkeer voor oorlogsgeweld. Pas nadat hij zijn verhalen verteld had eindigde zijn oorlog echt. Ik ben nog steeds trots op hem!

 

 

 

Foto 1 De neergestorte Fokker D21 nabij de Molenslag in Monster 10 mei 1940

Foto 4 Op deze foto zien we Duitse luchtlandingstroepen in Naaldwijk op 15 mei 1940 op de dag dat het Nederlands leger capituleerde

Foto 6 Foto van de getroffen huizen in Monster als gevolg van het vergis bombardement oktober 1940

Foto 7 Een foto van de bevrijding van Monster op 8 mei 1945. Op de foto zien we leden van het verzet en de Binnenlandse Strijdkrachten

Foto 8 Een foto van mijn vader genomen tijdens een kort verlof op Oost-Java 1948

Foto 9 Mariniers gaan aan boord van een landingsvaartuig 1947

Foto 10 Mijn vader liggend achter een .30 browning machinegeweer bij een operatie van de Mariniers nabij een kampong op Oost-Java 1947

Foto 11 Portretfoto van korporaal der Mariniers Aad Nederpelt